Dag 21, 13 oktober 2016: van Sölden naar Moos in Passeier (50 km; 1400 m klimmen, 1750 m dalen)
Het voelt winters koud wanneer we uit Sölden vertrekken. Het zonlicht is valer dan gistermiddag en de wind is harder gaan waaien. Alles wijst op een naderende weersverandering, maar voor vandaag wordt nog droog weer voorspeld. Langzaam trappen we de eerste kilometers over de grote weg door het Ötztal, die geleidelijk rustiger wordt. Het meeste verkeer heeft een van de omringende dorpen als eindbestemming en rijdt niet over de Timmelsjoch.
Na anderhalf uur hebben we 9 km afgelegd en 350 m geklommen. We fietsen door een nauw dal, dat als windtunnel lijkt te fungeren. De vlagerige wind is nu stormachtig geworden en dwingt ons regelmatig tot afstappen. Wanneer we daarna weer gaan fietsen, kost het ons veel moeite om de fietsen goed op de weg te houden. Hoog tijd voor crisisberaad, want op deze manier gaan we vandaag de Timmelsjoch niet halen.
'Zullen we in ieder geval nog tot de afslag bij Obergurgl gaan?', stel ik voor.
'Daar gaat de weg met een scherpe bocht de andere kant op. Ik hoop dat de wind daar geen vat meer op ons zal hebben. Anders kunnen we beter terugfietsen en de trein over de Brennerpas nemen.'
Verderop hebben we inderdaad geen last meer van de wind. Rustig klimmen we verder. Na elke haarspeldbocht komt de sneeuw dichterbij.
Op 2100 m hoogte passeren we Hochgurgl, een lelijk appartementendorp dat claimt het
'Schneesicherster Wintersportort in den Alpen' te zijn.
'Erstes Hotel mit Hydrosoft im Zimmer', staat met koeienletters op een muur. Leuk voor dat hotel, maar ik had hier liever een sfeervolle konditorei aangetroffen. Gelukkig is er anderhalve kilometer verder een fonkelnieuw en best wel hip
Motorradmuseum, waar we ons op kunnen warmen met soep en warme chocola.
We zijn al bijna op 2200 m hoogte, als tot onze schrik de weg ineens 140 meter omlaag gaat. Dat betekent straks weer minstens een half uur extra klimmen. Na deze afdaling maakt de weg een haakse bocht en bevinden we ons in een andere wereld: een klim van 8 tot 10 procent, een temperatuur onder het vriespunt, een flinke tegenwind en een verlaten poollandschap. De zon is nu achter een grauwsluier verdwenen, de nieuwe ijstijd is begonnen.
Een smokkelaarsmonument herinnert aan andere tijden. Er staat zelfs een bankje, maar we weerstaan de verleiding om hier even te gaan zitten. We moeten nu in beweging blijven om niet onderkoeld te raken.
Even later passeren we een bord met de unheimische naam Totenstein. Hier ligt een rotsblok, waar smokkelaars vaak enige beschutting vonden bij onverwacht slecht weer. Sommigen overleefden zo een barre tocht, anderen werden er na een ijzige nacht levenloos aangetroffen.
De weg lijkt eindeloos, maar anderhalve kilometer voor de top komen er weer bochten. We houden onze voeten warm door flinke stukken te lopen.
Tegen vijven zijn we boven. Het café waar we ons op hadden willen warmen, staat in de steigers en is gesloten. It 's lonely at the top. En vooral heel erg koud: het vriest nu al meer dan vijf graden.
Snel trekken we alles aan wat we bij ons hebben: bivakmutsen, helmen, vijf lagen kleding (Icebreakershirt + fleecetrui + windstopper + thermojack + regenjack), een regenbroek over de thermobroek en winddichte hoezen over de schoenen. Na het omkleden is de temperatuur al gezakt naar - 5.8 graden. Snel fietsen we bergafwaarts, nagestaard door berggeiten.
Aan de Italiaanse kant ligt bijna geen sneeuw. Wel hangen er ijspegels aan de kale rotswanden.
Na 9 km en 660 m dalen bereiken we
Gasthof Hochfirst. Daar warmen ons op met thee en apfelstrudel. Helaas is er geen kamer meer vrij. Dus stappen we na een half uur weer op onze fietsen. Gelukkig vriest het nu niet meer. In de schemering rijden we naar Moos, waar volgens booking.com niks meer open is. Toch vinden we in dit spookdorp nog een
gasthaus waar licht brandt. Corrie belt aan en even later hebben we een mooie kamer.
wordt vervolgd