Ik zal af en toe wat posten uit het Algemeen Dagblad
19-08-2004
Knijp in de remmen tijdens de klassieke Zuiderzee-route
Onthaasten op de Afsluitdijk
Nogal wat wielrenners proberen een 'rondje IJsselmeer' in één dag te fietsen. Da's zonde, want wie op tijd in de remmen knijpt, ziet zo veel méér.
AD Reizen kuierde bijna 400 kilometer per fiets langs de klassieke Zuiderzeeroute. De Zuiderzee is niet dood: hij leeft!
Het lied zingt, op weg naar Enkhuizen, bij elke trap door het hoofd. ,,Ik heb de banden vol met wind.'' Het werkje van Skik is wellicht niet helemaal passend: Skik is een Drentse popgroep en de bandleden zijn beslist geen Zuiderzee-bewoners. Maar wie collega-fietsers vrolijk rond het IJsselmeer ziet trappen, snapt dat er helemaal niks te klagen valt.
Sommige fietsers hebben niet alleen de banden vol met wind, maar de wind ook vol in het gezicht. Het zorgt voor een wat late aankomst bij het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en daar moet je eigenlijk minimaal een halve dag voor uittrekken. Sterker nog: eigenlijk zou de Grote Opperfietser het Zuiderzeemuseum moeten uitroepen tot verplicht startpunt van de Zuiderzeeroute.
Ronddwalen in het buitenmuseum betekent een levende geschiedenisles. Volwassenen laten vergeten of verdwenen beroepen zien. De haringroker legt geduldig uit dat de rokende ton met juten zak er beslist niet voor de show staat, de mandenmaker doet uit de doeken hoe arbeidsintensief haar werk is en schrik niet als je plots een Urker visser uit 1900 tegen het lijf loopt. Vroegere Zuiderzee-bewoners leefden van en mét het water, zoveel wordt wel duidelijk. Bewonder de oude huisjes en winkeltjes zoals de apotheek, de ververij, de zeilmakerij en kuiperij en huiver bij de anekdote van de botkloppende Durgerdammer vissers die in de winter van 1849 twee weken op een losgeraakte ijsschots ronddreven.
De zwerftocht, die vader Klaas Bording en zijn twee zoons over een groot deel van de Zuiderzee brachten, is in het buitenmuseum gereconstrueerd en in beeld gebracht. Uiteindelijk kwamen de uitgeputte vissers in Vollenhove aan land, maar het werd geen happy end: alleen zoon Jakob overleefde het bizarre avontuur.
Ook aardig voor de Zuiderzeeroute-fietser: dwalend door het museum doe je emmers inspiratie op om al dat moois 'in het echt' te gaan bekijken. Dus laten we het Zuiderzee-binnenmuseum voor wat het is, stappen gauw op de fiets en dan volgt een duivels dilemma: neem je de veerdienst naar Stavoren (1,5 uur) omdat het noordelijkste deel van de Zuiderzee-route volgens kenners het saaist is, of sturen we toch richting Afsluitdijk? We pakken onze bijbel voor deze fietstocht, het boekje Zuiderzeeroute van de ANWB, en kiezen voor het laatste. Maar niet voordat we in Enkhuizen Zuiderzee-sfeer proeven in het stadje en de haven waar je bij de visafslag de palingen in grote kuipen ziet kronkelen. Het is hier wel nogal druk: een rolstoeler met het opschrift Mafia staff car heeft de grootste moeite om zijn doel te bereiken.
Na de drukte van Enkhuizen is het richting noorden opeens afgelopen met het gedrang en beginnen we aan het saaiste deel van de tocht: kaarsrechte wegen, wind tegen en meer windmolens dan mensen. Overigens opvallend veel 'geblesseerde' windmolens, terwijl het toch hard genoeg waait (windkracht 4) om de wieken rond te laten zwiepen. Hoe noordelijker het gaat, hoe meer je je aan het einde van de wereld waant. De namen van de wegen eindigen hier op 'kweldijk' en dat is heel toepasselijk. Collega-fietsers zijn er nauwelijks en er is weinig te beleven. Of toch: staat daar nou opeens een kudde lama's op de dijk of stijgt de hitte langzamerhand te veel naar het hoofd? Het Dijkgatsbos en, vlak bij Den Oever, het Robbenoordbos zijn welkome afwisselingen in het eentonige landschap.
De volgende ochtend gaat het vanuit Den Oever in alle vroegte over de 32 kilometer lange Afsluitdijk. Dat lijkt een flinke afstand en dat is het ook, maar een ontbijt op dit reuzenwerk heeft wel wat. Zittend in het gras en kijkend naar links (IJsselmeer) en rechts (Waddenzee) mijmeren over die ongelofelijke inspanningen die het moet hebben gekost om de Zuiderzee te temmen. En of dat nou meer kapot gemaakt heeft (visserij en aanverwante bedrijfstakken) dan uiteindelijk heeft opgeleverd (veiligheid, nieuwe natuur). Wel dringt het besef door, zeker na het bekijken van het monument ('de strijd van het water blijft een strijd door en voor de mens'), dat de mensen die hier in de jaren 30 met hun knuisten aan dit project werkten, het heel wat minder hebben getroffen dan de Zuiderzee-fietser.
Aan de Friese kant van de Afsluitdijk is het landschap een stuk vriendelijker: kleine percelen, mooie boerderijen in Ot en Sien-dorpjes met hier en daar weer zo'n detonerende windmolen: het walhalla voor de moderne Don Quichotte.
De temperatuur loopt inmiddels flink op. Het verlangen groeit naar het eerste schaatsmuseum in Hindeloopen, maar eenmaal aangekomen in het dorp kiezen we toch voor een verfrissende duik in het IJsselmeer. Verder naar het zuiden gaat het, waar we Stavoren (dag volle boot) rechts laten liggen en op zoek gaan naar de Mokkebank bij Laaxum: een van de natuurgebieden die gevormd zijn dankzij het temmen van de Zuiderzee.
Inmiddels zijn we ook gewend aan de fietsetiquette: fietsers met dikke fietstassen groeten elkaar, maar als je als zwaar beladen fietser een wielrenner gedag zegt, krijg je geen reactie. Weer wat geleerd. We gaan op weg naar nog een deel nieuwe natuur. We slaan bij Lemmer niet af richting zuiden voor het rondje IJsselmeer, maar volgen de klassieke Zuiderzeeroute naar de Weerribben en de Wieden: voormalige turfstekersgebieden die dankzij mensenhanden nu 'nieuwe' natuur zijn. Struin in het bezoekerscentrum van De Weerribben rond, ontdek wat trilveen ook alweer is en bekijk hoe land en water in dit gebied wedstrijdje doen wie het wint. Neem 's avonds de 'fluisterboot' om het allemaal van heel dichtbij mee te maken. Niet te hard gillen dat je 't hier prachtig vindt, anders komen er straks nog meer busladingen af op dit relatief onbekende gebied in de kop van Overijssel.
Ook De Wieden, met als 'ingang' Sint-Jansklooster, is zo'n fantastisch gebied. In de categorie bijzondere waarnemingen noteren we de afgelopen maanden een boomvalk, twee visarenden en zes lepelaars. Die zijn kennelijk nu even iets anders aan het doen, maar je kunt hier ook aalscholvers, purperreigers, roerdompen, otters en niet te vergeten de grote vuurvlinder tegenkomen. Hoe moerassig het is, blijkt uit een waarschuwingsbord: het hulp roepende mannetje met het opschrift 'gevaarlijk' dreigt zélf weg te zakken in de diepte.
In Sint-Jansklooster blijkt wederom dat de oude Zuiderzeebewoners het verleden niet willen of kunnen vergeten. We treffen het, want op onze camping (overnachten voor nog geen vijf euro) treedt uitgerekend vanavond het Blokzijler Koopmansvrouwenkoor op. En hoewel het genre voor veel nationaliteiten compleet nieuw zal zijn, klappen Spanjaard, Duitser en Fransman de handen stuk na het horen van de zuiderzeeballades en aanverwante liederen.
De kop van Overijssel is eigenlijk één lang hoogtepunt van een rondje Zuiderzee. Slenter door heerlijke stadjes als Vollenhove, Zwartsluis en Genemuiden. Kampen, verder naar het zuiden en ooit een machtige hanzestad, is beslist een langere stop waard. En niet alleen om de Kamper uien aan de buitenmuren van woningen te zien hangen (met als verkoopleus, '60 eurocent, gooi het geld door de brievenbus a.u.b.'). Het raam meldt verder dat gluren is toegestaan, maar dat doen we natuurlijk niet. Als iets mag, is het niet meer leuk. Dus gluren we bij de buren naar binnen.
Het fietsen gaat nu hard, maar de binnenstad van Harderwijk is te leuk om gas te geven. Een oudere meneer vertelt dat hij in zijn jonge jaren op één dag een rondje IJsselmeer fietste. Dat is niet goed voor het zelfvertrouwen van iemand die al drie dagen onderweg is. ,,Maar heeft u ook iets gezién, meneer?'' Nee, dat niet.
Wij willen juist wel wat zien. Dus nemen we in Spakenburg een uit de hand gelopen broodje paling. Dat smaakt met uitzicht op de Botterwerf drie keer zo goed als zo'n zelfde broodje thuis.
De laatste etappe, richting Amsterdam, levert weer een gevarieerd beeld op van bos, dijk en vesting (Naarden). Bij het eindpunt van de Zuiderzeeroute, in het jachtige Amsterdam, is er het besef dat er nog veel meer Zuiderzee-schatten te ontdekken zijn. Nog een rondje van 400 kilometer dan maar?
19-08-2004
Knijp in de remmen tijdens de klassieke Zuiderzee-route
Onthaasten op de Afsluitdijk
Nogal wat wielrenners proberen een 'rondje IJsselmeer' in één dag te fietsen. Da's zonde, want wie op tijd in de remmen knijpt, ziet zo veel méér.
AD Reizen kuierde bijna 400 kilometer per fiets langs de klassieke Zuiderzeeroute. De Zuiderzee is niet dood: hij leeft!
Het lied zingt, op weg naar Enkhuizen, bij elke trap door het hoofd. ,,Ik heb de banden vol met wind.'' Het werkje van Skik is wellicht niet helemaal passend: Skik is een Drentse popgroep en de bandleden zijn beslist geen Zuiderzee-bewoners. Maar wie collega-fietsers vrolijk rond het IJsselmeer ziet trappen, snapt dat er helemaal niks te klagen valt.
Sommige fietsers hebben niet alleen de banden vol met wind, maar de wind ook vol in het gezicht. Het zorgt voor een wat late aankomst bij het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en daar moet je eigenlijk minimaal een halve dag voor uittrekken. Sterker nog: eigenlijk zou de Grote Opperfietser het Zuiderzeemuseum moeten uitroepen tot verplicht startpunt van de Zuiderzeeroute.
Ronddwalen in het buitenmuseum betekent een levende geschiedenisles. Volwassenen laten vergeten of verdwenen beroepen zien. De haringroker legt geduldig uit dat de rokende ton met juten zak er beslist niet voor de show staat, de mandenmaker doet uit de doeken hoe arbeidsintensief haar werk is en schrik niet als je plots een Urker visser uit 1900 tegen het lijf loopt. Vroegere Zuiderzee-bewoners leefden van en mét het water, zoveel wordt wel duidelijk. Bewonder de oude huisjes en winkeltjes zoals de apotheek, de ververij, de zeilmakerij en kuiperij en huiver bij de anekdote van de botkloppende Durgerdammer vissers die in de winter van 1849 twee weken op een losgeraakte ijsschots ronddreven.
De zwerftocht, die vader Klaas Bording en zijn twee zoons over een groot deel van de Zuiderzee brachten, is in het buitenmuseum gereconstrueerd en in beeld gebracht. Uiteindelijk kwamen de uitgeputte vissers in Vollenhove aan land, maar het werd geen happy end: alleen zoon Jakob overleefde het bizarre avontuur.
Ook aardig voor de Zuiderzeeroute-fietser: dwalend door het museum doe je emmers inspiratie op om al dat moois 'in het echt' te gaan bekijken. Dus laten we het Zuiderzee-binnenmuseum voor wat het is, stappen gauw op de fiets en dan volgt een duivels dilemma: neem je de veerdienst naar Stavoren (1,5 uur) omdat het noordelijkste deel van de Zuiderzee-route volgens kenners het saaist is, of sturen we toch richting Afsluitdijk? We pakken onze bijbel voor deze fietstocht, het boekje Zuiderzeeroute van de ANWB, en kiezen voor het laatste. Maar niet voordat we in Enkhuizen Zuiderzee-sfeer proeven in het stadje en de haven waar je bij de visafslag de palingen in grote kuipen ziet kronkelen. Het is hier wel nogal druk: een rolstoeler met het opschrift Mafia staff car heeft de grootste moeite om zijn doel te bereiken.
Na de drukte van Enkhuizen is het richting noorden opeens afgelopen met het gedrang en beginnen we aan het saaiste deel van de tocht: kaarsrechte wegen, wind tegen en meer windmolens dan mensen. Overigens opvallend veel 'geblesseerde' windmolens, terwijl het toch hard genoeg waait (windkracht 4) om de wieken rond te laten zwiepen. Hoe noordelijker het gaat, hoe meer je je aan het einde van de wereld waant. De namen van de wegen eindigen hier op 'kweldijk' en dat is heel toepasselijk. Collega-fietsers zijn er nauwelijks en er is weinig te beleven. Of toch: staat daar nou opeens een kudde lama's op de dijk of stijgt de hitte langzamerhand te veel naar het hoofd? Het Dijkgatsbos en, vlak bij Den Oever, het Robbenoordbos zijn welkome afwisselingen in het eentonige landschap.
De volgende ochtend gaat het vanuit Den Oever in alle vroegte over de 32 kilometer lange Afsluitdijk. Dat lijkt een flinke afstand en dat is het ook, maar een ontbijt op dit reuzenwerk heeft wel wat. Zittend in het gras en kijkend naar links (IJsselmeer) en rechts (Waddenzee) mijmeren over die ongelofelijke inspanningen die het moet hebben gekost om de Zuiderzee te temmen. En of dat nou meer kapot gemaakt heeft (visserij en aanverwante bedrijfstakken) dan uiteindelijk heeft opgeleverd (veiligheid, nieuwe natuur). Wel dringt het besef door, zeker na het bekijken van het monument ('de strijd van het water blijft een strijd door en voor de mens'), dat de mensen die hier in de jaren 30 met hun knuisten aan dit project werkten, het heel wat minder hebben getroffen dan de Zuiderzee-fietser.
Aan de Friese kant van de Afsluitdijk is het landschap een stuk vriendelijker: kleine percelen, mooie boerderijen in Ot en Sien-dorpjes met hier en daar weer zo'n detonerende windmolen: het walhalla voor de moderne Don Quichotte.
De temperatuur loopt inmiddels flink op. Het verlangen groeit naar het eerste schaatsmuseum in Hindeloopen, maar eenmaal aangekomen in het dorp kiezen we toch voor een verfrissende duik in het IJsselmeer. Verder naar het zuiden gaat het, waar we Stavoren (dag volle boot) rechts laten liggen en op zoek gaan naar de Mokkebank bij Laaxum: een van de natuurgebieden die gevormd zijn dankzij het temmen van de Zuiderzee.
Inmiddels zijn we ook gewend aan de fietsetiquette: fietsers met dikke fietstassen groeten elkaar, maar als je als zwaar beladen fietser een wielrenner gedag zegt, krijg je geen reactie. Weer wat geleerd. We gaan op weg naar nog een deel nieuwe natuur. We slaan bij Lemmer niet af richting zuiden voor het rondje IJsselmeer, maar volgen de klassieke Zuiderzeeroute naar de Weerribben en de Wieden: voormalige turfstekersgebieden die dankzij mensenhanden nu 'nieuwe' natuur zijn. Struin in het bezoekerscentrum van De Weerribben rond, ontdek wat trilveen ook alweer is en bekijk hoe land en water in dit gebied wedstrijdje doen wie het wint. Neem 's avonds de 'fluisterboot' om het allemaal van heel dichtbij mee te maken. Niet te hard gillen dat je 't hier prachtig vindt, anders komen er straks nog meer busladingen af op dit relatief onbekende gebied in de kop van Overijssel.
Ook De Wieden, met als 'ingang' Sint-Jansklooster, is zo'n fantastisch gebied. In de categorie bijzondere waarnemingen noteren we de afgelopen maanden een boomvalk, twee visarenden en zes lepelaars. Die zijn kennelijk nu even iets anders aan het doen, maar je kunt hier ook aalscholvers, purperreigers, roerdompen, otters en niet te vergeten de grote vuurvlinder tegenkomen. Hoe moerassig het is, blijkt uit een waarschuwingsbord: het hulp roepende mannetje met het opschrift 'gevaarlijk' dreigt zélf weg te zakken in de diepte.
In Sint-Jansklooster blijkt wederom dat de oude Zuiderzeebewoners het verleden niet willen of kunnen vergeten. We treffen het, want op onze camping (overnachten voor nog geen vijf euro) treedt uitgerekend vanavond het Blokzijler Koopmansvrouwenkoor op. En hoewel het genre voor veel nationaliteiten compleet nieuw zal zijn, klappen Spanjaard, Duitser en Fransman de handen stuk na het horen van de zuiderzeeballades en aanverwante liederen.
De kop van Overijssel is eigenlijk één lang hoogtepunt van een rondje Zuiderzee. Slenter door heerlijke stadjes als Vollenhove, Zwartsluis en Genemuiden. Kampen, verder naar het zuiden en ooit een machtige hanzestad, is beslist een langere stop waard. En niet alleen om de Kamper uien aan de buitenmuren van woningen te zien hangen (met als verkoopleus, '60 eurocent, gooi het geld door de brievenbus a.u.b.'). Het raam meldt verder dat gluren is toegestaan, maar dat doen we natuurlijk niet. Als iets mag, is het niet meer leuk. Dus gluren we bij de buren naar binnen.
Het fietsen gaat nu hard, maar de binnenstad van Harderwijk is te leuk om gas te geven. Een oudere meneer vertelt dat hij in zijn jonge jaren op één dag een rondje IJsselmeer fietste. Dat is niet goed voor het zelfvertrouwen van iemand die al drie dagen onderweg is. ,,Maar heeft u ook iets gezién, meneer?'' Nee, dat niet.
Wij willen juist wel wat zien. Dus nemen we in Spakenburg een uit de hand gelopen broodje paling. Dat smaakt met uitzicht op de Botterwerf drie keer zo goed als zo'n zelfde broodje thuis.
De laatste etappe, richting Amsterdam, levert weer een gevarieerd beeld op van bos, dijk en vesting (Naarden). Bij het eindpunt van de Zuiderzeeroute, in het jachtige Amsterdam, is er het besef dat er nog veel meer Zuiderzee-schatten te ontdekken zijn. Nog een rondje van 400 kilometer dan maar?