Vrijdag 15 mei; fietsen van Giethoorn naar Hulshorst; 74 km
Vandaag hebben we weer een huiswisseldag. We moeten naar het zuidwesten, terwijl er een stevige noordwestenwind staat. Daar willen we geen last van hebben zolang we door open terrein fietsen. Dus maak ik de route zo, dat we eerst zoveel mogelijk naar het zuiden fietsen en later, in de beschutting van de Veluwse bossen, meer naar het westen.
Bij Genemuiden steken we met een pont het Zwarte Water over. Door de lockdown zijn veel ponten zijn stilgelegd, maar deze pont is te belangrijk om uit de vaart te nemen. Wel is er een bescheiden aanpassing. De kaartverkoper komt nu niet meer naar de mensen toe, maar staat in een provisorisch in elkaar geknutseld hokje dat veel weg heeft van een poppenkast.
Op de Achterweg passeren we de laatste hooiberg van Genemuiden. Vroeger stonden er hier wel honderd. In de tijd dat hooi een kostbare brandstof was omdat transport over land nog grotendeels per paard geschiedde, was de IJsseldelta de hooischuur van Nederland (zie
hier). Die hooibergen waren zeer brandbaar, net als de grote voorraad biezen voor de mattenvlechterijen, die er in het najaar nog bijkwam.
Genemuiden heeft het geweten. De grootste brand vond plaats in 1868, toen het hele stadje in vlammen opging. Daarom zijn er bijna geen echt oude gebouwen meer te vinden. En de mattenvlechters fabriceren nu synthetische tapijten en kunstgras.
Uniek in het voorjaar: een groot spandoek dat laat weten dat de scholen weer zijn begonnen. En daaronder het advies om op de fiets of lopend te komen en daarbij anderhalve meter afstand te houden. In andere jaren zou dit een onbegrijpelijke boodschap zijn geweest. Nu lijkt dit het begin van het naderende einde van de lockdown. Voor scholieren tenminste. Voor fietsers die niet altijd en overal willen fietsen en geen auto hebben, is de lockdown juist strenger geworden. Sinds enkele dagen is het namelijk niet meer toegestaan om een fiets mee te nemen in de trein. Met name bij de NS lijkt men vastberaden om fietsen niet voor het eind van de zomer weer in de trein toe te laten. Gelukkig hadden wij onze coronavakantie al zo gepland, dat we in principe geen trein nodig zullen hebben. Anders hadden we nu zeker een probleem gehad.
Vanwege het besmettingsrisico gebruikten we de trein de laatste tijd veel minder dan voorheen, en al helemaal niet met de fiets. Toch heb ik geen begrip voor deze maatregel. Over een paar weken is iedereen weer welkom in de trein met een mondkapje; behalve reizigers met een fiets, waar de beleidsmakers van de NS toch al weinig mee op hadden.
We fietsen verder door de polder Mastenbroek, een van de oudste polders in Nederland. Vanaf de 14e eeuw werd het zompige gebied tussen het Zwarte Water en de IJssel bedijkt, ontwaterd en in rechte percelen verkaveld.
Oorspronkelijk lag de polder boven zeeniveau, maar de ontwatering en inklinking van het veen dat hier onder een dun laagje klei ligt, leidde tot bodemdaling. De dijken waren geen garantie tegen overstromingen. Tientallen keren heeft de polder Mastenbroek onder water gestaan, voor het laatst een half jaar lang aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Daarom werden boerderijen hier eeuwenlang op terpen gebouwd. We komen nog enkele goed geconserveerde exemplaren tegen, zoals hieronder aan de Bisschopswetering, nummer 84. Helaas is dit huis gaan verzakken door verlaging van het waterpeil na een ruilverkaveling (zie
hier voor een verhaal over dit huis).
Een klein stukje verder, bij huisnummer 73, staat nog zo'n monumentale boerderij op een terpje. Op het erf wordt druk gebouwd. In de zomer van 2020 wordt voor dit adres een vergunning verleend voor een 'inpandige mestkelder' (zie
hier). Het huis is zichtbaar verzakt, verf bladdert van de kozijnen en de voordeur lijkt van binnen te zijn dichtgetimmerd. Iets zegt me dat hier ook gewacht wordt op een sloopvergunning...
Het is weer tijd voor een kaartje. Hieronder de huidige situatie rond de huisnummers 84 en 73.
Hieronder hetzelfde gebied rond 1990. Nummer 84 zag er toen net zo uit als nu en nummer 73 was nog een woonhuis zonder stallen, schuren, silo's en mestkelder. Ook op andere plekken was minder bebouwing dan nu. En helemaal rechtsonder waren nog weilanden op de plek waar nu de Zwolse vinexwijk Stadshagen ligt.
En hoe zal deze polder er over nog eens 30 jaar uitzien, als de 'modernisering' van de landbouw en de verstedelijking onveranderd door blijven gaan?
Ik zou hier ook nog een kaartje kunnen laten zien van voor de grote ruilverkaveling in 1975, maar een verwijzing naar een mooie website met oude foto's en een duidelijk verhaal lijkt me beter (zie
hier). Samengevat: de van noordwest naar zuidoost lopende hoofdweteringen waren toen nog doorgaande vaarten met aan elke kant een zeer smalle weg, waar auto's elkaar amper konden passeren. Tijdens de ruilverkaveling werden de wegen aan beide zijden van deze vaarten vervangen door één weg, die een stuk breder was, met een fietspad ernaast. De weteringen bleven bestaan als sloten die wisselend aan de linker- of rechterkant van de nieuwe weg lagen, om het zicht op de terpboerderijen te sparen. Toen vond men dat aanzicht blijkbaar nog iets waardevols dat behouden moest worden.
Vlakbij Zwolle bereiken we de IJssel. In de verte zijn de bossen van de Veluwe al te zien.
Over de IJsseldijk fietsen we naar de drie bruggen bij Zwolle: de Nieuwe IJsselbrug uit 1970 voor het snelverkeer van de A28, de IJssel- of Katerveerbrug uit 1930 voor de oude Zuiderzeestraatweg en de Hanzeboog uit 2011 voor treinen en fietsers. Vlak naast de Hanzeboog heeft de oude spoorbrug uit 1946 gelegen, een wat lagere hefbrug die de eerste brug uit 1864, die in de oorlog tweemaal was opgeblazen, moest vervangen. Er is 2 km verderop ook nog een fietspont, het Kleine Veer naar Hattem. Daar hebben we anderhalf jaar terug tijdens de Huttentocht op de laatste vaardag van het seizoen gebruik van gemaakt (zie
hier). Dit pontje vaart nu niet vanwege de lockdown.
De Hanzeboog heeft naast de spoorlijn een fietspad, waar nu druk gebruik van wordt gemaakt.
Zoekend naar een fatsoenlijke picknickbank stelt Wezep ons teleur. We vinden ook geen pittoreske dorpskern, maar forensenwijken met grote huizen en dikke auto's. En niet langer de vriendelijke en onthaaste sfeer die we ten noorden van Zwolle vaak proefden. Pas 10 km na het oversteken van de IJssel treffen we een mooi bankje aan op het terrein van Landal Landgoed 't Loo, niet te verwarren met het gelijknamige paleis bij Apeldoorn. Eigenlijk bevinden we ons hier op verboden terrein, maar de tuinman die langs komt lopen, vindt het prima en vertelt ons van alles over zijn werk.
(wordt vervolgd)