Fietsen over een van de meest “adembenemende” routes ter wereld, oftewel fietsen over het dak van de wereld, was voor ons een mooie uitdaging, maar ook een geweldig avontuur en een droom die is uitgekomen.
Verslag van Harrie Coppens
“No photo”, hoor ik achter mij roepen als ik bij het uitstappen van het Air-India vliegtuig mij omdraai om een foto van het toestel te maken. De militairen die de luchthaven bewaken willen niet dat er foto’s worden gemaakt. Na de strenge controles op vier verschillende luchthavens, Amsterdam, Helsinki, Delhi en Srinagar, ben ik er eindelijk in geslaagd om het eindstation van de lange vlucht te bereiken waar onze fietstocht gaat beginnen.
We gaan drie weken fietsen over de hoogste passen ter wereld in het hooggebergte van de Himalaya. De vijf anderen deelnemers, Jim, Frans, Roel, Martijn en Idde zijn gisteren al gearriveerd. Als ik de fiets, met zes behulpzame Indiërs heb gemonteerd, fiets ik in Srinagar de luchthaven uit. Eenmaal buiten stop ik om te kijken of ik Martijn al zie die me zou komen ophalen. Ik word door een honderdtal Indiërs aangestaard alsof ik een bezienswaardigheid ben. Fietsers zie je hier niet. Achter mij hoor ik iemand roepen. Als ik omkijk blijkt het politie te zijn die mij voor de, inmiddels zevende keer, wil controleren door alweer een formulier in te laten vullen. Gelukkig komt Martijn er juist aangefietst die de overnachtingplaats aan de politie weet te vermelden. Ook hij werd een kilometer voor het vliegveld aangehouden om te voet zonder fiets verder te gaan, gelukkig ging dat na de nodige communicatie niet door.
Na een tocht door de oude binnenstad waar het getoeter niet van de lucht is bereiken we de vooraf gereserveerde mooie, met veel houtsnijwerk uitgevoerde houseboat, New Golden Flower voor de eerste overnachting. Omdat de houseboat alleen is te bereiken via het water worden de fietsen en mijn bagagetassen in het gammele kanobootje gelegd. Het bootje waarin we worden overgezet is eigenlijk veel te klein waardoor we braaf stil moeten zitten om niet om te kieperen. Het onvermijdelijke gebeurt dan ook. De fietsteller wordt al snel uit het water gevist en mijn stuurtas ligt een stukje verder te dobberen. Gelukkig zit mijn paspoort in een plastic zakje en heb ik de fotocamera op zak. De andere bekleedde bootjes met overkapping zijn echte juweeltjes die in de Efteling niet zouden misstaan.
Als even later de anderen van een fietstochtje terugkomen blijkt dat Idde al in het ziekenhuis is geweest. Hij was in een afdaling even vergeten dat je in India links moet rijden. Het gevolg was een botsing met een auto waarbij de auto een kapotte koplamp had opgelopen en diverse deuken en krassen. De fiets van Idde, een Koga Miyata, mankeerde niets dus was de mening alom, dat een fiets van Nederlandse makelij van een betere kwaliteit is dan die van een Indische auto. Oh ja, Idde had een snijwond in zijn pink die ze in het ziekenhuis geheel onverdoofd en zonder ontsmettingsmiddel hebben gehecht. Tja, Idde mag dan wel de jongste zijn maar hij is wel een bikkel!
Na een goede nachtrust beginnen we aan de Himalaya tocht. In het straatbeeld zien we veel heilige koeien. Dat zijn koeien die als dank voor vermeende gunsten van de goden, aan de tempel worden geschonken.
Als we even stoppen voor het kopen van enkele flessen water zegt Idde “ik ruik weer kadaverlucht”! Inderdaad het is hier in deze drukbevolkte straat een allegaartje van reuk en stank. Hier komen we veel schapenkuddes tegen die de gehele breedte van weg nodig hebben. Een autobezitter die zijn automatten op de weg aan het schrobben is staat, nadat de kudde is gepasseerd, beteuterd te kijken, hij kan weer opnieuw beginnen.
We vervolgen de route met een lange geleidelijke klim naar het 1100 meter hoger gelegen Sonamarg. (2.700 m) Onderweg passeren we zonder problemen het eerste door militaire bemande checkpoint voor het noteren van paspoort- en visumnummer. We gaan slapen in een dhaba, een tent met twee bedden, elektriciteit en aparte ‘badkamer.’
Om te acclimatiseren ter voorkoming van hoogteziekte verblijven we hier een dag. Hoogteziekte kan optreden bij verblijf op grote hoogte of bij snelle stijging, als mensen daar onvoldoende aan gewend zijn. De oorzaak is het lage zuurstofgehalte van de lucht, waardoor het zuurstofgehalte in het bloed daalt en klachten kunnen ontstaan. Het lichaam heeft tijd nodig om zich aan het zuurstofgehalte aan te passen (acclimatiseren). Hoe hoger het verblijf of hoe sneller de stijging, hoe groter de kans op hoogteziekte. Over het algemeen treden de verschijnselen pas op boven de 2500 meter. Bij onvoldoende naleving liggen hersenoedeem en longoedeem op de loer. Als voorzorg tegen hoogteziekte nemen we acetazolamide (Diamox) tabletten mee.
De voettocht naar de Thajiwas-gletsjer die we ’s middags gaan bezoeken blijkt toch een langere beklimming te zijn dan we hadden gedacht. Rustend vanachter een kopje ‘black tea’ zien we twee0 stoere Sikhs zich ontdoen van kleding om vervolgens in het ijskoude gletsjer water te gaan zitten. Sikhs zijn van oudsher stoere krijgers. Sikhs drinken niet, roken niet, eten geen vlees en dragen allemaal een tulband, bestaande uit een katoenen lap van vijf meter lang en één meter breed, die vroeg in de ochtend rond het hoofd gewikkeld wordt.
We besluiten om de volgende ochtend vroeg te vertrekken om de vele vrachtwagens die op een verzamelplaats langs de camping staan voor te zijn. Deze mogen ’s middags pas vertrekken omdat het verkeer vanuit de andere kant van de pas, ’s ochtends vertrekt. De vrachtwagens zijn hier ware kunststukjes. In India is het belangrijk dat je truck er, zowel van binnen als van buiten, er kleurig en fleurig uitziet en dat er veel, heel veel toeters opzitten. Tijdens het omhoog fietsen zien we een groep bergbeklimmers tegen de rotsen hangen. Als ik er een foto van wil maken hoor ik het fluitje van een man in uniform, “no photo”, dus het zijn toch militairen!
Omdat er onderweg nergens telefonisch bereik is, kan ik hier nu vanuit een telefoonwinkeltje aan het thuisfront doorgeven dat ik enkele dagen geleden goed ben aangekomen.
Het is zwaar klimmen op de off- road weg naar Zoji La pas, een berg van 3.540 meter hoogte. Het fietsen gaat op sommige stukken slechts 4- tot 5 km per uur waarbij we soms balanceren om overeind te blijven. Ook bij mindere inspanning is het al snel hijgen door zuurstoftekort in deze ijle lucht. De omgeving is schitterend waardoor we regelmatig stoppen voor het maken van foto’s.
Eenmaal boven wacht ons een aangename verassing. Tegenover de legerplaats is een bevoorradingstation voor militairen ingericht waar wij worden uitgenodigd om mee te eten. We worden ontvangen als gasten en nemen plaats op de grond langs de militairen waarna we worden bediend met brood, soep en rijst met groenten. Zij maken foto’s van ons en wij mogen ook van hen foto’s maken zonder problemen. Alom vriendschap. Ook wordt ik uitgenodigd om een kijkje en een foto te nemen in het kleine boeddhistische tempeltje, zonder schoenen uiteraard!
Bij het vertrek begint het licht te regenen en hoor ik even daarna geroep aan de kant van de weg. Ook ik roep “Julley” (hallo) terug zonder om te kijken. Maar dan holt er iemand achter mij aan die “passport” roept, dus maar weer terug voor de checkpoint. Dit komt goed uit, nu kunnen we ter plaatse meteen schuilen voor het regenbuitje.
Na een super afdaling stoppen we voor de overnachting in Drass. Bij aankomst zien we een groot bord staan waarop staat aangegeven dat Drass, na Siberië, de koudste bewoonde plaats op aarde is met in de winter - 40 graden Celsius. Het hotelletje waar we vervolgens gaan overnachten blijkt niet het meest zindelijke te zijn maar vooruit…veel keuze is er niet. Regelmatig valt ook hier de stroom uit maar daar zijn we inmiddels wel aan gewend. Ook douchen met koud water is even wennen.
Vanuit Drass is het bijna uitsluitend afdalen naar Kargil, 500 meter lager. Na een pauze in een Chinees restaurant is het even in de middag meer dan 35 graden als we over een lengte van 38km, 700 meter gaan klimmen naar Mulbekh (3.300m). Onderweg passeren we schitterende oases waar nog veel oude nederzettingen staan die nog worden bewoond.
Even voorbij Mulbekh staan we stil bij het Chamba klooster waar een reusachtig uitgehakt beeld in de rotsen is te zien met een hoogte van 9 meter van de godin Chamba. Via de Namika La (3.827 m) (La betekend berg) dalen we naar 3.450 m om vervolgens 30 km te klimmen naar de Fotu La (4.108 m) Het is mede door de mindere zuurstof de zwaarste klim tot nu toe met een gemiddelde van 7 km/uur. Op de top staat een bord met de tekst: “Highest point the Srinagar-Leh road”. Ook zien we hier, zoals op elke top, de veelkleurige wapperende gebedsvlaggetjes.
Vanaf de pas hebben we een magnifiek uitzicht op de Himalaya keten met zijn schitterend landschap en de met sneeuw bedekte bergen. Als de samenkomst compleet is kunnen we, na de foto bij het bord, beginnen aan de 14 km lange afdaling naar Lamayuru.
We zien het bekende indrukwekkende witte boeddhistenklooster van Lamayuru al van ver schitteren tegen de bergwand. Lamayuru is een van de grootste en oudste Gompa’s (klooster) in Ladakh, met een bevolking van ongeveer 150 permanente monniken bewoners. Na het bezoek aan de Gompa gaan we ook in het klooster overnachten. Bij de ingang staat een enorme cilindervormige gebedsmolen (Khorten) die om zijn verticale as draait en gemaakt is uit metaal, belegd met bladgoud. Op de buitenzijde van de cilinder staat er een gebed of een mantra geschreven. Volgens het boeddhisme heeft het in beweging brengen van de gebedsmolen hetzelfde effect als het uitspreken van een gebed of mantra om de goden te beïnvloeden. De molen, die bij elke omwenteling tingelt, dient dan wel gedraaid te worden in de richting van de klok, anders wordt het opschrift achteruit gelezen. De vele tientallen kleine gebedsmolentjes worden bij het langslopen ook door ons een ‘zet’ gegeven waardoor deze nog een tijdlang uitdraaien.
Als de gebedsdienst ’s morgens om 04.00 uur begint draaien wij ons nog een keer om. Daarna worden we gewekt omdat er regelmatige monniken langs komen om een draai aan de ton te geven die juist onder het slaapkamerraam staat.
Na een goed ontbijt dalen we af met de mooiste uitzichten tot nu toe. Spectaculair gevormde diversiteit aan bergen, gorges en kloven geven het uitzicht een speciale dimensie. Wel rijden er veel militaire colonnes op de weg. Tussen Srinagar en Leh bewaken 30.000 militairen op vele kazernes dit deel van India dat in onmin leeft met buurland Pakistan. India en Pakistan hebben al meer dan zestig jaar een conflict over het gebied Kasjmir. Beide landen zijn van mening dat het gebied bij hun land hoort.
Het complex van het wereldberoemde Boeddhistische Alchi klooster, (Gompa of Monastery), waar we nu aankomen, bestaat uit vier afzonderlijke nederzettingen in het Alchi dorp. De artistieke en spirituele gegevens van zowel het boeddhisme en de Hindoe koningen van die tijd in Kashmir worden weerspiegeld in de muurschilderingen van het klooster. Sommige tempels bestaan geheel uit hout met ontzettend mooi houtsnijwerk. In de tempels die meer dan duizend jaar oud zijn, vinden we enorme beelden van Boeddha maar ook godinnen met meerdere gezichten en zes armen. Alles heeft zo zijn betekenis.
We hervatten de tocht met drie beklimmingen waarbij we een hoogteverschil van bijna 1000 meter gaan overbruggen. Omdat er onderweg weinig gelegenheid is om eten te kopen nemen we voldoende water en bananen mee. Om diarree te voorkomen kopen we alleen water in afgesloten flessen. Tot op heden is dit zeer doeltreffend gebleken, er is namelijk nog niemand ziek geworden.
Om te acclimatiseren verblijven we een aantal dagen in Leh, de hoofdstad van Ladakh, waar we kunnen uitslapen en wandelen. Wat opvalt is, dat we hier voor het eerst Westerse toeristen zien. We bezoeken het Koninklijk Paleis van de 17e eeuw dat op een bergtop staat en een geweldig uitzicht biedt over de oude binnenstad van Leh. De Shanti Stupa is een schitterende boeddhistische witte koepel op de heuveltop (4.267 m) in Leh en werd gebouwd door Japanse en Ladakh boeddhisten. Om er te komen moeten er 500 treden worden beklommen wat bijzonder zwaar valt na meer dan een week fietsen op hoogte. Het is een toeristische attractie met een panoramisch uitzicht over de stad.
Na een dag van uitslapen, koffie drinken, winkelen en wandelen door o.a. de overdekte soeks gaan we ons prepareren voor de volgende uitdaging die morgen plaatsvindt. We gaan dan de Khardung La beklimmen. Volgens de Indiërs de hoogste voor gemotoriseerde verkeer begaanbare bergpas van de wereld. De hoogte van de pas wordt aangegeven als 5.602 meter maar nieuwe GPS metingen geven een mindere hoogte aan van 5.360m. De voormalige militaire weg met een winterafsluiting van november tot en met april, werd voor gewoon verkeer geopend in 1988. Omdat we op de top gaan omkeren kunnen we deze 40 km lange beklimming zonder bagagetassen fietsen. Desondanks zal het vanwege het zuurstofgebrek toch een hele uitdaging worden.
In het begin klimmen we samen maar weldra valt ons groepje uit elkaar. Idde die vannacht ziek was geworden houdt het al na enkele kilometers voor gezien, het gaat echt niet. Het is een mooie geleidelijke klim met een uitzicht dat steeds mooier wordt naarmate je hoger komt. Na 26 km klimmen is er een checkpoint waar we de permits moeten inleveren die we eerder hadden aangeschaft. Op dit punt gaat de asfaltweg over in een onverharde weg.
Vanwege het zuurstoftekort gaan we sneller ademen waardoor je ook meer vocht verliest. Ondanks het ontbreken van het dorstgevoel moeten we er alert op zijn om toch vooral te blijven drinken. De weg wordt steeds slechter en verandert langzaam in een puinweg. Het wordt nu vooral hijgen. Wanneer ik een flinke slok neem kom ik voor het doorslikken al zuurstof tekort. Even moet ik stoppen omdat ik duizelig word maar dan gaat het wel weer.
We fietsen van 3.500 m naar 5.360 m. Bij 4.900 meter hoogte wordt het zwaar en worden de lange kilometers afgeteld. Even stoppen om de ademhaling weer te reguleren en om te eten en te drinken. De laatste 4 tot 5 km gaan zeer langzaam. Alles geven om kuilen en keien te ontwijken om toch op de fiets te blijven. Steeds vaker moet ik van de fiets om de ademhaling onder controle te krijgen. De laatste kilometers zijn ontzettend zwaar. Op 5.000 meter is de luchtdruk zo laag dat er maar de helft zuurstof in de lucht is. Dat voel je ook aan je benen doordat de macht eruit vloeit. Het wordt kouder en het begint zelfs een beetje te hagelen. Als even voor de top een bulldozer de rotsblokken, die op het pad liggen als gevolg van een aardverschuiving naar beneden het ravijn inschuift, kan ik even bijkomen.
Daar is dan eindelijk na 40 km en 6 uur zwoegen het bord: “Khardung-La Top, World’s Highest Motorable Road 18380 ft”. We hebben het gered. Ik zie op de GPS dat ik een fietsgemiddelde heb van 7.1 km/u en een totaal gemiddelde van 5,2 km/u.
Na de noedelsoep en het maken van foto’s bij het hoogtebord beginnen we in winterkleding voorzichtig aan de koude afdaling. Na 14 km remmen op het onverharde pad volgt een zalige afdaling op het gladde asfalt waarbij de remmen los gaan.
We blijven in Leh en plakken er nog een rustdag aan vast. We hebben een auto met chauffeur gehuurd voor een bezoek aan de Monastery (Tibetaans boeddhistisch klooster) van Hemis, 45 km verder, waar deze week toevallig het “5e Annual Drukpa Council” plaatsvindt. Het is binnen ontzettend druk met wel duizend gelovige boeddhistische monniken die allen gekleed zijn in een rood gewaad en zittend op de grond aandachtig luisteren naar de toespraak van Zijne Heiligheid de Drikung Kyabgon Chetsang. Enkele dagen eerder werd hij hier ontvangen met een warm welkom met alle traditionele ceremonies en processie. Drikung Kyabgon Chetsang eindigt tot slot zijn toespraak door te bidden voor de lange levensduur van Zijne Heiligheid de 14e Dalai Lama en alle grote meesters van de tien richtingen.
Na deze indrukwekkende vergadering te hebben gadeslaan wacht onze chauffeur geduldig om ons naar het nonnenklooster van Thiksey te vervoeren. Dit is een klooster waar bijna geen toeristen komen maar helaas is deze nu gesloten omdat de kloosterlingen allemaal naar Hemis zijn, daar waar wij juist vandaan komen. Wel kunnen we de fraai bewerkte buitenverblijven aanschouwen wat zeer de moeite waard is.
Na drie dagen acclimatiseren in Leh vervolgen we de route en klimmen rustig naar Rumtse. (4200 m.) Onderweg zien we diverse gebedsmolens ondergebracht in schitterende versierde afdakjes. Je raakt er niet op uitgekeken zo mooi. Deze bijna autovrije route valt op door zijn schoonheid, werkelijk uniek.
Ik stop bij een oude Stupa (boeddhistisch rond bouwwerk op vierkante verhoging voor relieken van een heilige) in een gehuchtje om op de anderen de wachten. Als ik een oude vrouw zie met haar kleinkind op haar rug vraag ik om er een foto van te maken. Ook haar man komt er op de grond bijzitten waardoor het een complete familiefoto wordt. Ik laat de foto zien en met ‘thutschesche’ bedank ik haar. Voor 100 roepies (€1,22) p/p kunnen we in Rumtse overnachten op matrassen op de eerste verdieping. Zelfs de bestelde maaltijd wordt gebracht en aangevuld. Douchen is er deze keer niet bij maar buiten is er wel een toiletgebouwtje met een gat in de grond achter het gordijn.
Vandaag gaat de route over de Tanglang La (5.328 m). Aan het begin van de pas staat een bord dat dit de 2e hoogste pas van de wereld is. “You are just 24 km from worlds 2nd highest pass, Tanglang La”. Het wordt dus een zware fietsdag. Het is een asfaltweg tot 10 km voor de top. Hier begint de beproeving. Vanwege de ijle lucht op deze hoogte met maar de helft aan zuurstof moet ik, om te kunnen eten en drinken, steeds afstappen. Zwaar hijgend gaat het in deze steile zandhelling stapvoets naar boven.
Bij het passeren van een Nomadenkamp komt er een hond aangelopen. Hij loopt langs mij mee naar boven. Als ik even achterblijf staat hij een eindje verder stil om te kijken waar ik blijf. Het is een lieve hond en lijkt op een golden retriever. Bewust geef ik hem niets en zeg er ook niets tegen omdat ik vrees dat ik er dan niet vanaf kom. Tien kilometer begeleidt hij mij naar de top. Boven staat Martijn al te wachten. Hij maakt een foto onder het hoogtebord van mij met de hond. Daarna gaan ook enkele motorrijders met de hond op de foto. Als we gaan afdalen wil de hond mee maar dat kan natuurlijk niet. Martijn geeft de hond met zijn halsband aan een toerist die juist uit de auto stapt. Ook geeft hij een paar koekjes om de hond af te leiden. Martijn fietst weg. Als ook ik aanstalten maak om te vertrekken begint de hond te piepen, rukt zich los en komt achter mij aan. Opzet mislukt. Dan maar enkele koekjes ver weggooien en snel de afdaling in, dat werkt. Na een korte poging staakt hij de strijd en draait om.
Er volgt een lange onverharde afdaling naar Debring. Hier verlaten wij, Martijn, Roel en ikzelf de route om in Tso Kar (4.550 m) een overnachting te zoeken. Jim, Frans en Idde kunnen voor donker Tso Kar niet meer bereiken en blijven slapen in Debring. In het verblijf liggen harde matrassen op de grond waardoor we toch maar onze slaapmatjes en slaapzakken gebruiken. Eten kunnen we in de grote zittent.
De volgende morgen bestaat het ontbijt uit twee chapatis (ongezuurd rond platbrood) met daartussen een gebakken ei. Als we er twee van hebben opgegeten gaan we er voor onderweg ook eentje meenemen en kunnen we even voorruit. Wel stevige kost! We fietsen 40 km over Morey Plains, een enorme vlakke uitgestrektheid op een hoogte van 4.600 meter. Het is een eindeloze weg met veel zandverstuivingen zonder enige beschutting. Er groeit hier totaal niets maar dat kan ook niet als het nooit regent.
Zodra we een tentenkamp zien stoppen we voor Maggie noedelsoep. De gekruide soep brandt pijnlijk op mijn uitgedroogde schrale lippen. We nemen nog een chapati en gaan weer verder.
Enkele kilometers voor Pang duiken we via een paar haarspeldbochten de diepte in. Bij het tentenkamp in Pang wordt er vanuit diverse tenten geroepen om bij hen te komen eten en te overnachten. We kiezen het netste tafeltje uit en nemen plaats. Omdat het nog vroeg in de middag is en de andere drie er nog niet zijn gaan we ons een eindje verder in de rivier wassen waarbij ook de fietskleding een wasbeurt krijgt. Na enkele dagen niet douchen is het nu heerlijk om al het stof er af te spoelen.
We nemen voor de overnachting twee tenten met elk acht matrassen waardoor we wat extra ruimte hebben. De route naar Sarchu (76km) begint met een zware off-road beklimming naar Lachulung La (5.077 m). De vrachtwagens die je passeren bestoken je eerst met zwarte wolken uitlaatgassen om daarna een laag zand over je heen te blazen. Soms moet je even stoppen omdat je door al dat stof het pad niet meer kunt zien. De beklimming op deze moeilijke helling is zo zwaar dat je regelmatig nog een kleinere versnelling zoekt die er niet is. Slechts met moeite kunnen we op de fiets blijven. Na twintig kilometer klimmen, waarvan de laatste kilometers soms in ademnood, zien we eindelijk de bonte verzameling gebedsvlaggetjes wapperen waarmee de top is versierd.
We doen een extra jasje en handschoenen aan en het afdalen kan beginnen. Op sommige plaatsen stroomt het rivierwater over het pad waardoor de voeten bij het doorsteken op de fiets, niet altijd droog blijven. “Stop vehicle for Checking” staat er op het bord. Dus maar weer even het paspoort laten controleren. Het touw over de weg gaat omlaag en wij kunnen weer door.
Op veel plaatsen wordt er aan de weg gewerkt, soms met bulldozers maar regelmatig ook door vrouwen. De mannen slaan met een grote voorhamer de rotsblokken klein waarna de vrouwen met een hamer de keien tot grind slaan. Het is hard werken voor deze mensen die vaak uit Nepal komen om hier iets bij te verdienen. Ze zijn altijd vriendelijk, roepen en zwaaien als we langsfietsen en zijn trots als je een foto van ze neemt.
Het is even zoeken naar een zindelijke slaapgelegenheid maar als we even doorrijden vinden we een tentenkamp. Zonder stroom, die valt steeds uit en zonder wasgelegenheid en toilet. Niet echt super maar het is bijna donker en we zijn al lang blij met een slaapplaats. Het wordt nu op deze hoogte al behoorlijk koud maar we moeten toch nog even in het aardedonker met de fiets van een talud, om een stukje terug te gaan eten.
De tocht naar Jispa begint met een klim om daarna 20 km af te dalen naar de rivier. Langzaam komen we weer in de bewoonde wereld. Na het droge berglandschap wordt het nu snel groener. De begroeiing begint met mossen, struiken en daarna groeien er weer bomen. In de dorpjes is het wat drukker en op het land worden weer groenten verbouwd.
De laatste klim van de tocht is die naar de Rohtang La op 3.988 meter. Het is flink werken en stofhappen, vooral door passerende vrachtwagens, om via de puinweg de top te bereiken. Ondanks de laatste 5 kilometers asfalt, zijn we toch 3,5 uur aan het zwoegen om 15 km te overbruggen, maar we hebben het gered. We zitten volledig in de wolken waardoor het zicht uiterst beperkt is.
Het eerste gedeelte van de afdaling gaat zeer behoedzaam omdat er veel kuilen met modder zijn. Daarna is het 50 km geasfalteerd afdalen in een geweldig bergdecor van schitterende watervallen. Met meer dan 100 bochten zelden zo’n mooie afdaling gezien. Hoe dichter we bij Manali komen, des te drukker wordt het op straat met al dat getoeter en uitlaatgassen. We zijn blij als we Jim en Roel zien die we al 2,5 dag niet meer hadden gezien omdat toen de beklimming voor hen toch iets te veel was. Omdat er geen telefonisch bereik is kun je elkaar dan ook niet bellen.
We blijven twee dagen in Manali omdat we de extra rust en/of calamiteitendag niet gebruikt hadden. Een bezoek met de Tuk Tuk naar Old Manali enkele kilometers hogerop, is een geweldige belevenis. Als de slangenbezweerder een slang rond je hals hangt en ook nog een mandje met slang op je hoofd zet maken wij er foto’s van. Hij vraagt 1000 roepies per persoon, maar wij vinden een totaal van 300 roepies voldoende. Vervolgens laten we bij een borduurwinkeltje zes T-shirts borduren met daarop de route en bergen die we hebben gefietst. Ook bezoek ik 50 meter vanaf ons hotel een prachtig Tibetaans Monastery waar een groepje monniken zit te mediteren. Heel indrukwekkend.
Voor de 14 uur durende reis naar de luchthaven van New Delhi hadden we een 12 persoons travelbusje gereserveerd waaruit 6 stoelen waren verwijderd om plaats te maken voor 6 fietsen. Als we na 7 uur rijden eindelijk uit de bergen zijn wordt er op de autoweg zowel links als rechts alles voorbij gereden, als je maar claxonneert! We zien hier tuk-tuks, riksjas, fietsen, motoren en zelfs een brommer met daar achterop twee apen, die elkaar stevig vasthouden. Het moet niet gekker worden!
Fietsen over een van de meest “adembenemende” routes ter wereld, oftewel fietsen over het dak van de wereld, was voor ons een mooie uitdaging, maar ook een geweldig avontuur en een droom die is uitgekomen.
verslag Harrie Coppens
.