Leon schreef:Als me één ding dit kalenderjaar, 2012, is opgevallen is het dat de ontwikkelingen van camera's nog nooit zo snel zijn gegaan.
Het gaat zeker snel, maar het goede nieuws is dat oudere camera's en/of objectieven nog steeds bruikbaar blijven. Dat is wel eens anders geweest...
De eerste revolutie in cameraland waar ik mee te maken had, was de komst van autofocus. In 1988 kocht ik een nieuwe Nikon F801. Ik had toen al een reflexcamera van Minolta uit 1984 met één zoomlens (Rokkor 35-70 met een maximale opening van F3,5 op alle brandpuntsafstanden; ik maakte er o.a.
deze foto's mee). Minolta had (net als Canon) de nieuwe generatie autofocusreflexen van een andere lensvatting voorzien. Mijn oude niet-AF objectief zou dus niet meer passen op een nieuwe Minolta. Nikon bleef bij de introductie van autofocuscamera's wèl trouw aan zijn lensvatting, die toen al bijna 30 jaar ongewijzigd was. Aangezien ik toch alles opnieuw aan moest schaffen, gaf dit voor mij de doorslag om naar Nikon over te stappen, hopende dat alle Nikonlenzen die ik zou gaan aanschaffen, compatible zouden blijven met toekomstige camera's.
In 1994 kocht ik er nog een F801s bij. De beide Nikons gebruikte ik vaak naast elkaar. Soms in de één zwart-wit- en in de ander kleurenfilm; of in de ene 100 ISO en in de andere 400 ISO diafilm. In mijn stuurtas paste een camerabody met 2 zoomlenzen: een compacte Nikkor 35-70/F3,3-4,5 en een wat grotere 70-210/F4-5,6. Erg robuust waren ze niet. In 1992 moest ik in Zimbabwe op zoek gaan naar een miniatuurschroevendraaiertje om de losgetrilde schroefjes in de telezoom weer vast te draaien. Daarna volgden enkele ruige jaren op de fotoacademie, die deze zooms niet hebben overleefd. Eind jaren negentig had ik de volgende lenzen, deels tweedehands, verzameld:
Sigma 24/F2,8 AF (optisch goed, robuust en compact)
Sigma 28-70/2,8 AF (optisch redelijk, mechanisch een drama)
Nikkor 35-70/F2.8 AF (optisch en mechanisch goed)
Nikkor 50/F1.4 AF (optisch topklasse, mechanisch goed)
Tokina 60-120/F2.8 (oldtimer zonder AF; optisch best goed, robuust en compact voor zijn soort)
Cosina 70-210/F2.8-4.0 AF (optisch en mechanisch matig)
Nikkor 85/1.8 AF (optisch topklasse, mechanisch goed)
Nikkor 135/2.8 (oldtimer zonder AF; optisch prima, robuust en compact voor zijn soort)
Nikon TC-16A converter (oldtimer, werkt niet of nauwelijks op digitale camera's)
Van dit rijtje objectieven heeft de Sigma 28-70 het vaakst in mijn stuurtas gezeten. Na een paar jaar viel die al uit elkaar. De resterende lenzen doen het nog prima. Als ik meer lenzen mee wilde nemen dan in de stuurtas pasten, deed ik deze in de achtertas. Soms nam ik ook een klein statiefje en een flitser mee. Ik heb echter ervaren dat ik zelden zin heb om meer dan één tas open te maken wanneer ik een foto ga maken. Zeker niet als ik samen met mijn vriendin fiets, die toch al sneller rijdt...
Als ik consequent met vaste brandpuntlenzen zou willen werken, zou mijn foto-uitrusting in een rugzak moeten, wat het fietsplezier flink zou vergallen. En ik zou ook de enige zijn die het verschil in beeldkwaliteit zou zien: op mijn beeldscherm bij een 100% vergroting zonder correcties...
In 1999 kocht ik een Nikon F100. De 11 jaar oude F801 was inmiddels zo gehavend, dat je de batterijen aan de buitenkant zag zitten. Voor fiets- en wandeltochten schafte ik een superzoom aan: een Tamron 28-200/3.8-5.6 XR AF. Deze XR serie was optisch beter dan de eerste generatie superzooms, verbazend licht en compact, maar toch stevig genoeg om niet te bezwijken in de stuurtas. Het grootste minpunt vond ik het beperkte groothoekbereik. Dus nam ik vaak nog mijn 24 mm lens mee, die ook geschikter was voor het fotograferen van gebouwen. Alles ging toen nog analoog; lensfouten corrigeren in Photoshop was toen nog toekomstmuziek.
De F100 was vrijwel onverwoestbaar (behalve de achterwand, die ik in 2006 heb vervangen omdat die niet meer sloot) en had het nog langer uit kunnen houden dan zijn voorganger. Helaas pasten er alleen filmrolletjes in en geen beeldsensoren. Het enige vaklab waar ik binnen een uur heen kon fietsen, liet me eind 2007 weten op te zullen houden met het ontwikkelen van diafilms. Dit was weer zo'n omwenteling in de fotografie, vermoedelijk de grootste sinds de uitvinding van de zwartwitfilm.
Twee jaar eerder had ik mijn eerste digitale Nikon gekocht: de D70. Niet zo robuust als de F100, maar wel een betaalbare digitale reflexcamera met een beeldkwaliteit die kon wedijveren met die van 100 ISO kleinbeeldfilm. Weliswaar met een sensor op APS-formaat (DX), maar nog altijd met de vertrouwde Nikon F lensvatting uit 1959, waardoor ik al mijn objectieven kon blijven gebruiken. Alleen leverde mijn 24 mm lens op de D70 geen groothoekbeeld meer. Daarom kocht ik een Tamron 17-35mm/F2.8-4, die zowel op de D70 als op de F100 paste.
De D70 vond ik geen prettige camera om mee te werken. Het dynamisch bereik was niet groot, waardoor je vaak bewust moest onderbelichten om uitgebeten hoge lichten te voorkomen. Ook was het display op de achterzijde veel te klein. Verder was 6 megapixels te weinig voor een foto op A3 formaat in drukwerkkwaliteit. De grootste ergernis was misschien wel het ontbreken van een slotje op de belangrijkste instelknop. Het schudden in de stuurtas kon deze knop al in beweging zetten, waardoor deze niet meer op de A-stand (diafragmavoorkeuze) stond maar ineens op de S- (sluitertijdvoorkeuze) of M-stand terecht was gekomen.
De D300 kwam dan ook als geroepen: terwijl het vaklab mijn diafilms niet meer wilde hebben, was er ineens een waardige opvolger voor de F100. Wel was dit weer een DX camera, dus maakte de fullframe superzoom van Tamron plaats voor de Nikkor AF DX VR 18-200mm /F3.5-5.6. Hoewel dit een DX-objectief is, is het toch wat groter en zwaarder is dan dat van Tamron; gelukkig wel voorzien van beeldstabilisatie (de grootste verbetering van lenzen sinds de komst van autofocus), wat erg prettig is als je zonder statief wilt werken. Wel zat er een waardeloze zonnekap op, die er regelmatig spontaan vanaf viel en in mei 2008 in een zijrivier van de Moldau is gekukeld. Gelukkig vond ik nog een passende zonnekap van Tamron die wèl vast op deze Nikonlens blijft zitten en veel beter tegen een stootje kan.
Het groothoekbereik van Nikons superzoom was weer matig voor het DX formaat, dus nam ik er nog een groothoekzoom bij: de Tokina 12-24/F4 DX AF. Ook deze DX lens is zwaarder dan de fullframe tegenhanger (17-35/F2.8-4) van Tamron.
Met de komst van automatische lenscorrectie in Lightroom (wederom een doorbraak voor de beeldkwaliteit) hebben objectieven met vaste brandpunten amper nog voordelen t.o.v. niet al te slechte zoomlenzen, als je tenminste in RAW formaat werkt. Ik weet niet of softwarematige lenscorrectie ook nog goed werkt als kant-en-klare JPG-files, direct uit de camera, worden gebruikt. Zulke 8 bits-bestanden zijn al zodanig uitgekleed, dat je er niet veel meer aan moet willen corrigeren.
Mijn D300 is nu bijna 5 jaar oud en lijkt met zijn 12 mp al hopeloos verouderd. De nieuwe D800 met 36 megapixels is een tikkeltje
over the top, maar ook de sensor in Nikons instapreflex, de D3200, bevat al 24 mp. Zoveel pixels heb ik niet per se nodig (al was het handig geweest toen ik foto's voor een wachtkamer aanleverde, die tot 2x3 meter werden opgeblazen). Wat ik wel kan gebruiken, is het grotere dynamisch bereik en de veel hogere bruikbare ISO waarden, die Leon ook al noemde.
De kans is groot dat ik over enkele maanden de D600 aanschaf, die sinds september verkrijgbaar is (ik wacht het liefst een half jaar met zo'n aankoop, zodat Nikon de tijd heeft gehad om de kinderziektes uit de nieuwe camera te halen, de prijs hopelijk wat gedaald is en ik iets zekerder weet dat Nikon niet op korte termijn nog een andere, goedkopere camera lanceert die ook prima voldoet; bovendien zal ik eerst mijn 4 jaar oude pc moeten vervangen, aangezien de software die compatible is met de nieuwste Nikons, zoals Lightroom 4, niet meer werkt op Windows XP
).
Een D600 betekent
back to fullframe en dubbel zoveel pixels. En minstens één nieuwe zoomlens voor in de stuurtas, die past bij de kwaliteit van deze nieuwe generatie camera's. Ik denk dan aan de Nikkor 24-120/F4 VR AF, die volgens
deze test van DxOMark aanzienlijk meer scheidend vermogen heeft dan de good old superzoom van Tamron die ik op de F100 gebruikte (en die ook nog niet was voorzien van beeldstabilisatie). Helaas is het telebereik van de 24-120 niet zo groot. Ook lichtgewicht gaat het zeker niet worden, al ben ik blij dat de D600 niet groter en zelfs 88 g lichter is dan de D300.
Een lichtgewicht alternatief zou de gloednieuwe D5200 kunnen zijn: deze is compacter en 295 g lichter dan de D600. Ook deze camera heeft 24 mp, maar zal (uitgaand van
deze test van de D3200, die een soortgelijke sensor heeft) rond de 1200 ISO al net zoveel ruis hebben als de D600 bij 3000 ISO heeft (zie
hier). (Mijn D300 heeft deze hoeveelheid ruis al rond de 700 ISO, wat te merken is als ik fotografeer bij weinig licht.) Verder vrees ik dat de D5200 me ook in andere opzichten wat tegen zou kunnen vallen, zoals de D70 niet kon tippen aan de F100.
Ook bij een D5200 zal ik een nieuwe stuurtaszoom willen hebben. Nikonkenner Thom Hogan, die in het 12 mp tijdperk nog enthousiast was over de Nikkor 18-200, zegt nu over deze superzoom: “
On 16-24mp DX DSLRs, the sharpness isn't up to what the camera can resolve.”
Een betere DX zoomlens lijkt de Nikkor 16-85mm/F3.5-5.6 VR, met wel weer hetzelfde minpunt als de 24-120 bij fullframe: het telebereik is beperkt. De 16-85 is 215 g lichter dan de 24-120. De combi D5200/16-85 is een pond lichter dan het duo D600/24-120, maar weegt nog altijd 1075 g. Mijn huidige mix D300/18-200 weegt overigens 1540 g en heeft ook nog een mooi telebereik. En Nikons nieuwe fullframe superzoom 28-300? Die weegt een ons meer dan de 24-120 en is niet echt beter dan de nieuwste superzoom van Tamron (met beeldstabilisatie), die een half pond minder weegt en ook nog een paar honderd euro minder kost.