Fietsvakantie Thailand en Laos februari 2000
door Bauke Hoogland
Maandag 31 januari is het eindelijk zover, Henk en ik gaan op reis naar Laos. Onze reis zal ruim vier weken duren en na enkele opwarmdagen in Thailand willen wij fietsend Laos verkennen.
Bij het inchecken op Schiphol heb ik alleen moeite om mijn stuur in de gewenste richting te draaien. Iets meer oefenen thuis de volgende keer. Onze angst voor overbagage blijkt ongegrond. China Airlines accepteert probleemloos de meeste tassen als handbagage, zodoende blijven wij makkelijk onder het streefgewicht van 20 kilo. Na een vlotte non-stop vlucht naar Bangkok, erg aan te bevelen, en een korte treinreis van het vliegveld tot het centrum van Bangkok beginnen we aan iets dat in alle reisgidsen wordt afgeraden: Fietsen in Bangkok.
We nemen de kortste route naar het guesthouse dat via de e-mail voor ons gereserveerd is, maar de weg ernaartoe blijkt voornamelijk via eenrichtingsstraten te gaan en natuurlijk niet onze kant op. Dan maar over de stoep, om de straat-stalletjes heen en regelmatig bukken voor de luifels (Bauke).
Maar we komen op de plaats van bestemming en de sleutel van de kamer ligt al klaar. Voor ons gereserveerd door een Austin Mini-gek in Bangkok die ik via e-mail ken. Een douche, een drankje en een blokje om, om de omgeving vast te verkennen. Dit is het backpackers paradise. Tientallen guesthouses, restaurantjes, barretjes en kraampjes op enkele honderden vierkante meters aan de rivier in hartje Bangkok.
De reis en de warmte, al valt die erg mee voor de tijd van het jaar, beginnen hun tol te eisen en we gaan terug om de ogen een uurtje te sluiten. Als ze weer open gaan is het een erg lang uurtje geworden en is de avond al begonnen. Hoog tijd om de straat op te gaan en wat te gaan eten. Vanuit het restaurant zien we een zwaarwichtig nationaal symbool van Thailand voorbij schuiven. Het fotograferen van deze dikhuid valt mij zwaar, Henk heeft er minder moeite mee. Het vinden van een geschikt eetadresje is in Thailand overigens geen probleem. De Thai en eten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het lijkt of ze altijd met eten in de weer zijn. Stalletjes die 's morgens, 's middags en/of 's avonds open zijn, straatbarbecues die als het donker wordt overal verschijnen en complete restaurants met mobiele keukens die 's avonds op de stoep neergezet worden.
De volgende ochtend eerst uitslapen en de rest van de dag door de stad gesjouwd. Van de vorige keer weten we nog een fietsenzaak in een ander deel van de stad en die willen we weer terugvinden. Omdat fietsen door de stad te doen is maar ook voor ons niet direct een van onze grootste hobby’s laten we ons rijden in een Tuk-Tuk. Het kost moeite maar we vinden de Bike-shop terug. De rest van de middag struinen we enkele markten af, we zien meer winkeltjes en kraampjes dan andere beroemde toeristische attracties. We maken wel een mooie wandeling door een fraai tempel-complex, na een kleine klauterpartij maken we enkele foto’s van het mooie uitzicht over de stad. Het contrast tussen oud en nieuw, arm en rijk is in deze stad soms erg schrijnend. We moeten ons haasten om op tijd terug te zijn omdat we om half 6 hebben afgesproken met Visnu, de mini-gek. Ook het visum voor Laos ligt al klaar in het guesthouse. De visumaanvraag kostte bij ons guesthouse 1500 baht, niet gek, want de meeste ‘tourist offices’ vragen 2000 Baht of meer. 's Avonds gaan we met Visnu uit eten en we maken in zijn mini met airco een rondrit door de stad.
Donderdag 3 februari gaan we op zoek naar de standing Boeddha. Ondanks de gigantische hoogte kost het ons de nodige moeite om hem te vinden. Achteraf blijken we er drie keer om heen gelopen te zijn, voordat we hem in een zijstraatje vinden. Het loopje naar de Puthaak kost zoveel tijd dat we ons alweer moeten haasten om op tijd bij ons guesthouse terug te keren. Dezelfde avond willen wij namelijk met de trein naar Khon Kaen vertrekken. Snel ons boeltje inpakken en dan dwars door de avondspits naar het station. Nu rijden we wel met de verkeersstroom mee, maar fietsen door Bangkok blijft een vak apart. Bij het station aangekomen blijkt het een drukte van jewelste. Vanwege het Chinese Nieuwjaar zijn alle treinen afgeladen vol. Ik wil eigenlijk toch wel dezelfde avond nog vertrekkeen, en neem genoegen met twee kaartjes 3e klas.
In de trein kunnen we onze lol wel op, 9 uren lang opgesloten zitten in een stampvolle coupé. De enige afleiding is de 'Thaise Wagon Lits' die om de vijf minuten met water, bier, brood en fruit voorbij komt schuifelen. Gedurende de reis doen we geen oog dicht. De volgende ochtend komen we tegen zessen aan in Khon Kaen. Bij de plaatselijke supermarkt doen we enkele inkopen (o.a. een paar zoete Thaise broodjes, gewoon brood is amper te krijgen in Thailand) daarna kan het fietsen echt beginnen. Na een koude nacht en een frisse ochtend lijkt het ons verstandig warm gekleed te beginnen, dus trekken we de lange trainingsbroek maar aan. Een uurtje later kunnen we ons al weer omkleden omdat de zon ongenadig hard begint te steken.
De lange rechte weg naar Udonthani is weinig interessant. De route is vrijwel geheel vlak en het natuurschoon is matig. Soms zitten er enkele steile stukken tussen en kan het bergverzet gebruikt worden. Eenmaal bind ik de strijd aan met een tientonner en ik win het duel royaal, zelfs niet-klimmer Henk durft de strijd met het zware verkeer wel aan. De gemiddelde vrachtauto heeft in Zuidoost-Azië de grootste moeite om de top te bereiken.
Onderweg wordt druk geasfalteerd en we moeten dan ook regelmatig van rijbaan wisselen. We maken steeds gebruik van de beste asfaltstroken. Tegen het einde van de middag arriveren we in Udonthani waar we een knap guesthouse vinden. Dit redelijk grote stadje heeft bijzonder weinig te bieden, zonder toeristen kan Thailand niets. Het gebrek aan nachtrust en een tropische dag vergen zijn tol en we kruipen er dan ook vroeg in.
De volgende ochtend fietsen we verder naar Nong Kai. De etappe van gisteren was toch nog 120 km, nu hebben we slechts 60 km voor de boeg. De route is nog steeds vrijwel vlak, maar het uitzicht aan weerszijden van de weg is wat interessanter. Onderweg zijn er voldoende straatstalletjes, zodat het in tegenstelling tot een dag eerder geen probleem is voldoende eten en drinken in te slaan. Onderweg komen we nog een Amerikaan op de racefiets tegen. We babbelen even en we wisselen onze emailadressen uit. We komen een andere keer wel eens bij hem op de koffie, op onze terugreis doen wij Udonthani niet meer aan. In de namiddag komen we in Nong Kai aan, in dit levendige stadje vinden we een knap guesthouse. Deze royale kamer met goede sanitaire voorzieningen kost amper vijftien gulden, dat hebben we er graag voor over. ’s Avonds eten we in een restaurantje met de veelbelovende naam ‘Fawlty Towers’, hier geen John Cleese-achtige taferelen, maar de ‘sweet and sour’ smaakt er prima. De eigenaar van ons guesthouse boert blijkbaar goed, hij heeft een mooie Mercedes 220E voor de deur staan.
Zondagochtend via de Friendship Bridge op naar Vientiane. Onze route leidt eerst onder de brug door, na enige omzwervingen komen we toch bij de brug aan. Het passeren van de grens heeft heel wat voeten in de aarde. We worden 1 keer op Thaise bodem en maar liefst 3 keer op Laotiaans grondbezit op onze paspoorten gecontroleerd. De Friendship Bridge zelf steken we met de Shuttle Bus over. Fietsend de brug over is niet toegestaan. (Het invullen van alle grensdocumenten is een tijdrovende bezigheid).
Eenmaal de brug over gaan we snel richting Vientiane. Nu weer rechts van de weg over knap asfalt fietsen we naar de hoofdstad van Laos. In Vientiane halen we uit de gids een guesthouse dat uitstekende kamers blijkt te hebben. We hebben het eerste doel gehaald. We zijn in Vientiane, de hoofdstad van Laos. Het lijkt of we net vertrokken zijn maar inmiddels is er al bijna een week verstreken. ’s Avonds strijken we neer bij een restaurantje aan de oever van de Mekongrivier. Dit is de plek waar je moet zijn om de zon te zien verdwijnen. En inderdaad, de zon zakt snel achter de bomen aan de overkant in Thailand, een rode schijn over het water achterlatend.
De volgende dag sightseeing in Vientiane. Deze hoofdstad met slechts 130.000 inwoners is een bezoek meer dan waard. Mooie tempels, fraaie oude gebouwen en een wandeling over de boulevard is zowel ’s middags (heerlijke verkoeling in de schaduw van de bomen) als ’s avonds (onbeschrijflijk mooi uitzicht over de Mekong) een aanrader. Vlakbij ons guesthouse is een internetcafé, vanwaar we onze familie en kennissen over onze avonturen berichten.
Vandaag (10e) zitten we lekker binnen bij een internet cafeetje. Buiten is het een graad of 33 en de optie om met een tractorbinnenband de rivier af te drijven is ongeveer gelijk aan oefenen voor het crematorium (Origineel door Harry Jekkers).
Vientiane hebben wij via de mooiere en rustiger Route 10 verlaten. (Na eerst een kleine omweg via een paar dorpjes). Het belangrijkste om de route te bepalen is de zon in de rug te houden want het aantal wegwijzers is minimaal.
Na een paar keer vragen komen we toch op die route 10 naar Ban Keun uit. De weg slingert vrij vlak door het landschap van rijstveldjes, bomen en droge stoffige grond en de eerste 60 km gaan vlot. We willen naar een dorpje, in de boeken Na Nam genoemd, in het echt wordt het nergens aangegeven. Het dorpje ligt vlak bij het Ang Ngam reservoir op ongeveer 105 km van de hoofdstad. Bij Tourakhom, op de borden Toulakom, wijken we van de weg af om ongewild een toeristische route te pakken. Het venijn zit deze keer in de staart want de laatste 20 km worden we op een paar klimmetjes getrakteerd waar we niet op hebben gerekend. Het plaatsje Na Nam is een klein vissersdorpje aan de oever van het reservoir vlak naast de stuwdam. Buiten visserij en toeristen heeft het niets. De toeristen komen hier alleen maar om van het uitzicht en de boottochtjes te genieten. Het reservoir is een dal dat onder water is gezet waardoor nu tientallen bergtoppen eilandjes zijn geworden. De avond op de balustrade van onze bamboehut met uitzicht over het water doorgebracht.
De weg naar Vang Vieng hadden we op ongeveer 90 km geschat, dat blijken er ruim 10 km meer te zijn. Een Duitse jongen, die 10 maanden geleden in Duitsland was begonnen, zegt dat we wel op mogen schieten als we voor donker binnen willen zijn. Gelukkig heeft het plaatsje Ban Hauy Mo, zo’n 25 kilometer voor Vang Vieng , aan de noordkant van hetzelfde reservoir, maar liefst 2 guesthouses en we blijven daar. De heuvels en de warmte hebben er een pittig dagje van gemaakt, we vinden het wel best voor vandaag. Het uitzicht vanuit het guesthouse is net zo mooi als de vorige dag dus dat zit ook wel goed.
Net buiten Ban Huay Mo zien we een tentje staan met 3 fietsen er naast en een stel bleekgezichten die hun tanden staan te poetsen. Ze komen uit Engeland en zijn ook op weg naar Vang Vieng. Het blijkt een ongecompliceerd gezelschap te zijn, ze hebben minimaal bagage mee en leven van dag tot dag. De alcoholische versnaperingen en de andere stimulerende middelen die Laos te bieden heeft, zijn bepalend geweest voor hun reisdoel.
Vang Vieng blijkt een groot guesthouse te zijn. Het dorpje heeft zelf niet zoveel alleen dat het halverwege Vientiane en Luang Phabang ligt en dat in de omgeving vele grotten zijn die je kunt bezoeken. Hier komen we de volgende fietsers tegen, 2 dames uit Nederland die de route de andere kant op maken. Zij melden ons dat we de komende dagen het nodige klimwerk mogen verwachten.
Maandag of dinsdag (we weten het niet meer en de website van de Telegraaf is zo traag daar wachten we niet op): We zitten in Luang Phabang weer aan de Mekong rivier. Vanaf Vang Vieng hebben we stevig moeten doortrappen om jullie vandaag een mailtje vanuit de oude hoofdstad van Laos te kunnen sturen. In Vang Vieng aangekomen, na ons vorige mailtje de verkoeling van de grot opgezocht. Laotiaanse grotten zijn niet helemaal op mijn (Bauke) hoogte berekend (“hij moet niet zeuren, valt best mee”(Henk)). Dat kleintje naast mij moest mij bijna achterlaten omdat ik makkelijker omhoog fiets dan in grotten omhoog klauter. Ten koste van een aantal forse schaafplekken kom ik toch weer bij de uitgang van de primitieve grot.
De volgende dag op weg naar Kasi, na een relatief eenvoudig begin, komen de echte bergen snel op ons af. Het ritje van zo'n 60 km neemt bijna de hele dag in beslag. Het is vandaag zo warm dat ik het grootste deel slechts in wielerbroek fiets. Ik verzuim echter mijn rug in te smeren en ik verbrand dan ook gigantisch. Ik geniet met volle teugen van de Laotiaanse bergen, Henk vindt het klimwerk maar zozo.
In Kasi aangekomen blijken we wel aardig getimed te hebben. Tegelijk stopt er een bus met Westerse toeristen. Kasi is een tussenstop voor het traject Luang Phabang-Vang Vieng. Even later zien we nog een bus bijna stranden met een kapotte wiellager, na enkele uren noeste arbeid kan ook die weer verder. (fietsen heeft toch zijn voordelen). De toeristen balen zichtbaar, het avondeten kan wat later besteld worden en ze zullen waarschijnlijk pas in de duisternis op de plaats van bestemming aankomen. 's Avonds schuift er nog een internationaal gezelschap motorrijders bij ons aan. Het gezelschap is redelijk luidruchtig, en verstoren gedeeltelijk onze nachtrust. De motormuizen worden geleid door een Duitser die blijkbaar zijn schaapjes al op het droge heeft. Hij reist samen met zijn heel wat jongere Chinese vriendin de wereld rond. Het stel is aardig spraakzaam en we wisselen onze vakantie-ervaringen uit. Het Chineesje toont zich bijzonder ijverig in de keuken van ons guesthouse, geen wonder, zij wil samen met haar Duitse vriend, na enkele jaren rondgereisd te hebben, een restaurant beginnen. Ons guesthouse heeft overigens wel erg jeugdig personeel, de twee dochters waarvan de jongste amper 8 jaar is, doen bijna al het werk. Het bijvullen van de watervoorraad is het kleinste meisje echter een onmogelijk karwei en het wordt een heus waterballet. Ik had haar wel willen helpen, maar het kleine meisje was vastberaden die lange toerist te tonen hoe handig zij met die vaten water om kon gaan.
Vanaf Kasi de volgende ochtend op weg naar Phou Khun, na een rustige aanloop moeten we er echt aan geloven. Een forse klim met bijna 1000 meter hoogteverschil bij minstens 30 graden geen sinecure. Liters water zijn dan ook nodig om het einddoel te bereiken. Even voor vieren parkeer ik mijn tweewieler op het dorpsplein van Phou Khun en ik trakteer mezelf op een heerlijk koele beerlao. Een klein kwartier later arriveert Henk ook. We vinden het meer dan welletjes en reserveren direct het dichtstbijzijnde guesthouse. Achteraf blijkt dat we ook niet weinig later binnen hadden moeten komen, want de eerste stalletjes worden alweer ontruimd. Snel gaan we naar het enige restaurantje wat nog open is om wat te eten. Onze gastvrouw heeft het maar zwaar, ze moet ons van een smakelijke maaltijd voorzien, terwijl ze gelijktijdig haar nogal vervelende kinderen onder de duim moet houden. Vanwege de invallende duisternis probeert ze voor ons haar olielamp aan de praat te krijgen. We moeten even geduld hebben, maar daarna kunnen we bij sfeerverlichting nog even natafelen. Na het eten onze kamer opgezocht, er is in dit oord verder weinig te beleven.
Zondag maken we ons klaar voor een 'monsteretappe' naar misschien Luang Phabang, in ieder geval zover mogelijk. In de tropische hitte ploeteren we over de diverse bergen, onderweg in alle dorpjes luidkeels aangemoedigd door onze wel zeer jeugdige fans.
Sommige kleintjes lopen hele stukken achter ons aan, om zo lang mogelijk van deze rijdende attractie te kunnen genieten. Eenmaal snijdt een stel kleine meisjes een bocht af (rennen dwars door de struiken) om ons zelfs twee maal voorbij te kunnen zien rijden. Halverwege de dag even geluncht en nog even bijgepraat met een reislustige Vlaming, hij reist ditmaal zonder fiets en is stinkend jaloers op ons. Het aantal fietsers op de route Vientiane-Luang Phabang doet sterk denken aan de elfstedentocht, Duitsers, Nederlanders, Engelsen, Zwitsers, Fransen en Australiërs, de hele aardbol lijkt hier rond te fietsen. Door de stevige lunch knappen we helemaal op. We worden overmoedig en besluiten nog een fiks stuk verder te fietsen. De eerste twintig kilometer is dat geen kunst, we gaan als een raket naar beneden, daarna moeten we echter bijna dezelfde afstand weer klimmen. Zelfs ik (Bauke) vind dat met deze hitte geen pretje.
Onderweg komen we weinig leefbaars meer tegen, en in de schemering bereiken we na nog een fikse afdaling Xieng Ngeun (op 30 km van Luang Phabang). Een guesthouse is hier niet, dus dit wordt onze eerste overnachting in een 'Wat' (boeddhistische tempel). Maandagochtend (weten we ondertussen) is het nog anderhalf uur fietsen naar Luang Phabang waar we gezien de temperatuur enkele dagen siësta gaan houden.
Alweer hebben we een avond aan de Mekong doorgebracht, het wordt wel eentonig maar het is zo. We genieten weer van de ondergaande zon. De Mekong slingert bijna 2000 km over het grondgebied van Laos of is de grens met omringende landen. Het is dus niet zo verwonderlijk dat op een reis door Laos je deze rivier meer dan eens tegenkomt. Uiterlijk verandert deze ook van gedaante. In Vientiane, waar we begonnen zijn en later bij Luang Prabang is het een rustig stromende brede rivier met hier en daar wat zandbanken. In het noordoosten is het een rivier die bezaaid is met rotsblokken die de breedte plaatselijk halveert inclusief bijbehorende stroomversnellingen en draaikolkjes.
Maar goed, de rivier ligt al weer achter ons evenals de dorpen waar zelfs lokale telefoongesprekken een hele klus zijn en, indien al aanwezig, elektriciteit alleen van 6 tot 10 uur ’s avonds werkt. Aan de service van de Laotiaanse bevolking ligt het echter niet. Ze doen zelfs alles om ons voor te bereiden op de thuisreis naar het winterse holland. Als we de tekst voor het komende verhaal verzinnen zitten we achter een kop hete thee met lange broek en in een trui te rillen. Bauke’s km teller geeft ook de temperatuur weer en die weet te melden dat het slechts 21 graden is.
Eerst nog even terug in de tijd. 15,16 en 17 februari hebben wij rustig doorgebracht in Luang Prabang. Elke avond genieten aan de 'riverside' en de Laotiaanse keuken goed eer aan gedaan. Vlakbij ons guesthouse ligt een oosterse variant van het Veronicaschip (weliswaar op het droge), waar het goed vertoeven is. Het bier is lekker koel, het eten is oké. Alleen de muziek is van erbarmelijke geluidskwaliteit. Als de zaken hier beter gaan, moet de eigenaar eerst maar in een betere installatie investeren.
Nog even een tip voor notoire koffiedrinkers, de Laotiaanse oploskoffie is niet echt lekker (het heeft een sterke cacaosmaak, daar maken wij toch echt een ander drankje van). Bij het ontbijt krijg je de slappe kruidenthee er standaard bijgeleverd (dus niet zeuren heb ik niet besteld…, gewoon opdrinken of anders de palmbomen extra water geven).
17 Februari hebben we een boottocht over de Mekong gemaakt naar de Kuang Si Waterfalls. Het laatste stukje naar de waterval gaan we met een pick-up, een heel avontuur. Onze chauffeur scheurt over onverharde wegen naar onze eindbestemming. De Laotiaanse jeugd die met ons meelift, vinden het ruige ritje erg gaaf.
De Kuang Si Waterfalls zijn fantastisch mooi, en bieden dan ook een heerlijke verkoeling bij een lekker temperatuurtje van 35 graden. Het water nodigt uit tot een frisse duik. Op de terugreis worden we weer lekker bruin gebakken en vanwege een kapotte koppeling duurt het knap lang voordat we weer in Luang Prabang aankomen. Terwijl wij zitten te wachten op hulp, gaat Henk driftig aan het goud zoeken op het mooie Mekong-strand (zandbank). Ik neem nog een lekkere duik in de Mekong.
De heenreis naar de waterval duurt amper een uur, terug zijn we vier uren onder de pannen. Met een heerlijk zonnetje is dat geen straf, overigens zonder botenhulp hadden we altijd nog te voet terug naar Luang Prabang kunnen gaan (een strandwandeling van een uur was voldoende geweest).
De volgende dag op de fiets naar Pak Mong. Na enige omzwervingen door de stad (de bewegwijzering is niet echt verhelderend), toch op de goede weg naar Pak Mong gekomen. We rekenen op een monstertocht van 140 km, het blijken er 15 mee te vallen (dat scheelt weer een klein uur).
Over heuvelachtig terrein gaan we op weg naar het noorden. Onderweg passeren we weinig dorpjes en onze watervoorraad dreigt halverwege de dag dan ook aardig uitgeput te raken. Gelukkig is er in een van de vele kleine dorpjes redding nabij en slaan we bij het plaatselijke café-restaurant royaal in. Het doppen van onze flesjes cola, duurt even want vader en dochter worden het niet snel eens wie de flesopener als laatste gebruikt heeft en niet goed opgeborgen heeft. Vader is de schuldige, maar dankzij de dochter worden onze flesjes nog redelijk vlot ontkurkt. Vader biedt ons vervolgens nog Lao Lao aan(whisky), maar dat lijkt ons met nog bijna 50 kilometer voor de boeg niet zo'n goed idee. Tegen de avond bereiken we Pak Mong, waar het enige guesthouse er wel erg troosteloos uitziet. We besluiten dan ook een stukje door te fietsen (weliswaar voor ons in de verkeerde richting) en vinden uiteindelijk een plekje in Nam Bak.
Dankzij het Lao-phrasebook weet Henk enkele prima maaltijden te bestellen, zodat de inwendige mens goed verzorgd wordt. Gezien de behoorlijke porties denken wij dat onze gastvrouw de afgelopen weken meer fietsers over de vloer heeft gehad (gezien de vele wielrijders die we tegen komen, is dat niet onwaarschijnlijk).
Vanaf Nam Bak naar Udomxai, dit tochtje van 95 km valt zwaar tegen. In het begin worden we op een beste klim getrakteerd en na 20 km valt de regen met bakken naar beneden. We keren terug en schuilen op een bouwterrein. Bij de volgende tropische bui schuilen we onder bananenbladeren. Boven op de top van de aardige lange beklimming is het de hoogste tijd om te lunchen, ik zit amper of ik heb de noodle-soup al voor me. Na de lunch maken we ons op voor nog een lekker stukje fietsen naar Udomxai. Ik kan nog niet bevroeden dat ik het vandaag van ons tweeën nog het zwaarst zal krijgen. We beginnen met een lange afdaling, maar na 5 kilometer vind ik het dalen al geen pretje meer.
Het asfalt kunnen ze zeker niet meer betalen, want over de Lao variant van Belgische kasseien met modder is fietsen niet echt leuk. Mijn fiets blijkt ook niet helemaal Laos-proof te zijn. Mijn bagagedrager linksvoor begeeft het, enkele dagen later zal de rechter zijn voorbeeld volgen. Ook Henk blijft het fietsersleed niet bespaard. Hij rijdt twee keer lek binnen 10 km, dit zijn de enige lekke banden van onze vakantie (dat is een mirakel). Lek rijden en geen pomp hebben, is echter minder leuk. Henk moet dan ook te voet de achtervolging inzetten, hadden wij toch een mobieltje mee moeten nemen. Het is al tegen zevenen als we in Udomxai aankomen, de laatste kilometers over wel weer goed asfalt. Een plotseling opkomende muggenplaag zorgt ervoor dat ik een beetje manisch het dorp binnen rijd.
In Udomxai blijven we een dagje, om wat rond te kijken en fietsreparatie. Henk gebruikt zijn voordragers niet, we besluiten dan ook om de zijne op de mijne te zetten en mijn oude gaan de vuilnisbak in. Op de namiddag hebben we nog even leedvermaak als er weer een busvol toeristen gedropt wordt. Met de Lonely Planet of The Rough Guide in de hand gaat iedereen op zoek naar het goedkoopste adresje. De inflatie heeft echter ook in Laos niet stil gestaan en de gemiddelde prijzen zijn dan ook vaak verdrievoudigd. Na een uurtje ronddolen komt elke toerist erachter dat je voor minder dan 30.000 kip (een slordige 4 dollar) niet terecht kunt. Vaak komen ze dan uit bij het guesthouse waar ze ook hun speurtocht begonnen zijn. Achter een heerlijk flesje beerlao zien wij het hele schouwspel glimlachend aan.
's Avonds naar een theatervoorstelling geweest, de achtergrondmuziek (erg symfonisch getint) die wij 's middags al hoorden deed ons een interessanter avondje verwachten. Nu was het meer aapjes kijken, zowel op het podium als op het veld en zowel voor de kleinen als de (2) groten. Ook Henk heeft achter aan nog vrij uitzicht op het podium.
Van Udomxai fietsen wij in 2 dagen naar Luang Nam Tha. Ik dacht dat eerst nog wel in een dagje te kunnen doen, maar ik had deze versie van Parijs-Roubaix onderschat. We stuiteren de hele dag op en neer, zo nu en dan
nog door een modderpoel. Ik ben al blij dat ik heelhuids in Na Maw aankom, waar we dan ook maar een guesthouse zoeken. Daar vormen wij de rest van de dag een grote toeristische attractie.
De volgende dag maar weer verder over het 'karrenpad'. Saillant detail: Henk heeft de balen van het klimmen en ik van de kasseienstrook. We hebben het toch over hetzelfde stuk weg. Onderweg stoppen we om onze watervoorraad aan te vullen. Tegenover ons stopt een toeristenbus en we zien hoe in no-time twee banden verwisseld moeten worden (terwijl links gewisseld werd kreeg rechts een klapband, geen wonder als je de staat van de banden ziet). Reizen door Laos met openbaar vervoer is dan ook geen lolletje. Ik denk nog even voor de bus binnen te kunnen zijn maar dat blijkt wel erg optimistisch.
Onderweg zien we nog enkele lachwekkende taferelen. Ik passeer een Laotiaan die zich te pletter schrikt van een bebaarde reus op de fiets en vervolgens bijna pardoes een greppel inrijdt. Even verderop laat ik de Laotiaanse jeugd dusdanig schrikken dat ze dekking zoeken achter een groot hek en pas de weg weer op durven als wij het dorpje hebben verlaten. Het grappige is dat andere toeristen ons willen laten geloven dat in dit deel van Laos de jeugd ons enthousiaster binnen zal halen. Niets is minder waar, vaak zijn ze te benauwd om iets te zeggen en soms verschansen ze zich achter hun huizen/hutten als wij hun dorp binnen rijden. Overigens is het plaatselijke vee zeer onverstoorbaar als wij passeren, de koeien gaan geen millimeter opzij als Henk en ik langs fietsen.
De laatste 15 kilometer tot Luang Nam Tha hebben we een gigantische meevaller, het wegdek is net nieuw geasfalteerd en we rijden dan ook zeer relaxed op het stadje aan. Tegen kwart voor drie komen we aan en we zijn dan ook mooi op tijd om onze voorraad 'kip' aan te vullen. Het inwisselen van een travellercheque van 50 Amerikaanse dollar kost een half uur, maar dan heb je wel ruim drieënhalve ton kip op zak.
Luang Nam Tha is een aardig plaatsje, maar we kiezen ervoor om de volgende dag naar Muang Sing te gaan en in 'opiumcity' een rustdag te houden. De route naar Muang Sing is vrij lastig, maar het wegdek is boven het Laotiaanse gemiddelde. Onderweg krijgen we in het hart van de Gouden Driehoek door het bergvolk regelmatig opium aangeboden. Wij zijn een van de weinige blanken die niet op hun aanbod ingaan. In Muang Sing wemelt het van de guesthouses en het kost dan ook weinig moeite om een plekje te vinden. We worden zeer gastvrij ontvangen en worden direct op een glaasje getrakteerd. Achter ons staan de Akha-dames al te popelen om ons te masseren en ons allerlei klederdracht, sieraden en andere snuisterijen (o.a. opium) aan te smeren.
Woensdag 23 februari rustdag in Muang Sing. 's Ochtends de markt op en daarna de fiets maar weer eens gepoetst. 's Middags maak ik een uitstapje naar de Chinese grens. Deze overgang is niet voor toeristen toegankelijk dus het blijft bij het maken van enkele foto's. Twee Amerikanen denken wel zomaar China in te kunnen fietsen, de 'customs' kunnen die geste echter niet waarderen en roepen hen direct tot de orde. 's Avonds met een stel Nederlanders aan de Lao Lao geweest, niet voor herhaling vatbaar. Dit eigen gestookt geestrijk vocht heeft een sterke spiritusgeur, het kost me de volgende dag heel wat moeite om die vieze smaak weg te fietsen.
De weg naar Xieng Kok, in alle reisgidsen als allerbelabberdst beschreven, blijkt mee te vallen. Het is wel stof happen, de hele dag 'Dust in the Wind' zingend sleept ons er doorheen. In Muang Long pauzeren we even en we maken ons op voor het laatste stukje naar Xieng Kok. We fietsen langs een riviertje en we rekenen dan ook op een redelijk vlak stuk. Dat valt behoorlijk tegen, want we moeten een paar keer fors klimmen. Na anderhalf uur zwoegen fietsen we toch Xieng Kok binnen. Henk heeft onderweg al aangekondigd het qua fietsen wel welletjes te vinden en we zijn al druk bezig met alternatief vervoer verder naar Houy Xai.
De volgende ochtend gaan we in de botenhandel en na heel wat gebakkelei hebben we voor 1000 Baht de man een boot. We krijgen gezelschap van een Zwitserse die na een busreis door Laos ook nog wel een paar dagen wil fietsen. Het aan boord hijsen van de fietsen is een heel karwei, of dat nog niet genoeg is wisselen we ook diverse malen van boot. Onderweg stoppen we een aantal keer, vaak hebben wij geen flauw benul waarom. (Tanken blijkt over de grens overigens wel goedkoper, want op Birmees grondgebied wordt de boot volgegooid). Onze schipper kan wel aardig handelen, maar spreekt weinig 'over de Mekong'. De Mekong is niet zo'n rustig kabbelend riviertje meer als in het zuiden en deze 'Efteling-achtige attractie kan mij dan ook weinig bekoren. Ik krijg regelmatig een plens water over mij heen en ben aardig doorweekt. Onder de Lao-zon droogt het gelukkig snel. Voor de liefhebbers, onze hit van de dag was ‘Smoke on the Water’, verwijzend naar de snelheid waarmee we de toch al niet zo rustig kabbelende Mekongrivier doorklieven.
Rond halfvier komen we in Houy Xai aan. In dit grensplaatsje blijven we een dag extra vanwege het festival ter ere van het Visit Laos-year 1999-2000. De tweede dag van het feest valt letterlijk in het water zodat wij het bij een theater en dansvoorstelling laten. Overdag constateer ik dat we terecht ons laatste traject door Laos met de speedboot gedaan hebben, vanwege de hevige regenval een dag eerder is de weg onbegaanbaar geworden. Mijn ritje eindigt na 15 km vanwege ‘Slippery when wet’, de overige 35 km die we over dezelfde weg hadden moeten afleggen geloof ik verder wel. Ook voor deze route geldt, als alles geasfalteerd is, dan ziet het er heel anders uit.
Vanaf Houy Xai met de pont over naar Chang Khong (weer terug in Thailand). In twee etappes gaan we met de bus naar Chiang Mai. Het regent nog steeds en het is ronduit koud. De gevoelstemperatuur doet aan een elfstedentocht denken. Ik denk dat ik het hele jaar in lange broek naar het werk moet fietsen, beneden de 25 graden kan ik geen korte broek verdragen. Na bijna vier weken hebben we het fietsen wel even gehad, maar qua weer hebben we ook weinig reden om er nog eens stevig tegenaan te gaan.
In Chiang Mai fiets ik nog twee keer naar de Doi Suthep. De 11,5 km lange beklimming ken ik nog van 1997 toen we met de Chiang Mai Sunday Bicycle club naar boven gefietst zijn. Beide keren bereik ik binnen drie kwartier de top, geen slechte prestatie, maar het is niet genoeg om het clubrecord van 42 minuten te breken (als dit na 1997 nog niet verbeterd is…). Bij de Doi Suthep is het altijd een drukte van jewelste, dat maakt een klimtocht altijd de moeite waard.
Chiang Mai is een fantastisch mooie stad, eigenlijk is het Bangkok in het klein. We vermaken ons dan ook opperbest in het centrum van het noorden. We hebben alle tijd om wat mooie souvenirs (vooral kleding en fietsspullen) te kopen en we genieten de eerste avond van een welverdiend schuimbad. Onze laatste avond in Chiang Mai hebben we nog een gezellige barbecue in Marlboro House waar we twee nachten verbleven (Henk en ik hebben hier in 1997 ook overnacht).
Vanaf Chiang Mai gaan we woensdagavond met de nachttrein naar Bangkok. In deze metropool lunchen we nog een keer met Vishnu onze Thaise minivriend. We lunchen in een behoorlijk sjieke tent, waar we opvallen met onze relaxte kleding (zie foto). Op onze slotdag struint Henk de computermarkt nog af, hij staat versteld van de ongekende mogelijkheden hier en ik koop bij Bike-shop nog een mooi windjack. Deze zaak heeft een speciaal plekje in ons hart, veel mooie fietsen en fraaie onderdelen voor een schappelijke prijs. Misschien moeten we toch maar eens een ATB-tje kopen, met het oog op spaarzame reserveonderdelen van onze hybriden in Zuidoost-Azië niet onverstandig.
Onze laatste dagen fietsen wij niet meer, vooral ik heb mijn portie fietsen door deze ‘total chaos’ wel gehad. ’s Avonds gaan we dan ook met een taxi naar het vliegveld. Onze chauffeur heeft de grootste moeite om zich in de avondspits (die echt de hele avond duurt) een weg te banen. Rond elven komen we aan, we hebben nog alle tijd om in te checken, want we vliegen pas twee uur ’s nachts terug naar Amsterdam. Na een relaxte vlucht, arriveren we de volgende ochtend op Schiphol, waar we door veel familie opgewacht worden. Ruim vier weken weg geweest, bijna 1500 kilometer gefietst, weer een heel mooi stukje van de aardbol gezien.
door Bauke Hoogland
Maandag 31 januari is het eindelijk zover, Henk en ik gaan op reis naar Laos. Onze reis zal ruim vier weken duren en na enkele opwarmdagen in Thailand willen wij fietsend Laos verkennen.
Bij het inchecken op Schiphol heb ik alleen moeite om mijn stuur in de gewenste richting te draaien. Iets meer oefenen thuis de volgende keer. Onze angst voor overbagage blijkt ongegrond. China Airlines accepteert probleemloos de meeste tassen als handbagage, zodoende blijven wij makkelijk onder het streefgewicht van 20 kilo. Na een vlotte non-stop vlucht naar Bangkok, erg aan te bevelen, en een korte treinreis van het vliegveld tot het centrum van Bangkok beginnen we aan iets dat in alle reisgidsen wordt afgeraden: Fietsen in Bangkok.
We nemen de kortste route naar het guesthouse dat via de e-mail voor ons gereserveerd is, maar de weg ernaartoe blijkt voornamelijk via eenrichtingsstraten te gaan en natuurlijk niet onze kant op. Dan maar over de stoep, om de straat-stalletjes heen en regelmatig bukken voor de luifels (Bauke).
Maar we komen op de plaats van bestemming en de sleutel van de kamer ligt al klaar. Voor ons gereserveerd door een Austin Mini-gek in Bangkok die ik via e-mail ken. Een douche, een drankje en een blokje om, om de omgeving vast te verkennen. Dit is het backpackers paradise. Tientallen guesthouses, restaurantjes, barretjes en kraampjes op enkele honderden vierkante meters aan de rivier in hartje Bangkok.
De reis en de warmte, al valt die erg mee voor de tijd van het jaar, beginnen hun tol te eisen en we gaan terug om de ogen een uurtje te sluiten. Als ze weer open gaan is het een erg lang uurtje geworden en is de avond al begonnen. Hoog tijd om de straat op te gaan en wat te gaan eten. Vanuit het restaurant zien we een zwaarwichtig nationaal symbool van Thailand voorbij schuiven. Het fotograferen van deze dikhuid valt mij zwaar, Henk heeft er minder moeite mee. Het vinden van een geschikt eetadresje is in Thailand overigens geen probleem. De Thai en eten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het lijkt of ze altijd met eten in de weer zijn. Stalletjes die 's morgens, 's middags en/of 's avonds open zijn, straatbarbecues die als het donker wordt overal verschijnen en complete restaurants met mobiele keukens die 's avonds op de stoep neergezet worden.
De volgende ochtend eerst uitslapen en de rest van de dag door de stad gesjouwd. Van de vorige keer weten we nog een fietsenzaak in een ander deel van de stad en die willen we weer terugvinden. Omdat fietsen door de stad te doen is maar ook voor ons niet direct een van onze grootste hobby’s laten we ons rijden in een Tuk-Tuk. Het kost moeite maar we vinden de Bike-shop terug. De rest van de middag struinen we enkele markten af, we zien meer winkeltjes en kraampjes dan andere beroemde toeristische attracties. We maken wel een mooie wandeling door een fraai tempel-complex, na een kleine klauterpartij maken we enkele foto’s van het mooie uitzicht over de stad. Het contrast tussen oud en nieuw, arm en rijk is in deze stad soms erg schrijnend. We moeten ons haasten om op tijd terug te zijn omdat we om half 6 hebben afgesproken met Visnu, de mini-gek. Ook het visum voor Laos ligt al klaar in het guesthouse. De visumaanvraag kostte bij ons guesthouse 1500 baht, niet gek, want de meeste ‘tourist offices’ vragen 2000 Baht of meer. 's Avonds gaan we met Visnu uit eten en we maken in zijn mini met airco een rondrit door de stad.
Donderdag 3 februari gaan we op zoek naar de standing Boeddha. Ondanks de gigantische hoogte kost het ons de nodige moeite om hem te vinden. Achteraf blijken we er drie keer om heen gelopen te zijn, voordat we hem in een zijstraatje vinden. Het loopje naar de Puthaak kost zoveel tijd dat we ons alweer moeten haasten om op tijd bij ons guesthouse terug te keren. Dezelfde avond willen wij namelijk met de trein naar Khon Kaen vertrekken. Snel ons boeltje inpakken en dan dwars door de avondspits naar het station. Nu rijden we wel met de verkeersstroom mee, maar fietsen door Bangkok blijft een vak apart. Bij het station aangekomen blijkt het een drukte van jewelste. Vanwege het Chinese Nieuwjaar zijn alle treinen afgeladen vol. Ik wil eigenlijk toch wel dezelfde avond nog vertrekkeen, en neem genoegen met twee kaartjes 3e klas.
In de trein kunnen we onze lol wel op, 9 uren lang opgesloten zitten in een stampvolle coupé. De enige afleiding is de 'Thaise Wagon Lits' die om de vijf minuten met water, bier, brood en fruit voorbij komt schuifelen. Gedurende de reis doen we geen oog dicht. De volgende ochtend komen we tegen zessen aan in Khon Kaen. Bij de plaatselijke supermarkt doen we enkele inkopen (o.a. een paar zoete Thaise broodjes, gewoon brood is amper te krijgen in Thailand) daarna kan het fietsen echt beginnen. Na een koude nacht en een frisse ochtend lijkt het ons verstandig warm gekleed te beginnen, dus trekken we de lange trainingsbroek maar aan. Een uurtje later kunnen we ons al weer omkleden omdat de zon ongenadig hard begint te steken.
De lange rechte weg naar Udonthani is weinig interessant. De route is vrijwel geheel vlak en het natuurschoon is matig. Soms zitten er enkele steile stukken tussen en kan het bergverzet gebruikt worden. Eenmaal bind ik de strijd aan met een tientonner en ik win het duel royaal, zelfs niet-klimmer Henk durft de strijd met het zware verkeer wel aan. De gemiddelde vrachtauto heeft in Zuidoost-Azië de grootste moeite om de top te bereiken.
Onderweg wordt druk geasfalteerd en we moeten dan ook regelmatig van rijbaan wisselen. We maken steeds gebruik van de beste asfaltstroken. Tegen het einde van de middag arriveren we in Udonthani waar we een knap guesthouse vinden. Dit redelijk grote stadje heeft bijzonder weinig te bieden, zonder toeristen kan Thailand niets. Het gebrek aan nachtrust en een tropische dag vergen zijn tol en we kruipen er dan ook vroeg in.
De volgende ochtend fietsen we verder naar Nong Kai. De etappe van gisteren was toch nog 120 km, nu hebben we slechts 60 km voor de boeg. De route is nog steeds vrijwel vlak, maar het uitzicht aan weerszijden van de weg is wat interessanter. Onderweg zijn er voldoende straatstalletjes, zodat het in tegenstelling tot een dag eerder geen probleem is voldoende eten en drinken in te slaan. Onderweg komen we nog een Amerikaan op de racefiets tegen. We babbelen even en we wisselen onze emailadressen uit. We komen een andere keer wel eens bij hem op de koffie, op onze terugreis doen wij Udonthani niet meer aan. In de namiddag komen we in Nong Kai aan, in dit levendige stadje vinden we een knap guesthouse. Deze royale kamer met goede sanitaire voorzieningen kost amper vijftien gulden, dat hebben we er graag voor over. ’s Avonds eten we in een restaurantje met de veelbelovende naam ‘Fawlty Towers’, hier geen John Cleese-achtige taferelen, maar de ‘sweet and sour’ smaakt er prima. De eigenaar van ons guesthouse boert blijkbaar goed, hij heeft een mooie Mercedes 220E voor de deur staan.
Zondagochtend via de Friendship Bridge op naar Vientiane. Onze route leidt eerst onder de brug door, na enige omzwervingen komen we toch bij de brug aan. Het passeren van de grens heeft heel wat voeten in de aarde. We worden 1 keer op Thaise bodem en maar liefst 3 keer op Laotiaans grondbezit op onze paspoorten gecontroleerd. De Friendship Bridge zelf steken we met de Shuttle Bus over. Fietsend de brug over is niet toegestaan. (Het invullen van alle grensdocumenten is een tijdrovende bezigheid).
Eenmaal de brug over gaan we snel richting Vientiane. Nu weer rechts van de weg over knap asfalt fietsen we naar de hoofdstad van Laos. In Vientiane halen we uit de gids een guesthouse dat uitstekende kamers blijkt te hebben. We hebben het eerste doel gehaald. We zijn in Vientiane, de hoofdstad van Laos. Het lijkt of we net vertrokken zijn maar inmiddels is er al bijna een week verstreken. ’s Avonds strijken we neer bij een restaurantje aan de oever van de Mekongrivier. Dit is de plek waar je moet zijn om de zon te zien verdwijnen. En inderdaad, de zon zakt snel achter de bomen aan de overkant in Thailand, een rode schijn over het water achterlatend.
De volgende dag sightseeing in Vientiane. Deze hoofdstad met slechts 130.000 inwoners is een bezoek meer dan waard. Mooie tempels, fraaie oude gebouwen en een wandeling over de boulevard is zowel ’s middags (heerlijke verkoeling in de schaduw van de bomen) als ’s avonds (onbeschrijflijk mooi uitzicht over de Mekong) een aanrader. Vlakbij ons guesthouse is een internetcafé, vanwaar we onze familie en kennissen over onze avonturen berichten.
Vandaag (10e) zitten we lekker binnen bij een internet cafeetje. Buiten is het een graad of 33 en de optie om met een tractorbinnenband de rivier af te drijven is ongeveer gelijk aan oefenen voor het crematorium (Origineel door Harry Jekkers).
Vientiane hebben wij via de mooiere en rustiger Route 10 verlaten. (Na eerst een kleine omweg via een paar dorpjes). Het belangrijkste om de route te bepalen is de zon in de rug te houden want het aantal wegwijzers is minimaal.
Na een paar keer vragen komen we toch op die route 10 naar Ban Keun uit. De weg slingert vrij vlak door het landschap van rijstveldjes, bomen en droge stoffige grond en de eerste 60 km gaan vlot. We willen naar een dorpje, in de boeken Na Nam genoemd, in het echt wordt het nergens aangegeven. Het dorpje ligt vlak bij het Ang Ngam reservoir op ongeveer 105 km van de hoofdstad. Bij Tourakhom, op de borden Toulakom, wijken we van de weg af om ongewild een toeristische route te pakken. Het venijn zit deze keer in de staart want de laatste 20 km worden we op een paar klimmetjes getrakteerd waar we niet op hebben gerekend. Het plaatsje Na Nam is een klein vissersdorpje aan de oever van het reservoir vlak naast de stuwdam. Buiten visserij en toeristen heeft het niets. De toeristen komen hier alleen maar om van het uitzicht en de boottochtjes te genieten. Het reservoir is een dal dat onder water is gezet waardoor nu tientallen bergtoppen eilandjes zijn geworden. De avond op de balustrade van onze bamboehut met uitzicht over het water doorgebracht.
De weg naar Vang Vieng hadden we op ongeveer 90 km geschat, dat blijken er ruim 10 km meer te zijn. Een Duitse jongen, die 10 maanden geleden in Duitsland was begonnen, zegt dat we wel op mogen schieten als we voor donker binnen willen zijn. Gelukkig heeft het plaatsje Ban Hauy Mo, zo’n 25 kilometer voor Vang Vieng , aan de noordkant van hetzelfde reservoir, maar liefst 2 guesthouses en we blijven daar. De heuvels en de warmte hebben er een pittig dagje van gemaakt, we vinden het wel best voor vandaag. Het uitzicht vanuit het guesthouse is net zo mooi als de vorige dag dus dat zit ook wel goed.
Net buiten Ban Huay Mo zien we een tentje staan met 3 fietsen er naast en een stel bleekgezichten die hun tanden staan te poetsen. Ze komen uit Engeland en zijn ook op weg naar Vang Vieng. Het blijkt een ongecompliceerd gezelschap te zijn, ze hebben minimaal bagage mee en leven van dag tot dag. De alcoholische versnaperingen en de andere stimulerende middelen die Laos te bieden heeft, zijn bepalend geweest voor hun reisdoel.
Vang Vieng blijkt een groot guesthouse te zijn. Het dorpje heeft zelf niet zoveel alleen dat het halverwege Vientiane en Luang Phabang ligt en dat in de omgeving vele grotten zijn die je kunt bezoeken. Hier komen we de volgende fietsers tegen, 2 dames uit Nederland die de route de andere kant op maken. Zij melden ons dat we de komende dagen het nodige klimwerk mogen verwachten.
Maandag of dinsdag (we weten het niet meer en de website van de Telegraaf is zo traag daar wachten we niet op): We zitten in Luang Phabang weer aan de Mekong rivier. Vanaf Vang Vieng hebben we stevig moeten doortrappen om jullie vandaag een mailtje vanuit de oude hoofdstad van Laos te kunnen sturen. In Vang Vieng aangekomen, na ons vorige mailtje de verkoeling van de grot opgezocht. Laotiaanse grotten zijn niet helemaal op mijn (Bauke) hoogte berekend (“hij moet niet zeuren, valt best mee”(Henk)). Dat kleintje naast mij moest mij bijna achterlaten omdat ik makkelijker omhoog fiets dan in grotten omhoog klauter. Ten koste van een aantal forse schaafplekken kom ik toch weer bij de uitgang van de primitieve grot.
De volgende dag op weg naar Kasi, na een relatief eenvoudig begin, komen de echte bergen snel op ons af. Het ritje van zo'n 60 km neemt bijna de hele dag in beslag. Het is vandaag zo warm dat ik het grootste deel slechts in wielerbroek fiets. Ik verzuim echter mijn rug in te smeren en ik verbrand dan ook gigantisch. Ik geniet met volle teugen van de Laotiaanse bergen, Henk vindt het klimwerk maar zozo.
In Kasi aangekomen blijken we wel aardig getimed te hebben. Tegelijk stopt er een bus met Westerse toeristen. Kasi is een tussenstop voor het traject Luang Phabang-Vang Vieng. Even later zien we nog een bus bijna stranden met een kapotte wiellager, na enkele uren noeste arbeid kan ook die weer verder. (fietsen heeft toch zijn voordelen). De toeristen balen zichtbaar, het avondeten kan wat later besteld worden en ze zullen waarschijnlijk pas in de duisternis op de plaats van bestemming aankomen. 's Avonds schuift er nog een internationaal gezelschap motorrijders bij ons aan. Het gezelschap is redelijk luidruchtig, en verstoren gedeeltelijk onze nachtrust. De motormuizen worden geleid door een Duitser die blijkbaar zijn schaapjes al op het droge heeft. Hij reist samen met zijn heel wat jongere Chinese vriendin de wereld rond. Het stel is aardig spraakzaam en we wisselen onze vakantie-ervaringen uit. Het Chineesje toont zich bijzonder ijverig in de keuken van ons guesthouse, geen wonder, zij wil samen met haar Duitse vriend, na enkele jaren rondgereisd te hebben, een restaurant beginnen. Ons guesthouse heeft overigens wel erg jeugdig personeel, de twee dochters waarvan de jongste amper 8 jaar is, doen bijna al het werk. Het bijvullen van de watervoorraad is het kleinste meisje echter een onmogelijk karwei en het wordt een heus waterballet. Ik had haar wel willen helpen, maar het kleine meisje was vastberaden die lange toerist te tonen hoe handig zij met die vaten water om kon gaan.
Vanaf Kasi de volgende ochtend op weg naar Phou Khun, na een rustige aanloop moeten we er echt aan geloven. Een forse klim met bijna 1000 meter hoogteverschil bij minstens 30 graden geen sinecure. Liters water zijn dan ook nodig om het einddoel te bereiken. Even voor vieren parkeer ik mijn tweewieler op het dorpsplein van Phou Khun en ik trakteer mezelf op een heerlijk koele beerlao. Een klein kwartier later arriveert Henk ook. We vinden het meer dan welletjes en reserveren direct het dichtstbijzijnde guesthouse. Achteraf blijkt dat we ook niet weinig later binnen hadden moeten komen, want de eerste stalletjes worden alweer ontruimd. Snel gaan we naar het enige restaurantje wat nog open is om wat te eten. Onze gastvrouw heeft het maar zwaar, ze moet ons van een smakelijke maaltijd voorzien, terwijl ze gelijktijdig haar nogal vervelende kinderen onder de duim moet houden. Vanwege de invallende duisternis probeert ze voor ons haar olielamp aan de praat te krijgen. We moeten even geduld hebben, maar daarna kunnen we bij sfeerverlichting nog even natafelen. Na het eten onze kamer opgezocht, er is in dit oord verder weinig te beleven.
Zondag maken we ons klaar voor een 'monsteretappe' naar misschien Luang Phabang, in ieder geval zover mogelijk. In de tropische hitte ploeteren we over de diverse bergen, onderweg in alle dorpjes luidkeels aangemoedigd door onze wel zeer jeugdige fans.
Sommige kleintjes lopen hele stukken achter ons aan, om zo lang mogelijk van deze rijdende attractie te kunnen genieten. Eenmaal snijdt een stel kleine meisjes een bocht af (rennen dwars door de struiken) om ons zelfs twee maal voorbij te kunnen zien rijden. Halverwege de dag even geluncht en nog even bijgepraat met een reislustige Vlaming, hij reist ditmaal zonder fiets en is stinkend jaloers op ons. Het aantal fietsers op de route Vientiane-Luang Phabang doet sterk denken aan de elfstedentocht, Duitsers, Nederlanders, Engelsen, Zwitsers, Fransen en Australiërs, de hele aardbol lijkt hier rond te fietsen. Door de stevige lunch knappen we helemaal op. We worden overmoedig en besluiten nog een fiks stuk verder te fietsen. De eerste twintig kilometer is dat geen kunst, we gaan als een raket naar beneden, daarna moeten we echter bijna dezelfde afstand weer klimmen. Zelfs ik (Bauke) vind dat met deze hitte geen pretje.
Onderweg komen we weinig leefbaars meer tegen, en in de schemering bereiken we na nog een fikse afdaling Xieng Ngeun (op 30 km van Luang Phabang). Een guesthouse is hier niet, dus dit wordt onze eerste overnachting in een 'Wat' (boeddhistische tempel). Maandagochtend (weten we ondertussen) is het nog anderhalf uur fietsen naar Luang Phabang waar we gezien de temperatuur enkele dagen siësta gaan houden.
Alweer hebben we een avond aan de Mekong doorgebracht, het wordt wel eentonig maar het is zo. We genieten weer van de ondergaande zon. De Mekong slingert bijna 2000 km over het grondgebied van Laos of is de grens met omringende landen. Het is dus niet zo verwonderlijk dat op een reis door Laos je deze rivier meer dan eens tegenkomt. Uiterlijk verandert deze ook van gedaante. In Vientiane, waar we begonnen zijn en later bij Luang Prabang is het een rustig stromende brede rivier met hier en daar wat zandbanken. In het noordoosten is het een rivier die bezaaid is met rotsblokken die de breedte plaatselijk halveert inclusief bijbehorende stroomversnellingen en draaikolkjes.
Maar goed, de rivier ligt al weer achter ons evenals de dorpen waar zelfs lokale telefoongesprekken een hele klus zijn en, indien al aanwezig, elektriciteit alleen van 6 tot 10 uur ’s avonds werkt. Aan de service van de Laotiaanse bevolking ligt het echter niet. Ze doen zelfs alles om ons voor te bereiden op de thuisreis naar het winterse holland. Als we de tekst voor het komende verhaal verzinnen zitten we achter een kop hete thee met lange broek en in een trui te rillen. Bauke’s km teller geeft ook de temperatuur weer en die weet te melden dat het slechts 21 graden is.
Eerst nog even terug in de tijd. 15,16 en 17 februari hebben wij rustig doorgebracht in Luang Prabang. Elke avond genieten aan de 'riverside' en de Laotiaanse keuken goed eer aan gedaan. Vlakbij ons guesthouse ligt een oosterse variant van het Veronicaschip (weliswaar op het droge), waar het goed vertoeven is. Het bier is lekker koel, het eten is oké. Alleen de muziek is van erbarmelijke geluidskwaliteit. Als de zaken hier beter gaan, moet de eigenaar eerst maar in een betere installatie investeren.
Nog even een tip voor notoire koffiedrinkers, de Laotiaanse oploskoffie is niet echt lekker (het heeft een sterke cacaosmaak, daar maken wij toch echt een ander drankje van). Bij het ontbijt krijg je de slappe kruidenthee er standaard bijgeleverd (dus niet zeuren heb ik niet besteld…, gewoon opdrinken of anders de palmbomen extra water geven).
17 Februari hebben we een boottocht over de Mekong gemaakt naar de Kuang Si Waterfalls. Het laatste stukje naar de waterval gaan we met een pick-up, een heel avontuur. Onze chauffeur scheurt over onverharde wegen naar onze eindbestemming. De Laotiaanse jeugd die met ons meelift, vinden het ruige ritje erg gaaf.
De Kuang Si Waterfalls zijn fantastisch mooi, en bieden dan ook een heerlijke verkoeling bij een lekker temperatuurtje van 35 graden. Het water nodigt uit tot een frisse duik. Op de terugreis worden we weer lekker bruin gebakken en vanwege een kapotte koppeling duurt het knap lang voordat we weer in Luang Prabang aankomen. Terwijl wij zitten te wachten op hulp, gaat Henk driftig aan het goud zoeken op het mooie Mekong-strand (zandbank). Ik neem nog een lekkere duik in de Mekong.
De heenreis naar de waterval duurt amper een uur, terug zijn we vier uren onder de pannen. Met een heerlijk zonnetje is dat geen straf, overigens zonder botenhulp hadden we altijd nog te voet terug naar Luang Prabang kunnen gaan (een strandwandeling van een uur was voldoende geweest).
De volgende dag op de fiets naar Pak Mong. Na enige omzwervingen door de stad (de bewegwijzering is niet echt verhelderend), toch op de goede weg naar Pak Mong gekomen. We rekenen op een monstertocht van 140 km, het blijken er 15 mee te vallen (dat scheelt weer een klein uur).
Over heuvelachtig terrein gaan we op weg naar het noorden. Onderweg passeren we weinig dorpjes en onze watervoorraad dreigt halverwege de dag dan ook aardig uitgeput te raken. Gelukkig is er in een van de vele kleine dorpjes redding nabij en slaan we bij het plaatselijke café-restaurant royaal in. Het doppen van onze flesjes cola, duurt even want vader en dochter worden het niet snel eens wie de flesopener als laatste gebruikt heeft en niet goed opgeborgen heeft. Vader is de schuldige, maar dankzij de dochter worden onze flesjes nog redelijk vlot ontkurkt. Vader biedt ons vervolgens nog Lao Lao aan(whisky), maar dat lijkt ons met nog bijna 50 kilometer voor de boeg niet zo'n goed idee. Tegen de avond bereiken we Pak Mong, waar het enige guesthouse er wel erg troosteloos uitziet. We besluiten dan ook een stukje door te fietsen (weliswaar voor ons in de verkeerde richting) en vinden uiteindelijk een plekje in Nam Bak.
Dankzij het Lao-phrasebook weet Henk enkele prima maaltijden te bestellen, zodat de inwendige mens goed verzorgd wordt. Gezien de behoorlijke porties denken wij dat onze gastvrouw de afgelopen weken meer fietsers over de vloer heeft gehad (gezien de vele wielrijders die we tegen komen, is dat niet onwaarschijnlijk).
Vanaf Nam Bak naar Udomxai, dit tochtje van 95 km valt zwaar tegen. In het begin worden we op een beste klim getrakteerd en na 20 km valt de regen met bakken naar beneden. We keren terug en schuilen op een bouwterrein. Bij de volgende tropische bui schuilen we onder bananenbladeren. Boven op de top van de aardige lange beklimming is het de hoogste tijd om te lunchen, ik zit amper of ik heb de noodle-soup al voor me. Na de lunch maken we ons op voor nog een lekker stukje fietsen naar Udomxai. Ik kan nog niet bevroeden dat ik het vandaag van ons tweeën nog het zwaarst zal krijgen. We beginnen met een lange afdaling, maar na 5 kilometer vind ik het dalen al geen pretje meer.
Het asfalt kunnen ze zeker niet meer betalen, want over de Lao variant van Belgische kasseien met modder is fietsen niet echt leuk. Mijn fiets blijkt ook niet helemaal Laos-proof te zijn. Mijn bagagedrager linksvoor begeeft het, enkele dagen later zal de rechter zijn voorbeeld volgen. Ook Henk blijft het fietsersleed niet bespaard. Hij rijdt twee keer lek binnen 10 km, dit zijn de enige lekke banden van onze vakantie (dat is een mirakel). Lek rijden en geen pomp hebben, is echter minder leuk. Henk moet dan ook te voet de achtervolging inzetten, hadden wij toch een mobieltje mee moeten nemen. Het is al tegen zevenen als we in Udomxai aankomen, de laatste kilometers over wel weer goed asfalt. Een plotseling opkomende muggenplaag zorgt ervoor dat ik een beetje manisch het dorp binnen rijd.
In Udomxai blijven we een dagje, om wat rond te kijken en fietsreparatie. Henk gebruikt zijn voordragers niet, we besluiten dan ook om de zijne op de mijne te zetten en mijn oude gaan de vuilnisbak in. Op de namiddag hebben we nog even leedvermaak als er weer een busvol toeristen gedropt wordt. Met de Lonely Planet of The Rough Guide in de hand gaat iedereen op zoek naar het goedkoopste adresje. De inflatie heeft echter ook in Laos niet stil gestaan en de gemiddelde prijzen zijn dan ook vaak verdrievoudigd. Na een uurtje ronddolen komt elke toerist erachter dat je voor minder dan 30.000 kip (een slordige 4 dollar) niet terecht kunt. Vaak komen ze dan uit bij het guesthouse waar ze ook hun speurtocht begonnen zijn. Achter een heerlijk flesje beerlao zien wij het hele schouwspel glimlachend aan.
's Avonds naar een theatervoorstelling geweest, de achtergrondmuziek (erg symfonisch getint) die wij 's middags al hoorden deed ons een interessanter avondje verwachten. Nu was het meer aapjes kijken, zowel op het podium als op het veld en zowel voor de kleinen als de (2) groten. Ook Henk heeft achter aan nog vrij uitzicht op het podium.
Van Udomxai fietsen wij in 2 dagen naar Luang Nam Tha. Ik dacht dat eerst nog wel in een dagje te kunnen doen, maar ik had deze versie van Parijs-Roubaix onderschat. We stuiteren de hele dag op en neer, zo nu en dan
nog door een modderpoel. Ik ben al blij dat ik heelhuids in Na Maw aankom, waar we dan ook maar een guesthouse zoeken. Daar vormen wij de rest van de dag een grote toeristische attractie.
De volgende dag maar weer verder over het 'karrenpad'. Saillant detail: Henk heeft de balen van het klimmen en ik van de kasseienstrook. We hebben het toch over hetzelfde stuk weg. Onderweg stoppen we om onze watervoorraad aan te vullen. Tegenover ons stopt een toeristenbus en we zien hoe in no-time twee banden verwisseld moeten worden (terwijl links gewisseld werd kreeg rechts een klapband, geen wonder als je de staat van de banden ziet). Reizen door Laos met openbaar vervoer is dan ook geen lolletje. Ik denk nog even voor de bus binnen te kunnen zijn maar dat blijkt wel erg optimistisch.
Onderweg zien we nog enkele lachwekkende taferelen. Ik passeer een Laotiaan die zich te pletter schrikt van een bebaarde reus op de fiets en vervolgens bijna pardoes een greppel inrijdt. Even verderop laat ik de Laotiaanse jeugd dusdanig schrikken dat ze dekking zoeken achter een groot hek en pas de weg weer op durven als wij het dorpje hebben verlaten. Het grappige is dat andere toeristen ons willen laten geloven dat in dit deel van Laos de jeugd ons enthousiaster binnen zal halen. Niets is minder waar, vaak zijn ze te benauwd om iets te zeggen en soms verschansen ze zich achter hun huizen/hutten als wij hun dorp binnen rijden. Overigens is het plaatselijke vee zeer onverstoorbaar als wij passeren, de koeien gaan geen millimeter opzij als Henk en ik langs fietsen.
De laatste 15 kilometer tot Luang Nam Tha hebben we een gigantische meevaller, het wegdek is net nieuw geasfalteerd en we rijden dan ook zeer relaxed op het stadje aan. Tegen kwart voor drie komen we aan en we zijn dan ook mooi op tijd om onze voorraad 'kip' aan te vullen. Het inwisselen van een travellercheque van 50 Amerikaanse dollar kost een half uur, maar dan heb je wel ruim drieënhalve ton kip op zak.
Luang Nam Tha is een aardig plaatsje, maar we kiezen ervoor om de volgende dag naar Muang Sing te gaan en in 'opiumcity' een rustdag te houden. De route naar Muang Sing is vrij lastig, maar het wegdek is boven het Laotiaanse gemiddelde. Onderweg krijgen we in het hart van de Gouden Driehoek door het bergvolk regelmatig opium aangeboden. Wij zijn een van de weinige blanken die niet op hun aanbod ingaan. In Muang Sing wemelt het van de guesthouses en het kost dan ook weinig moeite om een plekje te vinden. We worden zeer gastvrij ontvangen en worden direct op een glaasje getrakteerd. Achter ons staan de Akha-dames al te popelen om ons te masseren en ons allerlei klederdracht, sieraden en andere snuisterijen (o.a. opium) aan te smeren.
Woensdag 23 februari rustdag in Muang Sing. 's Ochtends de markt op en daarna de fiets maar weer eens gepoetst. 's Middags maak ik een uitstapje naar de Chinese grens. Deze overgang is niet voor toeristen toegankelijk dus het blijft bij het maken van enkele foto's. Twee Amerikanen denken wel zomaar China in te kunnen fietsen, de 'customs' kunnen die geste echter niet waarderen en roepen hen direct tot de orde. 's Avonds met een stel Nederlanders aan de Lao Lao geweest, niet voor herhaling vatbaar. Dit eigen gestookt geestrijk vocht heeft een sterke spiritusgeur, het kost me de volgende dag heel wat moeite om die vieze smaak weg te fietsen.
De weg naar Xieng Kok, in alle reisgidsen als allerbelabberdst beschreven, blijkt mee te vallen. Het is wel stof happen, de hele dag 'Dust in the Wind' zingend sleept ons er doorheen. In Muang Long pauzeren we even en we maken ons op voor het laatste stukje naar Xieng Kok. We fietsen langs een riviertje en we rekenen dan ook op een redelijk vlak stuk. Dat valt behoorlijk tegen, want we moeten een paar keer fors klimmen. Na anderhalf uur zwoegen fietsen we toch Xieng Kok binnen. Henk heeft onderweg al aangekondigd het qua fietsen wel welletjes te vinden en we zijn al druk bezig met alternatief vervoer verder naar Houy Xai.
De volgende ochtend gaan we in de botenhandel en na heel wat gebakkelei hebben we voor 1000 Baht de man een boot. We krijgen gezelschap van een Zwitserse die na een busreis door Laos ook nog wel een paar dagen wil fietsen. Het aan boord hijsen van de fietsen is een heel karwei, of dat nog niet genoeg is wisselen we ook diverse malen van boot. Onderweg stoppen we een aantal keer, vaak hebben wij geen flauw benul waarom. (Tanken blijkt over de grens overigens wel goedkoper, want op Birmees grondgebied wordt de boot volgegooid). Onze schipper kan wel aardig handelen, maar spreekt weinig 'over de Mekong'. De Mekong is niet zo'n rustig kabbelend riviertje meer als in het zuiden en deze 'Efteling-achtige attractie kan mij dan ook weinig bekoren. Ik krijg regelmatig een plens water over mij heen en ben aardig doorweekt. Onder de Lao-zon droogt het gelukkig snel. Voor de liefhebbers, onze hit van de dag was ‘Smoke on the Water’, verwijzend naar de snelheid waarmee we de toch al niet zo rustig kabbelende Mekongrivier doorklieven.
Rond halfvier komen we in Houy Xai aan. In dit grensplaatsje blijven we een dag extra vanwege het festival ter ere van het Visit Laos-year 1999-2000. De tweede dag van het feest valt letterlijk in het water zodat wij het bij een theater en dansvoorstelling laten. Overdag constateer ik dat we terecht ons laatste traject door Laos met de speedboot gedaan hebben, vanwege de hevige regenval een dag eerder is de weg onbegaanbaar geworden. Mijn ritje eindigt na 15 km vanwege ‘Slippery when wet’, de overige 35 km die we over dezelfde weg hadden moeten afleggen geloof ik verder wel. Ook voor deze route geldt, als alles geasfalteerd is, dan ziet het er heel anders uit.
Vanaf Houy Xai met de pont over naar Chang Khong (weer terug in Thailand). In twee etappes gaan we met de bus naar Chiang Mai. Het regent nog steeds en het is ronduit koud. De gevoelstemperatuur doet aan een elfstedentocht denken. Ik denk dat ik het hele jaar in lange broek naar het werk moet fietsen, beneden de 25 graden kan ik geen korte broek verdragen. Na bijna vier weken hebben we het fietsen wel even gehad, maar qua weer hebben we ook weinig reden om er nog eens stevig tegenaan te gaan.
In Chiang Mai fiets ik nog twee keer naar de Doi Suthep. De 11,5 km lange beklimming ken ik nog van 1997 toen we met de Chiang Mai Sunday Bicycle club naar boven gefietst zijn. Beide keren bereik ik binnen drie kwartier de top, geen slechte prestatie, maar het is niet genoeg om het clubrecord van 42 minuten te breken (als dit na 1997 nog niet verbeterd is…). Bij de Doi Suthep is het altijd een drukte van jewelste, dat maakt een klimtocht altijd de moeite waard.
Chiang Mai is een fantastisch mooie stad, eigenlijk is het Bangkok in het klein. We vermaken ons dan ook opperbest in het centrum van het noorden. We hebben alle tijd om wat mooie souvenirs (vooral kleding en fietsspullen) te kopen en we genieten de eerste avond van een welverdiend schuimbad. Onze laatste avond in Chiang Mai hebben we nog een gezellige barbecue in Marlboro House waar we twee nachten verbleven (Henk en ik hebben hier in 1997 ook overnacht).
Vanaf Chiang Mai gaan we woensdagavond met de nachttrein naar Bangkok. In deze metropool lunchen we nog een keer met Vishnu onze Thaise minivriend. We lunchen in een behoorlijk sjieke tent, waar we opvallen met onze relaxte kleding (zie foto). Op onze slotdag struint Henk de computermarkt nog af, hij staat versteld van de ongekende mogelijkheden hier en ik koop bij Bike-shop nog een mooi windjack. Deze zaak heeft een speciaal plekje in ons hart, veel mooie fietsen en fraaie onderdelen voor een schappelijke prijs. Misschien moeten we toch maar eens een ATB-tje kopen, met het oog op spaarzame reserveonderdelen van onze hybriden in Zuidoost-Azië niet onverstandig.
Onze laatste dagen fietsen wij niet meer, vooral ik heb mijn portie fietsen door deze ‘total chaos’ wel gehad. ’s Avonds gaan we dan ook met een taxi naar het vliegveld. Onze chauffeur heeft de grootste moeite om zich in de avondspits (die echt de hele avond duurt) een weg te banen. Rond elven komen we aan, we hebben nog alle tijd om in te checken, want we vliegen pas twee uur ’s nachts terug naar Amsterdam. Na een relaxte vlucht, arriveren we de volgende ochtend op Schiphol, waar we door veel familie opgewacht worden. Ruim vier weken weg geweest, bijna 1500 kilometer gefietst, weer een heel mooi stukje van de aardbol gezien.