Vrijdag 28 mei 2021; deel 2 van Jannum naar Eenrum
Bij Oosternijkerk maken grasvlaktes plaats voor aardappelruggen.
Bij Paesens fietsen we een stuk over de waddendijk tot we bij een gesloten hek weer om moeten keren.
Dankzij deze noodgedwongen routewijziging komen we nu langs de Alddyk bij Anjum: een eeuwenoude zeedijk die nog heel lang als slaperdijk dienst heeft gedaan. Waar de dijk een opening heeft voor een weg, is sprake van een coupure. Aan weerszijden van de weg staan muren met sleuven erin, waar vloedplanken in passen. Mocht de huidige zeedijk - de wakerdijk - doorbreken en de polder tussen de waker- en de slaperdijk overstromen, dan moet de slaperdijk het water nog kunnen keren. Dat lukt alleen als de vloedplanken bijtijds in de coupures geplaatst zijn.
Ook bijzonder zijn de antieke houten telefoonpalen achter de dijk.
Na Lauwersoog kunnen we weer aan de waddenkant fietsen. Daar word ik blijer van dan van de aangeharkte en omgeploegde wereld aan de binnenkant van de dijk - zeker als we de wind mee hebben. In de verte markeren windturbines en een rookpluim de Eemshaven. Op die windmolens wordt vaak gefoeterd, maar als we willen voorkomen - of op z'n minst uitstellen - dat de Waddenzee verdrinkt (en daarna een groot deel van de bewoonde wereld), en we dubieuze leveranciers van olie en gas niet willen blijven sponsoren, zullen we nog veel meer windenergie nodig hebben.
Wanneer we de Groningse kust naderen, zien we rijshouten dammen om slibdeeltjes op te vangen tijdens hoogwater. Vroeger werd hier land mee gewonnen, nu moet dit dammencomplex de erosie van kwelders tegengaan en bij zeer hoog water de golfslag tegen de zeedijk dempen. Ik noemde het altijd landaanwinningswerken, maar nu kom ik erachter dat dit sinds 1991 kwelderwerken zijn.
Grote delen van de Waddenzee zijn vroeger op deze manier ingedijkt. De rijshouten dammen zijn goed te zien op een oude topografische kaart van de Lauwerszee.
In 1969 werd de Lauwerszee afgesloten, tot vreugde van veel Friese boeren (betere waterhuishouding en nieuwe landbouwgrond) maar tot verdriet van de vissers in Zoutkamp. Naar de visie van biologen en ecologen werd in die tijd amper gevraagd. Tien jaar later zou de Lauwerszee waarschijnlijk niet meer rücksichtsloos zijn afgesloten, maar zouden de bestaande dijken zijn versterkt of zou misschien een kleinere variant van de Oosterscheldedam zijn gebouwd.
Twee jaar na de afsluiting kwam ik hier voor het eerst, voor een wadlooptocht naar Schiermonnikoog. Wat ik hier toen zag, was een doodse vlakte van zand, slib en zoet water, waarvan de motor - het tweemaal dagelijks in- en uitstromen van zeewater - voorgoed stilgevallen was (later beschreven als ecologische ramp in het Friesch Dagblad). Inmiddels heeft het gedeelte van het Lauwersmeer dat geen landbouwgrond of militair oefenterrein is geworden, het toch nog tot Nationaal Park weten te schoppen. Om de visstand en rijkdom aan vogels hier in stand te houden, moet er wel wat veranderen. Het waterpeil in het Lauwersmeer zal moeten variëren om te voorkomen dat het waterriet verdwijnt en er een bos voor in de plaats komt dat je ook ergens anders kunt laten groeien (zie hier). Boeren en recreatieondernemers hebben alweer geprotesteerd tegen een tijdelijke verhoging van het waterpeil (zie hier).
We nemen afscheid van de Waddenzee, maar hopen er nog vaak terug te komen. In het Hogeland laten we ons verrassen door stille dorpjes met indrukwekkende kerken, zoals in Hornhuizen.
Op een voetbrug over de Pieterbuurstermaar zien we Eenrum al liggen, waar we bivakkeren op 't Aagt, een van de weinige NTKC-terreintjes waar we nog niet eerder zijn geweest.
(wordt vervolgd)
Bij Oosternijkerk maken grasvlaktes plaats voor aardappelruggen.
Bij Paesens fietsen we een stuk over de waddendijk tot we bij een gesloten hek weer om moeten keren.
Dankzij deze noodgedwongen routewijziging komen we nu langs de Alddyk bij Anjum: een eeuwenoude zeedijk die nog heel lang als slaperdijk dienst heeft gedaan. Waar de dijk een opening heeft voor een weg, is sprake van een coupure. Aan weerszijden van de weg staan muren met sleuven erin, waar vloedplanken in passen. Mocht de huidige zeedijk - de wakerdijk - doorbreken en de polder tussen de waker- en de slaperdijk overstromen, dan moet de slaperdijk het water nog kunnen keren. Dat lukt alleen als de vloedplanken bijtijds in de coupures geplaatst zijn.
Ook bijzonder zijn de antieke houten telefoonpalen achter de dijk.
Na Lauwersoog kunnen we weer aan de waddenkant fietsen. Daar word ik blijer van dan van de aangeharkte en omgeploegde wereld aan de binnenkant van de dijk - zeker als we de wind mee hebben. In de verte markeren windturbines en een rookpluim de Eemshaven. Op die windmolens wordt vaak gefoeterd, maar als we willen voorkomen - of op z'n minst uitstellen - dat de Waddenzee verdrinkt (en daarna een groot deel van de bewoonde wereld), en we dubieuze leveranciers van olie en gas niet willen blijven sponsoren, zullen we nog veel meer windenergie nodig hebben.
Wanneer we de Groningse kust naderen, zien we rijshouten dammen om slibdeeltjes op te vangen tijdens hoogwater. Vroeger werd hier land mee gewonnen, nu moet dit dammencomplex de erosie van kwelders tegengaan en bij zeer hoog water de golfslag tegen de zeedijk dempen. Ik noemde het altijd landaanwinningswerken, maar nu kom ik erachter dat dit sinds 1991 kwelderwerken zijn.
Grote delen van de Waddenzee zijn vroeger op deze manier ingedijkt. De rijshouten dammen zijn goed te zien op een oude topografische kaart van de Lauwerszee.
In 1969 werd de Lauwerszee afgesloten, tot vreugde van veel Friese boeren (betere waterhuishouding en nieuwe landbouwgrond) maar tot verdriet van de vissers in Zoutkamp. Naar de visie van biologen en ecologen werd in die tijd amper gevraagd. Tien jaar later zou de Lauwerszee waarschijnlijk niet meer rücksichtsloos zijn afgesloten, maar zouden de bestaande dijken zijn versterkt of zou misschien een kleinere variant van de Oosterscheldedam zijn gebouwd.
Twee jaar na de afsluiting kwam ik hier voor het eerst, voor een wadlooptocht naar Schiermonnikoog. Wat ik hier toen zag, was een doodse vlakte van zand, slib en zoet water, waarvan de motor - het tweemaal dagelijks in- en uitstromen van zeewater - voorgoed stilgevallen was (later beschreven als ecologische ramp in het Friesch Dagblad). Inmiddels heeft het gedeelte van het Lauwersmeer dat geen landbouwgrond of militair oefenterrein is geworden, het toch nog tot Nationaal Park weten te schoppen. Om de visstand en rijkdom aan vogels hier in stand te houden, moet er wel wat veranderen. Het waterpeil in het Lauwersmeer zal moeten variëren om te voorkomen dat het waterriet verdwijnt en er een bos voor in de plaats komt dat je ook ergens anders kunt laten groeien (zie hier). Boeren en recreatieondernemers hebben alweer geprotesteerd tegen een tijdelijke verhoging van het waterpeil (zie hier).
We nemen afscheid van de Waddenzee, maar hopen er nog vaak terug te komen. In het Hogeland laten we ons verrassen door stille dorpjes met indrukwekkende kerken, zoals in Hornhuizen.
Op een voetbrug over de Pieterbuurstermaar zien we Eenrum al liggen, waar we bivakkeren op 't Aagt, een van de weinige NTKC-terreintjes waar we nog niet eerder zijn geweest.
(wordt vervolgd)