Additionally, paste this code immediately after the opening tag: Reisverslag Tibet: Lhasa - Kathmandu - Forum Wereldfietser

Reisverslag Tibet: Lhasa - Kathmandu

Lhasa – Kathmandu

1.“Aankomst in Kathmandu” (email d.d. 27/9/1999)

Namaste (=hallo),

Zoals jullie merken, heb ik de vlucht met Uzbekistan Airlines overleefd en ben ik veilig in Kathmandu aangekomen. Afgelopen zaterdagavond vertrokken we met 10 fietsers vanaf Schiphol richting Tasjkent. We hebben een gemêleerde groep: veel ervaren fietsers, een ex-amateur-wielrenner, een oudere man die
Parijs - Brest - Parijs (1200 km non stop!) nog heeft gereden, kortom veel fietsreiservaring.

Het toestel van Uzbekistan Airlanes was tot onze grote opluchting geen Iljoesin of Toepulev, maar gewoon een moderne Airbus 310. Daar was ik ook al mee naar Marokko en Peru gevlogen, dus ik voelde me niet langer ongerust dat ik de veiligheidshelm (die ik bij mijn afscheid op het werk van Jaap had gekregen) toch maar thuisgelaten had. We vertrokken rond 8 uur 's avonds en kwamen rond 5 uur 's nachts plaatselijke tijd in Tasjkent aan. Van onze overstaptijd van anderhalf uur was toen nog maar een half uurtje over. Terwijl we met een bus naar de transferruimte werden gebracht, zagen we onze in dozen verpakte fietsen uitgeladen worden. Na een uurtje met grensformaliteiten bezig geweest te zijn, werden we tot onze verbazing weer naar hetzelfde toestel gebracht en zagen we onze fietsen weer ingeladen worden.

Ook de vlucht naar New Delhi ging dus in een veilige Airbus. Helaas lukte het slapen niet zo best meer, omdat het inmiddels licht geworden was en de overige passagiers wel al wakker waren (wij hadden pas twee uurtjes
geslapen). De aankomst in Delhi was herkenbaar. Net als twee jaar geleden kwam de tropische, benauwende hitte ons gelijk tegemoet. Delhi bleek niet over een transferruimte te beschikken, maar aangezien we geen visum hadden, konden we ook niet langs de douane. Dus werden er allerlei belangrijke mensen opgetrommeld om ons probleem op te lossen. Ondertussen bleek dat onze bagage per ongeluk was uitgeladen en op de bagageband lag. Dus moest onze reisbegeleider naar de bagageruimte om al onze bagage te identificeren. Ook de fietsdozen moesten weer ingeladen worden. Na een uurtje moeilijkdoenerij konden we in het vliegtuig van Indian Airlines stappen, dat overigens naast het toestel van Uzbekistan Airlines stond. Al die moeite voor 50 meter afstand! Toen het toestel van Indian Airlines zijn motoren aanzette, werd ik eventjes heel erg beroerd. Hoewel we weer in een Europese Airbus zaten, kraakte en piepte dit vliegtuig van alle kanten. Gelukkig had ik goed zicht op de stewardess, en die zag er rustig uit, dus namen we maar aan dat alles normaal was. Dit mailtje bewijst dat het allemaal goed gegaan is.

Anderhalf uur later landden we in Kathmandu. Eindelijk begon ik echt het vakantiegevoel te krijgen. Na zeker 50 boeken over de Himalaya en bergbeklimmingen gelezen te hebben, was ik dan eindelijk zelf eens een
keertje in deze legendarische stad. Elk plezierig gevoel verdween zodra we onze fietsdozen zagen: een groot drama. In alle keren dat ik mijn fiets in een vliegtuig heb gestopt was die er nog nooit zo slecht uitgekomen als deze keer. Enkele dozen waren gescheurd, en andere (waaronder de mijne) waren uit nieuwsgierigheid opengesneden. Aangezien ik mijn zadel los in de doos had gestopt, was ik even erg ongerust (1000 km zonder zadel fietst toch niet zo lekker) maar gelukkig zag ik mijn zadel door een spleet nog liggen.

We werden in een busje naar ons hotel gebracht. Het Fuji Guesthouse, een prachtig gloednieuw Japans hotel. Een enorm contrast met de omgeving: Kathmandu is eigenlijk een Indiase stad. Ongelooflijk druk, vreselijk veel mensen en een kabaal dat werkelijk niet te beschrijven is. Overal rijden de afgedankte Mercedes bussen, de TATA vrachtwagens, de Japanse auto's en niet te vergeten de riksja’s door elkaar over vreselijk slechte wegen met enorme gaten. Op weg naar het hotel heerste grote stilte in de bus. Iedereen keek naar buiten en had het te druk met kijken om nog te kunnen praten.

De hotelkamers waren heel netjes. Keurige tweepersoonskamers met WC en douche. Na zo'n 36 uur vrijwel zonder slaap viel ik onmiddellijk in slaap toen ik eventjes op het bed ging liggen. Maar het was pas 4 uur 's middags, en als je je jetlag snel wil wegwerken, moet je je zo snel mogelijk aan het dagschema terplekke aanpassen. Met heel kleine oogjes gingen we naar een restaurantje dat de reisleider nog van zijn wereldreis (fietsend van NL naar Australië) kende.

Het restaurant was zeer apart: verlicht met kaarsen (de stroom was net weer eens uitgevallen) en met een ober die continu op een hilarische manier met de vrouwelijke en mannelijke gasten zat te flirten. Tijdens het eten speelde hij en zijn kinderen muziek voor ons. Ze speelden hetzelfde liedje dat onze reisbegeleiders in India ook 's avonds voor ons speelden. Uiteraard moesten we meezingen en dansen, maar voor Westerlingen is het zo'n raar deuntje dat je nauwelijks mee kunt doen. Rond 10 uur lagen we eindelijk op bed voor een lange nacht.

De volgende dag (vandaag, maandag 27/9) is gereserveerd om Kathmandu te bekijken. Vanochtend zijn we lopend vanaf ons hotel (we zitten in de toeristenwijk) het centrum ingetrokken. Naast de oorverdovende drukte vielen vooral de tempeltjes op vrijwel elke straathoek op. Prachtige bouwwerken tussen de vreselijke huizen van de Nepalezen zelf.

's Middags zijn we met de riksja naar de Botna Stupa, het beroemde bouwwerk van Kathmandu, geweest. Het is een gigantische stupa (maar dan weten de meeste van jullie nog niets!). Een stupa is een religieus bouwwerk dat uit 5 delen bestaat, die de 5 elementen die in het Boeddhisme worden onderscheiden, weergeven. Deze stupa is gigantisch groot, en heeft een paar mysterieuze ogen in het midden. Hoe het er exact uitziet, komen jullie maar op de foto's bekijken. Morgenochtend vliegen we naar Lhasa, waar we een week zullen acclimatiseren voordat we eindelijk aan de fietstocht gaan beginnen.

“Lek in Lhasa” (email d.d. 1/10/1999)

He, hè, na twintig minuutjes wachten heb ik dan eindelijk verbinding met Hotmail. Hier in Lhasa gaat het allemaal niet zo snel. Een verslagje van de laatste dagen:

28 september
We vertrokken met het vliegtuig van Kathmandu naar Lhasa met een echte Boeing, die niet eens al te erg rammelde. Na een kwartiertje kwam het hoogtepunt van de vlucht: de passage van de Mount Everest. Al in de
vertrekhal hadden we uitgebreid lopen discussiëren wie die ene zitplaats aan de linkerkant van het vliegtuig mocht hebben, omdat volgens mijn berekeningen dat de kant van de Mount Everest zou moeten zijn (stom ik had veel beter kunnen zeggen dat het rechts was!). Helaas was ik niet de uitverkorene, maar door een ruil zat ik maar twee stoelen van het raam en kon ik alsnog in totale extase raken (beetje overdreven, maar ik vond het wel erg bijzonder). Ik zag een gigantisch bergmassief, met op de voorgrond een enorme wand. De rest van de bergen was door de wolken niet te zien. Bij controle (toch lichte trekjes van beroepsdeformatie?) bleek de wand echter de oostwand van de Makalu (5e berg ter wereld) te zijn, terwijl we de Lotse (4e berg) en de Everest (nr 1) eigenlijk niet echt hebben gezien. Toch een schitterende vlucht.

We landden op 100 km van Lhasa in een vallei te midden van kale bergen. Het landschap was eigenlijk precies zoals ik het verwachtte: kale bruine bergen op een zeer uitgestrekte vlakte met enkele witte bergtoppen in de verte. Met een bus werden we naar Lhasa vervoerd.
Lhasa is een verademing ten opzichte van Kathmandu. Grote, brede rustige straten, veel minder getoeter en geschreeuw en veel kleiner en overzichtelijker dan Kathmandu. Er wonen twee bevolkingsgroepen: de
Tibetanen en de Chinezen (Wung-look-a-likes). De Tibetanen zijn donkerder van huidskleur (ook al omdat wassen geen prominente plaats in hun cultuur inneemt) en zijn langer en breder dan de Chinezen. Het onderscheid is overigens lang niet altijd makkelijk te maken. Van spanning tussen de bevolkingsgroepen is weinig te merken, wel zijn er veel legerplaatsen en rijden er veel jeeps rond.

Ons hotel is een heel erg luxe Chinees hotel, dat vrij ver uit het centrum van de stad ligt. Het komt erg klinisch over, maar de Chinese kamermeisjes kunnen me erg bekoren: mooie vriendelijke, traditioneel geklede meisjes die trouwens geen woord Engels spreken. In een door een Nederlandse kok gedreven restaurant eten we kaas met Zaanse mosterd en Fresch Dutch Coffie. Wat een wereldreizigers zijn we toch.

29 september
Het is weer raak. De eerste effecten van hoogteziekte zijn er weer, maar deze keer gelukkig niet bij mij. Twee reisgenoten zijn ziek en blijven de hele dag binnen. Ze blijven nog dagen last houden van hoofdpijn,
duizeligheid en kortademigheid. Ik zelf voel me uitstekend. Ik raak niet snel buiten adem en heb geen hoge hartslag. ‘s Ochtends trekken we de stad in. Ik trek er zo snel mogelijk in mijn eentje op uit: ik vind groepsreizen leuk, maar ik heb absoluut tijd voor me zelf nodig en na vier dagen continu in de groep te zijn geweest snak ik naar wat solistische avonturen.

Ik wandel richting het wereldberoemde Potalapaleis (voor strandvakantiegangers: dat is het paleis van de Dalai Lama). Onderweg trek ik veel bekijks. De Tibetanen en Chinezen zijn nog niet echt aan toeristen gewend en met mijn blonde haar ben ik een opvallende verschijning (eindelijk!!). De Tibetanen en Chinezen vinden het prachtig als je ze gedag zegt, maar dat je daar ook een beetje mee moet oppassen merk ik als een meisje dat ik gedag heb gezegd een kwartier lang zonder iets te zeggen met open mond naast me blijft lopen.

Het Potalapaleis is aan de ene kant indrukwekkend, maar zoals vaker bij wereldberoemde gebouwen (bijvoorbeeld Taj Mahal) vond ik hem in het echt toch wat tegenvallen. Het paleis ligt midden in de stad op een rotsige heuvel. De tegenvallers waren vooral de drukke verkeerswegen aan alle kanten van het paleis en het afzichtelijke Chinese spandoek op de voorkant van het Paleis. Ik liep in de foute richting om het Potalapaleis heen (om alle Boeddhistische monumenten moet je linksom heen lopen) waardoor ik wederom veel aandacht trok. Wat me opviel is dat het paleis is vergeven van de Tibetanen in plaats van de toeristen. In heel Lhasa zijn geen toeristenwinkels te vinden en de toeristen vormen een duidelijke minderheid in het straatbeeld. Als er toeristen zijn, zijn het natuurlijk weer Nederlanders.
's Middags hebben we de schade aan de fietsen opgenomen en die viel erg mee. De dozen zijn compleet naar de maan, maar die kunnen we toch niet meenemen tijdens de fietstocht. Na het monteren van het stuur en het zadel fietste ik naar de zuidkant van Lhasa waar ik een hopelijk erg mooie foto van het Potalapaleis maakte.

30 september
De reisbespreking. Ik val bijna van mijn stoel als de reisleider alles opnieuw ter discussie stelt. Hij heeft geen ervaring met groepsreizen en dat is duidelijk te merken. Hij probeert de fietstocht te organiseren als een wereldreis: geen vooraf vastgestelde dagetappes, geen vooraf vastgestelde overnachtingplaatsen en geen duidelijkheid over hoe en waar we eten. In de voorbereiding waren we echter een etappeschema van 10 etappes van gemiddeld 72 km overeengekomen met drie rustdagen in hotels en drie reservedagen voor Tibet. De tocht naar het basiskamp van de Mount Everest wordt bij voorbaat van tafel geschoven, terwijl ik vanaf de eerste bespreking in november 1998 heb aangegeven dat dat voor mij een absolute must is (er was een rustdag ingepland zodat de trek naar het basiskamp mogelijk was). Ik ben absoluut razend. Ik heb ruim 5000 gulden voor de reis betaald en nu wordt (voor mij) het hoogtepunt van de reis eventjes tussen neus en lippen door geschrapt. Er tekent zich een steeds duidelijkere splitsing af tussen de mensen in de groep die alles van dag tot dag willen bekijken en zo min mogelijk willen organiseren (de reisleider en drie deelnemers) en de mensen die willen vasthouden aan het vastgestelde schema van etappes en overnachtingen. Heel symbolisch is als 's avonds het ene deel van de groep op het dak van het hotel zelf gaat koken terwijl het andere deel van de groep uit eten gaat.

Om mijn boosheid weer een beetje kwijt te raken (en weer eens te fietsen in plaats van te discussiëren), ga ik in mijn eentje een stukje fietsen. Het zal een memorabele fietstocht worden. Ik fiets richting het Seraklooster in het noorden van Lhasa. Bij aankomst wil ik eigenlijk verder rijden, maar een monnik vraagt me zo vriendelijk of ik niet even binnen wil kijken, dat ik niet kan weigeren. Het ommuurde klooster van de Geelkapmonniken bestaat uit een groot aantal afzonderlijke gebouwen. Op een binnenplaats zijn circa 50 monniken bezig met religieuze handelingen. Ik fiets langs de binnenplaats, als ik merk dat mijn voorband lek is. Midden in het klooster haal ik mijn voorwiel uit de voorvork en begin met het vervangen van de band. Uitgerekend op dat moment loopt de religieuze bijeenkomst ten einde en stromen de monniken naar buiten. Als ze mij met mijn voorwiel bezig zien, komen ze massaal kijken, zodat ik omringd door 20 monniken moet trachten mijn voorband te verwisselen. Als ik mijn reserveband in het wiel heb zitten, merk ik dat het oppompen niet erg wil lukken. Op dat moment realiseer ik me dat het vastknopen van mijn reserveband aan de bovenbuis van mijn frame tijdens de vliegtuigvluchten misschien toch niet zo'n handige actie was, aangezien er drie scherpe kabels over deze buis heen lopen. Plakken dus maar. Vol verbazing kijken de monniken hoe ik de band te lijf ga met de solutie en het plakkertje. Ik krijg niet de kans om mijn voorband op te pompen want zo'n buitenkansje wil een van de monniken zich niet laten ontgaan. Wild begint hij te pompen. Veiligheidshalve probeer ik het ventiel en de pomp zo veel mogelijk vast te houden om te voorkomen dat het ventiel afbreekt. Gelukkig gaat alles goed en na een half uurtje zit ik eindelijk weer op de fiets en verlaat ik, na de monniken een voor een de hand geschut te hebben, het klooster.

Tot zo ver het relaas van mijn mooiste lekke band allertijde. Nu het verhaal van de meest verschrikkelijke lekke band allertijde! Ik fietste uit het klooster en mountainbikete over singletracks. Ik was bijna terug op de
doorgaande weg, toen ik merkte dat mijn voorband weer lek was. Shit, dacht ik, zeker toch niet goed geplakt. Bij nadere inspectie bleek er echter een prikkel met vier doorntjes in mijn voorband te zitten. Eerst was ik opgelucht (ik kan dus toch banden plakken), maar die opluchting verdween toen ik zag dat het prikkeltje niet alleen was. Ruim vijftig doorntjes haalde ik uit mijn voorband. Toen pas zag ik dat mijn achterband ook niet geheel ongeschonden was (beetje naïef, geef ik toe). Conclusie: twee geheel vernielde buitenbanden en binnenbanden. Er zat niets anders op dan lopend weer naar het hotel terug te keren. In die 5 km werd ik met nog meer belangstelling dan normaal door de Tibetanen en Chinezen aangestaard, want een Westerling lopend met een fiets met twee lekke banden, dat zie je niet.

1 oktober
Vandaag, op deze heugelijke dag (50 jaar geleden grepen de communisten de macht over China en niet veel later over Tibet) ben ik nieuwe buitenbanden voor mijn fiets gaan kopen. Aangezien in Lhasa duizenden mountainbikes rondrijden, was ik geen moment bezorgd dat ik niet aan nieuwe banden zou kunnen komen. Als het nu tijdens de trektocht in de binnenlanden van Tibet was gebeurd, was het een heel ander verhaal geweest. Toen ik twee mooie buitenbanden had gevonden, vroeg ik de verkoper naar de prijs. 40 Yuan = 10
gulden. Voor de zekerheid vroeg ik nog even of dit per band was of voor beide banden. Maar deze belachelijke prijs (een mountainbikeband vind je in Nederland niet voor minder dan 35 per stuk) bleek weldegelijk voor twee banden te zijn. Voor de vorm dwong ik nog af naar 35 Yuan, waarna zowel de verkoper (Tibetanen zijn van nature vrolijk, maar hij bescheurde zich werkelijk om het enorme oor dat hij mij blijkbaar had aangenaaid) als ik zeer tevreden de koop sloten.
Inmiddels zijn de nieuwe banden gemonteerd en ben ik weer fietsklaar. Dat ga ik dus ook maar snel weer doen, kijken hoeveel prikkels ik vandaag nog kan verzamelen.

“Het ongeluk” (email d.d. 3/10/1999)

Geen leuke titel voor een emailtje. Laat ik, om onnodige ongeruste familieleden en andere lezers van dit emailtje te voorkomen, beginnen met de schade: een zeer pijnlijke onderarm (waarschijnlijk zwaar gekneusd), een stijve knie en schaafwonden op mijn knie, dijbeen, lies schouder en rug (dat is alles!) Het had allemaal een stuk erger kunnen zijn…
Gisteren ging ik, na de twee belangrijkste toeristische trekpleisters van Lhasa (de Jokhang en natuurlijk het Potalapaleis) bezocht te hebben, nog even een stukje fietsen. Ik fietste richting het tweede grote klooster in Lhasa, net als ik de dag ervoor na het verzenden van "Lek in Lhasa" ook al had gedaan. Ik nam een weggetje verder dan de dag ervoor. Het was een stenig paadje dat na een kilometer echt absurd steil en technisch werd. Aangezien ik weinig zin in opgeven had, liep ik met mijn fiets langs het moeilijke stuk in de hoop verderop weer redelijk begaanbare weg te vinden. Het weggetje liep echter dood en ik moest terugkeren.

Omdat ik wist dat de afdaling erg gevaarlijk zou zijn, zette ik mijn zadel lager, waardoor het zwaartepunt van de fiets verder naar achter komt te liggen en je minder snel over de kop slaat. Uiterst geconcentreerd daalde ik
het moeilijke deel zonder problemen af. Even verderop stonden vier Tibetanen die me gedag zeiden. Ik groette terug. Toen ging het mis. Waarschijnlijk door een moment van concentratieverlies doordat ik het moeilijke deel van de afdaling achter de rug had en door het groeten van de Tibetanen, raakte ik op een relatief makkelijk stuk van de stenige weg in onbalans. Mijn stuur glipte naar links, ik corrigeerde naar rechts, maar er was geen redden meer aan. Ik sloeg over de kop.
Een van mijn best bewaarde geheimen is dat ik ooit een jaar op judo heb gezeten. Ik vond het absoluut een vreselijke sport en denk onmiddellijk terug aan onophoudelijk opeenvolgende nederlagen bij wedstrijden. Een ding heb ik echter wel van judo geleerd en dat is hoe je een val kunt breken met een judorol. Toen ik met mijn fiets over de kop sloeg, maakte ik in een reflex de belangrijkste judorol uit mijn leven.

Ik stond op en het eerste wat ik deed (ongelooflijk maar waar) is kijken hoe mijn fiets er aan toe was. Het voorwiel was nog recht, het stuur was niet verbogen en de achterkant had vooral in de lucht gezweefd, dus daar kon niet veel mee mis zijn. Vervolgens inspecteerde ik de lichamelijke schade. Ik had meteen het gevoel dat er niets heel ernstigs aan de hand was. Ik had de klap opgevangen met mijn linkeronderarm en was over de linkerkant van mijn lichaam doorgerold. Bij mijn elleboog was een stukje vlees van een centimeter of 2 weggeslagen en de wond begon enthousiast te bloeden. Ook mijn knie zag er niet al te best uit en deed zeer. Even dacht ik bloed bij mijn hoofd te voelen, maar dat was een vergissing. Ik droeg geen helm. Ik heb mijn helm wel bij me en had me voorgenomen deze bij elke afdaling op te zetten. Bij deze korte rondrit had ik hem echter niet opgezet. Binnen 30 seconden zat ik weer op mijn fiets en ging ik voorzichtig verder met de afdaling. Ik raakte in een soort trance. Ik was alleen nog maar gefocust op terugfietsen naar het hotel (10 km), het ongeluk rustig aan mijn reisgenoten vertellen en met hoe ik het allemaal in dit emailtje zou gaan formuleren.

Tijdens het fietsen voelde ik hoe het bloed van mijn linker elleboog naar mijn vingers vloeide. De Tibetanen langs de kant hadden niets in de gaten en bleven even vrolijk als altijd groeten. Ik was niet in de stemming. Ik dacht aan Ernestine Glasbergen, de vriendin van mijn fietsvriend Frank Wolters, die twee maanden geleden bij een verkeersongeluk tijdens een fietsvakantie in Australië om het leven is gekomen. Voor mij had het, zonder helm op een weggetje met stenige rotsen van 5 tot 20 centimeter groot, ook veel erger af kunnen lopen.

Na een halfuurtje fietsen bereikte ik het hotel. Ik vroeg F, die net haar fiets naar boven aan het dragen was, of ze me even kon helpen. Toen ze naar beneden liep, zei ik dat ze maar niet moest schrikken, dat ik een ongelukje had gehad en dat het er erger uitzag dan het was. We liepen naar boven naar de kamer van N, die in de gezondheidszorg werkt. Inmiddels had vrijwel de hele groep zich in de hotelkamer verzameld. Er kwamen reacties als: jij komt ook elke dag met een nieuw avontuur thuis en jij mag niet meer fietsen. Ik merkte nog op dat het wel erg zonde was van al die zorgvuldig bij het acclimatisatieproces opgebouwde rode bloedlichaampjes.

Toen ik het verhaal eenmaal verteld had en ik het complete scenario dat ik op de fiets had verzonnen had afgewerkt, stortte ik emotioneel in elkaar. Erg prettig dat we vrouwelijke reisgenoten hebben die een schoudertje konden uitlenen. Na even rustig te zijn bijgekomen, ging ik douchen op de kamer van 2 reisgenoten. We waren inmiddels verhuisd naar een gezellig Tibetaans hotel met gezamenlijke douches. Alleen op deze kamer hadden we nog een privé-douche. Het douchen verliep als in horrorfilms: je zag het bloed door het putje wegstromen.
Toen ik onder de douche uit kwam, wees iemand mij erop dat ook mijn rug niet ongeschonden uit de strijd was gekomen. De hele linkerkant van mijn rug zit onder de striemen. Ik raakte weer van streek door deze nog niet eerder ontdekte wonden. Gelijk na het aankleden gingen we met zijn allen eten bij een Chinees restaurant. Hoewel ik eerst mijn knie als het grootste probleem voor de verdere fietstocht zag, begon mijn arm erg zeer te doen. Het typen van dit emailtje gaat dan ook met veel pijnscheuten gepaard.

De komende dagen zijn voor mij erg onzeker. Morgen vertrekken we voor de fietstocht van 16 dagen door Tibet en 1 of 2 dagen door Nepal. Ik weet niet of ik kan fietsen. Mijn knie is wel pijnlijk, maar lijkt me geen onoverkomelijk probleem. Er ik vraag me af of ik mijn stuur kan vasthouden met mijn zere arm. Remmen zal zeker een probleem worden, maar de eerste anderhalve dag gaat toch alleen maar omhoog (grapje!). Ik ben blij dat we een truck hebben, zodat ik eventueel delen van de tocht (afdalingen?) in de truck kan gaan zitten. Maar ik zal ook praktische problemen krijgen bij het inpakken van de bagage.

Of ik jullie tijdens de fietstocht kan emailen is zeer onzeker. We komen nog langs twee grotere plaatsen, maar het is niet zeker of ze daar Internetcafé's hebben. In ieder geval kan ik jullie over 18 dagen in Kathmandu weer mailen, maar dan ben ik ook al bijna weer thuis. Graag had ik jullie ook nog verteld over "I love you" roepende (tegen mij, ja) Tibetaanse dames en privé-lessen eten met stokjes van een beslist niet onaantrekkelijke Chinese, maar daar is de stemming op dit moment even niet naar.

“Lhasa – Shigatse: een pijnlijke ervaring” (email d.d. 10/10/1999)

Ik zit nu in Shigatse omringd door ongeveer 10 Chinezen die zich heel erg afvragen wat ik nu aan het schrijven ben. Laat ik jullie kort het verhaal van de afgelopen dagen vertellen. Het belangrijkste nieuws: ik heb elke
centimeter tussen Lhasa en Shigatse kunnen fietsen!

De route
De eerste dag voerde over 70 km geasfalteerde weg. De tweede dag zijn we over slecht verharde weg de eerste pas (Kamba La) overgegaan. We klommen van 3600 m naar 4800 m over slechte onverharde weg. De derde dag reden we langs een meer een etappe van ruim 50 km. De vierde dag beklommen we de tweede pas, de Karo La. Deze klim ging van 4500 m naar 5000 m. De vijfde dag reden we eindelijk weer een beetje de bewoonde wereld in (Gyatse). De zesde dag (gisteren) hebben we het laatste stuk naar Shigatse voltooid over zeer stenige weg.

De blessures
Toen ik in Lhasa op de fiets stapte, moest ik even een pijnkreet slaken. Hoewel ik weinig last had van mijn knie, deed het verschrikkelijk zeer als ik met mijn linkerhand mijn stuur beetpakte. Al gauw merkte ik dat na een minuut of twee de pijn begon weg te trekken. Tot de eerstvolgende hobbel natuurlijk. De eerste dag was geasfalteerde weg, zodat de pijn meeviel. De tweede dag moesten we vooral klimmen. Daardoor waren de botsingen relatief niet zo pijnlijk. ’s Middags moesten we echter afdalen. Daar zag ik enorm tegenop, totdat ik zag dat we maar 300 hoogtemeters hoefden af te dalen. Tijdens de afdaling merkte ik dat ik over een tamelijke grote woordenschat bezit om pijn uit te drukken (au, oooh, shiiit, euw etc). De derde dag was een ramp. Hoewel het vlak was, bestond de weg uit wasbord. Wasbordweg ontstaat wanneer een auto over een bobbel is gereden. De schokbrekers vangen de schok op en veren weer uit, waardoor een nieuwe kuil ontstaat. Als dat maar lang genoeg doorgaat, ontstaat een weg met om de 30 cm een kuiltje. Zo’n weg is een ramp voor iemand met een geblesseerde onderarm. Maar uiteindelijk heb ik het overleefd. De vierde dag hadden we weer een afdaling en toen begon ik te merken dat het echt beter ging met mijn arm. Ik had er bij het fietsen niet echt veel last meer van. Momenteel heb ik nog vooral moeite met aankleden en het wassen van mijn haar (maar dat gebeurd maar 1 keer in de week, dus zo'n groot probleem is dat niet!). Inmiddels beginnen ook de korsten van de schaafwonden af te vallen. Alleen de wond op mijn onderarm ziet er nog niet zo mooi uit, maar ook dat zal wel weer goed komen.

De groep
Wat er al een aantal dagen aan zat te komen, gebeurde de vierde dag. De groep ontplofte. Al vanaf het begin van de reis was er een splitsing ontstaan tussen de “Bende van Vier” (die de reis als een expeditie ziet, alles zelf wil regelen, en zo min mogelijk wil plannen) en de overige zes deelnemers die meer vaste afspraken willen. Ik wil vooral duidelijkheid over de dagetappes, zodat we het einddoel fietsend kunnen bereiken. Een ander wil zoveel mogelijk hotels en zo heeft iedereen zijn stokpaardje. Achteraf kun je zeggen dat de voorbereidingsbesprekingen niet goed genoeg zijn geweest en dat de verzinner van de tocht onvoldoende heeft gekeken naar routeschema's van andere organisaties. Het door hem opgestelde schema van 70 km per dag leek realistisch, maar blijkt in de praktijk door de zware condities (hoogte, wegdek, alles zelf koken etc.) volstrekt onhaalbaar. Na de emotionele ontploffing volgde een bespreking waarbij werd gesteld dat we het beste van de resterende tocht zouden gaan maken en dat we per dag de dagafstanden zouden bekijken. Hoewel ik daar eigenlijk een fel tegenstander van ben, heb ik me bij de meerderheid neer moeten leggen. Ik heb wel een beetje (veel) spijt dat ik de tocht bij deze organisatie heb geboekt. Bij elke andere organisatie was er gewoon een strak hard schema geweest waardoor ik het in eigen hand gehad zou hebben of ik het einddoel wel of niet haal. Nu ben ik afhankelijk van anderen en daar heb ik een bloedhekel aan.
Uit het voorgaande zou geconcludeerd kunnen worden dat het continu een grote ruzie in de groep is. Niets is minder waar. Weliswaar hebben we meningsverschillen, maar ik kan het met bijna iedereen goed vinden en over het algemeen is het best een gezellige groep.

De Tibetanen
Het dagelijks hoogtepunt is toch steeds weer de ontmoeting met de Tibetanen. Bij het eerste en het vijfde kamp werden we 's ochtends en ’s avonds overspoeld met nieuwsgierige Tibetanen. Vooral de vijfde dag (het
waren meer dan 50 kinderen) werd dat op een gegeven moment toch wel even wat minder leuk, vooral toen we ontdekten dat een deel van onze voedselvoorraad was geplunderd. Overdag blijven de ontmoetingen leuk. Ik speel weer het vertrouwde spelletje met kinderen (fietshelm en zonnebril bij de kinderen opzetten). De Tibetanen zijn zo'n leuk vrolijk volk dat het lang duurt voordat je er genoeg van krijgt. Maar je krijgt er wel genoeg van: als je meer dan honderd keer per dag hallo moet zeggen en stenen achter je aangegooid krijgt als je dat niet doet. Dan wordt het op een gegeven moment toch wat minder leuk.

De resterende tocht
Tegen alle afspraken in heb ik gisteravond toch eventjes een schema opgesteld voor de resterende etappes. Ik denk dat we Kathmandu toch nog fietsend kunnen halen door de resterende 9 dagen in Tibet gemiddeld 55 km per dag te rijden. De eerste drie dagen worden het meest kritisch, dan moeten we namelijk twee passen over. Everest base camp lijkt onmogelijk, daar zal ik nog een keertje voor moeten terugkomen.

“Shigatse - Kathmandu: fietsend, lopend, per truck en per bus” (d.d. 21/10/1999)

Gisterochtend begon ik precies twee minuten eerder aan dit emailtje. Na anderhalf uur getikt te hebben liep de computer vast... Dacht ik toch even weer enigszins in de bewoonde wereld te zijn!
We zijn aangekomen in Kathmandu, maar zoals jullie uit de titel van dit emailtje kunnen afleiden, is dat helaas niet helemaal verlopen zoals we gepland hadden. Laat ik jullie even bijpraten vanaf Shigatse.

11 oktober
We vertrekken uit Shigatse voor wat een lange etappe zou moeten worden. De komende drie dagen moeten we twee passen over om nog kans te maken op de fiets in Kathmandu aan te kunnen komen. En wonder boven wonder lukt het vandaag eens: we fietsen ruim 70 kilometer zonder dat iemand echt protesteert. Daarvoor moesten we wel de truck vooruitsturen om het kamp op te bouwen, zodat instappen in de bezemwagen erg moeilijk was! We kamperen in een prachtig dal onder een markante boom.

12 oktober
Vandaag moeten we een pas over (de Tso La) waarvan de hoogte erg onzeker is. Schattingen lopen uiteen van 4500 tot ruim 5000 meter. Ik heb pap in de benen. Gisteravond aten we zoals gebruikelijk een vegetarische maaltijd met de meest exotische groenten. Daar hou ik dus niet van. Ik heb de hele vakantie geprobeerd de maaltijden aan te vullen met blikjes tonijn of door vooraf een bak instant noodles (geleerd in Peru, werkt ook goed in China!) te eten.
Als we uit eten gaan is het een heel ander verhaal: we eten bij Han-Chinezen en daar kan mijn huischinees in Gouda nog heel wat van leren. Fantastisch eten. Gebakken rijst met ei, roerei met tomaten, kip met geroosterde pinda's, het zijn allemaal heerlijke gerechten. Ik zal weer erg moeten wennen aan de gewone bami pangang. Overigens is het altijd erg komisch om ons in een restaurant te zien eten. Bij de Chinezen is het gebruikelijk een tafel vol gerechten te bestellen waarvan iedereen kan eten. Dat leidt tot erg ongecoördineerde schranspartijen waarbij we elkaar geregeld in de armen en haren zitten.

Terug naar de etappe. De pas met de mysterieuze hoogte blijkt erg mee te vallen. Eerst een lang stuk vals plat, daarna een korte klim waarin we nog maar van 4300 naar 4590 meter hoeven te stijgen. Tijdens de beklimming van de pas begin ik me weer wat beter te voelen. De etappe begint pas in de afdaling van de pas. We rijden de hoogvlakte op en daar staat een vreselijk harde wind. Om deze wind met iets in Nederland te vergelijken, moet je denken aan een strandwandeling bij Scheveningen met stormwind vol tegen. Of zo'n harde wind dat alle zeilers van het water gaan en dat Bas de Bruin zijn surfplank onder het stof vandaan haalt om weer eens lekker te gaan surfen. Zo'n harde wind dus.

Door de harde wind ontstaat ook een stofstorm. Op een gegeven moment rijden we over een brug terwijl het zicht niet meer dan 5 meter is en het zand ons vol tegemoet komt. De resterende 35 kilometer worden dan ook loodzwaar. We proberen achter elkaar uit de wind te rijden, maar door de slechte weg kun je niet lekker uit de wind rijden omdat er vaak maar een goed spoor is. We stoppen elke 10 kilometer, omdat het psychologisch gezien een stuk makkelijker aftelt van 10 naar 0 dan van 35 naar 0. Na uren zwoegen met 12 kilometer per uur bereiken we dan eindelijk Latse. Helaas heeft niet iedereen het einde van de etappe gehaald die voor sommigen te zwaar is mede door de harde wind. Deze reis is lood en loodzwaar, met name door de effecten van de hoogte, de slechte weg en de vele beklimmingen

13 oktober
Vandaag staat de zwaarste beklimming van de reis op het programma, de La Pa La (of zoiets). We moeten van 4000 naar ruim 5220 meter klimmen over slechte onverharde weg. Daarnaast staat er net als gisteren een enorm harde wind, die de snelheid regelmatig tot zo'n 4 kilometer per uur reduceert. En dan duurt een beklimming van 25 kilometer erg lang.
Zoals ik me had voorgenomen fiets ik de pas weer eens ouderwets zonder te stoppen op. Ruim 3 uur heb ik nodig om de eerste 23 kilometer te fietsen. Dan begint het feest pas echt. De laatste twee kilometer voor de top zijn geheel onbeschut en er waait een wind, krachtje 8 à 9. Ik heb bijna een half uur nodig om dit stuk fietsend af te leggen. Maar dan ben ik er eindelijk: bij het eerste uitzichtpunt op de Mount Everest!

Helaas is het te bewolkt om de hoogste berg ter wereld daadwerkelijk te kunnen zien. Het bord dat de vorm van de Everest aangeeft is wel erg handig: daar kunnen we schuilen tegen de keiharde wind. Na twintig minuten komt de volgende boven, als bergbeklimmer weet hij goed hoe hij zijn krachten moet verdelen. Na twee uur is iedereen boven. Dan komt de meest waardeloze afdaling ooit: ondanks dat het 5% naar beneden gaat, moeten we vol in de beugels om de kilometerteller boven de 8 kilometer per uur uit te krijgen. De wind is werkelijk absurd hard. Al snel besluiten we maar te gaan kamperen omdat de wind vaak pas 's middags op komt zetten zodat we morgenochtend misschien gunstigere omstandigheden hebben.

We zetten onze tenten op (de mijne houdt het gelukkig). We kunnen vanwege de wind niet zoals gebruikelijk buiten koken, maar moeten ons eten in de truck klaarmaken. Ik pak mijn bord en bestek en probeer me achterwaarts de truck in te hijsen door op mijn handen te steunen. Dat had ik beter niet kunnen doen. Mijn linkerarm begeeft het onder mijn (toch erg geringe) gewicht. Schreeuwend van de pijn besef ik dat tien dagen revalidatie in een klap ongedaan zijn gemaakt. Zwaar chagrijnig kruip ik vroeg in mijn slaapzak in de hoop dat het morgen beter zal gaan.

14 oktober
Na een nachtje van min 10 graden sta ik op. Mijn slaapzak heeft het weer uitstekend gehouden. Vannacht heb ik voor het eerst de slaapzak helemaal dichtgetrokken. Tot nu toe was dat met temperaturen van slechts min 5 niet echt nodig. Ik stap op de fiets voor wat mijn kortste etappe ooit zal worden. Na 400 meter in 2 minuten en 57 seconden afgelegd te hebben is het volstrekt duidelijk dat fietsen niet meer gaat. Voor de tweede keer in acht jaar fietsen moet ik de bezemwagen instappen (eerste keer in Peru na een sneeuwstorm boven op de Punta Olympica). Vreselijk vind ik het. Vanuit de truck mis je alles wat deze reis zo leuk maakt. Je ruikt en voelt het land niet meer, alles gaat veel te snel om de omgeving goed in je op te kunnen nemen en je hebt zelf niet langer de fotostops in de hand. Bovendien voel je je lamlendig omdat je alleen maar als een papzak in de auto zit en geen enkele fysieke prestatie levert.
Even vrolijk ik op als ik achter een bergrug een enorm hoge berg uit de wolken zie verschijnen: de Kanchenjunga, met 8586 metertjes de twee na hoogste berg ter wereld. Ik vraag de chauffeur te stoppen, maar volgens hem komt er later nog een beter uitzichtpunt. Dat komt uiteraard nooit. Het zou een erg frustrerende dag gaan worden.
Na een hele dag lamlendig in de truck te hebben gezeten en bij stops wat doelloos te hebben rondgelopen, komen we aan op onze kampeerplek: het begin van de weg naar het basiskamp van de Mount Everest. 67 kilometer verder kun je bij het beroemde Rongbukklooster de Noordwand van de Mount Everest bijna 5 kilometer loodrecht de lucht in zien steken. Het is de spectaculairste kant van de Everest.
Ondanks dat we een permit hebben om naar het basiskamp te gaan, kunnen we er met geen mogelijkheid naar toe. We hebben geen tijd. Met een jeep kost het een halve dag om de door de Chinezen voor hun toppoging van 1960 aangelegde weg af te leggen. Met een truck kost het twee dagen. Ook fietsend zou het gezien de slechte kwaliteit van de weg en de zware beklimming volgens de boekjes 2 dagen kosten om zelfs alleen maar omhoog te komen.

Door de dag in de truck heb ik nu eindelijk eens de tijd gehad om na te denken waarom deze reis nooit "mijn reis" is geweest. Ik begin hoe langer hoe meer te geloven dat het niets te maken heeft met de bar slechte
organisatie of het feit dat we elke 20 kilometer moeten stoppen om te discussiëren of we nog wel verder gaan, of we gaan kamperen of in een hotel gaan en of we uit eten gaan of zelf gaan koken. Wat ik eigenlijk wil zien in Tibet, zijn de hoogste bergen ter wereld. In deze reis rijden we alleen maar langs deze bergen en hebben we niet de tijd ze te bekijken. Eigenlijk heb ik al besloten dat ik ooit nog eens terug ga komen naar Tibet: het blijft een droom om twee grote passies, het fietsen en de Mount Everest, in een reis te combineren.

15 oktober
Het wordt steeds frustrerender. 's Ochtends verschijnen de jeeps van toeristen die vandaag wel het basiskamp van de Mount Everest gaan bezoeken. Twee jeeps stoppen zelfs om een praatje te komen maken. Ik heb absoluut geen zin en ga alvast een stukje vooruit lopen. Dat wordt mijn nieuwe manier van reizen: ik loop steeds een stuk van de route vooruit totdat ik door de truck ben ingehaald. Dan rijd ik een stuk mee, totdat we mijn fietsende reisgenoten hebben bijgehaald. Vervolgens loop ik weer een stuk enz.
Op deze eerste loopdag leg ik ruim 12 kilometer af door een hoogvlakte. Je zou absoluut niet zeggen dat de Mount Everest hier niet ver vandaan is in deze omgeving van bruine afgeronde sneeuwloze toppen. De weg is steeds een kilometer of 5 kaarsrecht, maakt dan een bocht een volgend dal in en is dan weer kilometerslang recht. De kwaliteit van de weg blijft even slecht als altijd, maar daar heb ik lopend weinig last van.

's Middags arriveren we in Tingri, het plaatsje dat bekend staat als beginpunt van veel bergexpedities aan de Tibetaanse kant van de Himalaya. Vanaf een bergtop heb je uitstekend uitzicht op de Cho Oyu (8201 meter hoog en een van de makkelijkste van de 14 achtduizenders om te beklimmen). Ook kun je vanaf hier de toppiramide van de Mount Everest bij helder weer zien. Ik loop meerdere keren omhoog en 's avonds heb ik geluk. Bij het licht van de ondergaande zon zie ik voor het eerst de Mount Everest met eigen ogen (weliswaar half in de wolken en er was maar een heel klein deel van de berg te zien, maar toch).

16 oktober
Een van de deelneemsters is ziek. Ze is zwaar verkouden en heeft een enorm opgezwollen neus die ook nog eens zwaar is verbrand. Omdat ik vandaag niets anders heb gedaan dan wat rondhangen op het uitzichtpunt op de bergen, volgt nu even een beknopt overzicht van de ziekteverschijnselen van alle deelnemers van de tocht.

Hoogteziekte en af en toe ziek van zeurende deelnemers
Hoogteziekte en een paar dagen "niet lekker"
Hoogteziekte
Zware verkoudheid
Zwaar verbrande neus (tot bloedens toe)
Laatste anderhalve week niet lekker. Ligt nu ziek op bed.
Doorlopende meligheid en ontlasting
Een kapotte lip

17 oktober
Vandaag wil ik weer eens proberen een stukje te fietsen. De eerste 7 kilometer over asfalt gaan goed. Daarna wordt de weg weer net zo slecht als gebruikelijk. Als ik na 10 kilometer gereden te hebben na het nemen van een foto weer op de fiets stap, en weer die vreselijke pijn voel, vraag ik me af waar ik mee bezig ben. Ik laat de fiets weer in de truck zetten en ga lopen.

Al lopend ben ik een gemakkelijke prooi voor de tientallen kinderen in de dorpjes. Gewaarschuwd door al voorbij gefietste reisgenoten, grijpen ze hun kans als ze mij zien. Ik probeer ze nog af te schudden door te gaan rennen als zij naar mij toe rennen, maar dat hou ik op deze hoogte niet lang vol. Uiteindelijk weten ongeveer 15 kinderen me te bereiken. Zoals gebruikelijk wordt er eerst per kind 10 keer hello of Tashi Delek gezegd, waarna ze me uit alle macht spullen als een bidon afhandig proberen te maken of me juist stenen fossielen proberen te verkopen. Als ze me een steen proberen te verkopen, pak ik vaak een andere steen van de grond op en probeer die aan hen te verkopen! Het is vaak erg leuk om de kinderen in verwarring te brengen door je net als zij te gaan gedragen. Als na een tijdje wat fietsers langsfietsen, begin ik (vele malen hello roepend) naast hun fietsen te rennen en te bedelen om een pen. De kinderen weten van verbazing niet waar ze moeten kijken. Nadat ik een paar foto's heb genomen en wat met de kinderen heb gespeeld word ik door de truck "bevrijd".

18 oktober
De dag van de twee passen. Ik begrijp er niets meer van. In het begin van de reis was er een volksopstand als er meer dan 50 kilometer over vlakke weg gereden moest worden. Daardoor liep het programma geheel uit de hand en moet er vandaag een etappe van 95 kilometer met passen van 5200 meter en 5150 meter gereden worden om de grens nog fietsend te kunnen halen. Wat een planning en organisatie. Maar ik fiets niet meer, dus waar zou ik me druk over maken.
(Terwijl ik dit tik, is mijn lip na een simpele nies weer opengesprongen en bloed ik hevig; kapotte lippen zijn een effect van de droge lucht op grote hoogte; mijn lippen springen ongeveer 5 keer per dag kapot).

Ik weet het grootste deel van de beklimmingen (18 km) lopend af te leggen. Op de tweede pas hebben we het meest spectaculaire uitzicht van deze reis: zeker 10 sneeuwwitte bergtoppen schitteren aan de horizon. Helaas zijn de toppen al in de wolken verdwenen als ik op de tweede pas arriveer.
In de afdaling moet ik achter in de truck zitten. Ik heb hier tegen geprotesteerd (ik kan moeilijk in de truck komen en heb geen zin om mijn arm door gebonk achter in de truck verder te beschadigen), maar een medereiziger die inmiddels ook een vaste klant van de truck is geworden eist haar tijd voorin in de truck. De afdaling is vreselijk. Hoewel ik me goed heb ingebouwd tussen zachte tassen en op mijn beroemde zachte stoeltje zit (gemaakt van een opgevouwd Term-A-Rest matje), word ik vreselijk loom van het truckrijden. Uitstappen om stukken te gaan lopen kost veel te veel moeite.
Na een lange rit arriveren we in Nyalam, dat weg naar de hel betekent. De weg naar de hel is bedoeld als verwijzing naar Tibet maar de volgende dag merken we dat het ook in omgekeerde richting erg toepasselijk is.

19 oktober
Vandaag gaan we de grens over. Voorbij Nyalam verschijnt het eerste groen dat we in Tibet zien. Inmiddels regent het ook permanent. Hoewel de regentijd in Nepal al een maand voorbij zou moeten zijn, wil het niet
opklaren. De weg is onvoorstelbaar slecht. Gigantisch modderig. Elk bospad in Nederland is beter dan die weg. Bovendien is het erg gevaarlijk omdat er continu afgronden van meer dan 100 meter wachten voor degene die zijn fiets niet onder controle kan houden. Vandaag zitten we met z'n vieren in de truck. Gelukkig heb ik een plaatsje voorin kunnen regelen. Mijn fiets brengt het er niet zonder schade vanaf, mijn computerbevestiging is compleet vernield. Verder lijkt er geen schade te zijn van het truckvervoer.
We komen aan in de grensplaats Zhamgmu. Dit is de raarste Tibetaanse stad die we hebben gezien. Hier heerst een tropisch klimaat en na al die hoogvlakte is het voor ons zo raar Tibetanen te zien leven in een Indiase omgeving, modderig, regenachtig en ongelooflijk smerig. Bovendien hebben de Chinezen als gebruikelijk een paar oerlelijke moderne gebouwen tussen de traditionele huizen neergezet. Heel merkwaardig.

De grensformaliteiten aan de Chinese kant van de grens verlopen voorspoedig. De beroemde 12 kilometer niemandsland, waarin de weg daalt van 2200 meter naar 1500 meter en de weg ongelofelijk slecht is omdat noch China noch Nepal zich verantwoordelijk voelt, hoef ik gelukkig niet fietsend af te leggen omdat onze truck toestemming krijgt door te rijden tot de Nepalese grens.
We willen eigenlijk een hotel zoeken in het eerste Nepalese plaatsje Kodari, maar tijdens de paspoortcontrole krijgen we een bus naar Kathmandu aangeboden. Iedereen stemt er gezien het weer mee in onmiddellijk naar
Kathmandu te gaan. We nemen ook nog een Amerikaanse toerist mee.
In de afdaling zet de chauffeur stevige housemuziek op. De bejaarde Amerikaan, die zich erg arrogant gedraagt en die we inmiddels een stuk minder aardig zijn gaan vinden, kijkt met een schitterend verbijsterde blik om als we met zijn allen een 2 Unlimited klassieker meeblèren. Na een lekke band van de bus (zo slecht is de weg dus) en een ongeluk waardoor de weg een half uur volkomen geblokkeerd was, arriveren we rond 10 uur 's avonds in Kathmandu.

“We zijn weer thuis” (d.d. 26/10/1999)

Nog een laatste berichtje! Ik ben inmiddels weer thuis.
We waren gebleven in Kathmandu. De laatste twee dagen daar heb ik vooral doorgebracht met het kopen van souvenirs en het uitgeven van mijn geld. Dat laatste is erg goed gelukt. In het vliegtuig uit Kathmandu had ik nog exact 2 rupees (f 0,06) bij me! Ik heb twee mooie Himalayaposters gekocht die ik thuis ga laten inlijsten en zes klimboeken. In Kathmandu liggen allerlei oude klimboeken die (il)legaal in India zijn gedrukt en die je voor een leuk prijsje kunt aanschaffen.

Daarnaast stonden de laatste twee dagen in Kathmandu in het teken van mijn slapie. Hij was behoorlijk ziek geworden (bovenste luchtweginfectie), waarschijnlijk doordat hij onvoldoende was uitgerust voor de kou. Hij had geen goede slaapzak en ook weinig warme kleding en dan kunnen nachten erg lang duren. Hij zou een week langer dan ons blijven, maar heeft nog uit alle macht geprobeerd met ons mee terug te vliegen. Volgens de reisagent waren er geen plaatsen meer vrij (alle toestellen bleken uiteindelijk halfvol!!). Hij heeft zelfs de reisverzekering ingeschakeld om eerder terug te kunnen komen. Voor zover ik weet ligt hij nu nog in zijn hotelbed uit te zieken en kan hij vrijdag pas terugvliegen. En dan staat hem een aardig vluchtje te wachten!

We vertrokken op vrijdagmiddag rond drie uur vanaf ons hotel naar de luchthaven. Na eindeloos gebakkelei over ons beperkte overgewicht (10 kg per persoon!) moesten we uiteindelijk 6 dollar per persoon bijbetalen. Niet gek als je bedenkt dat in Nederland extra kilo’s in principe tegen 25 piek per kilo gaan! Ik kan me bijzonder weinig herinneren van de vlucht naar Delhi dus ik zal wel lekker geslapen hebben. In Delhi kwamen we rond 18:30 plaatselijke tijd aan. Dat was ruim op tijd voor onze overstap, want onze volgende vlucht vertrok pas om 6:50 uur de volgende ochtend!
Nadat we alle bagage verzameld hadden, kon het lange wachten beginnen. Gedurende de hele nacht vertrekken er vanuit Delhi allerlei vliegtuigen en aangezien de vertrekhal erg klein is, was het een permanente drukte van
jewelste. Ik liet mijn Term-A-Rest matje zichzelf opblazen, legde het midden in de vertrekhal languit op de grond en ging lekker slapen.

Rond een uur of vier werd ik wakker gemaakt door mijn reisgenoten. De bagage werd zonder gezeur over overgewicht weer naar het vliegtuig gebracht en we konden ons gaan opmaken voor het vertrek naar Tasjkent. Daar kwamen we rond 9:20 uur aan en konden we weer hetzelfde belachelijke circus als op de heenweg meemaken. Na anderhalf uur bureaucratisch gezeur werden we weer in hetzelfde vliegtuig ingeladen. Daar vroegen we ons inmiddels af waarom er 10 uur voor de vlucht was uitgetrokken. Op de heenweg deden we dat toch in zes uur. De verklaring bleek een tussenlanding in Parijs. Daar zaten we natuurlijk niet echt op te
wachten. Bijna 30 uur na het vertrek vanuit Kathmandu landde ons toestel op Schiphol. Mijn 23e vlucht zat erop.

Verrassend snel arriveerden de bagage en de fietsen. De fietsen, die we allemaal in twee kampeermatjes omwikkeld met heel veel tape hadden ingepakt, hadden de reis goed doorstaan. Ondanks mijn “dringend ontraden” stonden mijn ouders en mijn jongste broertje op Schiphol. Normaal gesproken heb ik er een
hekel aan opgehaald of weggebracht te worden, maar nu was ik zo moe dat ik eigenlijk blij was dat ik niet zelf mijn weg naar huis hoefde te zoeken.
Ook stond Cok Oostveen, voorzitter van de Wereldfietser en eigenaar van de Argonauten, de verkooporganisatie achter deze reis, op Schiphol. Hij liet het nieuwste nummer van de Wereldfietser zien, waarin bij Fietsers onderweg ook een deel van mijn emailtjes was geplaatst. Een leuke thuiskomer.

Vandaag ben ik nog even naar de dokter geweest om mijn linkerarm te laten onderzoeken. Enthousiast liet ik hem zien hoe goed ik mijn arm weer kon bewegen, om vervolgens helemaal wit weg te trekken en bijna flauw te vallen. Aanstaande donderdag laat ik toch nog maar even een fotootje maken in het ziekenhuis.

Inmiddels heb ik uit reacties begrepen dat mijn verslagen niet altijd even positief overkwamen: dat klopt, ik beschouw deze reis toch als de minst geslaagde van mijn vier “grote” reizen. Het landschap was minder
spectaculair dan in Ladakh, we kwamen minder dicht bij de bergtoppen dan in Peru en het was niet zo gezellig als in Marokko. Toch heb ik wel echt het gevoel Tibet gezien te hebben. Waarschijnlijk zal ik er nog wel eens
terugkomen, maar dan vooral om echt naar de Mount Everest te fietsen.

Tot zover de reisverslagen over mijn Tibetreis. Ik hoop dat jullie het met evenveel plezier hebben gelezen als ik de mailtjes geschreven heb. Graag wil ik Bernice (on bike) Baardman bedanken. Zij heeft mij met haar
aanstekelijke reisverhalen vanuit Nieuw Zeeland, de Fuji Eilanden en de Verenigde Staten op het idee voor deze reisverslagen gebracht.
Ik was ook een van de deelnemers van deze reis. En ja er waren wat probleempjes. Maar ik zelf vond het de mooiste reis die ik ooit gemaakt hebt. En kijkend hoe de reis nu georganiseerd wordt hebben zo toch wel van de foutjes bij ons geleerd we waren de eerste groep en het was echt een expeditie reis.


Andre

Hoi Andre,

Welkom op het Wereldfietserforum! Altijd leuk oude reisgenoten weer te ontmoeten! :lol:

Het verslag van deze Tibetreis is ongetwijfeld niet het meest positieve dat ik ooit over een fietsreis heb geschreven. De buitenstaander moet wel beseffen dat het een "live" vanuit Tibet geschreven verslag is. Voor mij was het, na al in Lhasa een scheurtje in het bot van mijn arm te hebben opgelopen, nou niet de meest geslaagde reis ooit. :cry:

Het was ook de laatste groepsreis die ik ooit heb gemaakt, en een hoop van de frustraties die ik tijdens de reis had, hadden er ongetwijfeld ook mee te maken dat ik de aanpassingen die een groepsreis met zich meebrengt (je kunt niet altijd doen wat JIJ graag wilt) niet echt meer op kon brengen. Sindsdien reis ik samen met mijn vriendin individueel en dat bevalt stukken beter.

Als ik mijn foto's van Tibet terugkijk, ben ik absoluut met je eens dat het qua landschap een fantastische reis was. En we hebben ook heerlijk wildgekampeerd op prachtige plekjes. Maar mijn herinneringen zullen toch altijd enigszins overschaduwd blijven door de complete splitsing in de groep in ideeen over hoe de reis zou moeten verlopen en natuurlijk de beperkingen vanwege mijn gebroken arm.

Groeten,
Dennis

Hoi Dennis

Ben het helemaal met je eens als niet met een groep op stap gaat kan je
alles zelf regelen. Niet met andere deelmeners te maken nu had ik daar
in Tibet niet zoveel last van ik reed toch altijd achter aan en zag jullie aan
het eind van de dag weer. Ik ben ook naar Tibet gegaan met het idee ik
zie wel hoever ik kom en als het te zwaar is nemen we een stukje de auto want dat die reis te zwaar voor mijn was wist ik al van tevoren. Hierdoor heb ik ook minder probleem mee gehad dat de route wat anders is geworden dan van te voren de planning was. Maar ik heb ook dit jaar eens geen groeps reis gedaan moet eerlijk zeggen ben dit jaar ook niet gaan fietsen maar heb met me vriendin samen een auto rondreis op Ijsland gedaan en dat is me ook best bevallen. Naar tibet vind ik dat de mooiste
bestemming waar ik geweest bent.

Groetjes Andre