Zaterdag 26 mei 2018. Van Mostar naar Draga, 60 km
Terwijl we door de stad fietsen, passeren we een prachtig gerenoveerd gebouw in een neomoorse stijl, dat hier 120 jaar geleden - in de Oostenrijks-Hongaarse periode - is gebouwd. Vanaf het begin was dit een gymnasium, tegenwoordig zit er ook een internationale school in. Uniek voor Mostar is dat leerlingen van alle 'zuilen' er welkom zijn.
We verlaten het dal van de Neretva, waar je niet veel verder over rustige wegen kunt fietsen, en klimmen de Dinarische Alpen in. Vandaag willen we het Meer van Blidinje bereiken. Na 20 km zien we zelfs een fietsroutebordje naar dit meer wijzen. Het lijkt niet ver meer, maar we moeten nog wel een bergpas over. Mountainbikers die we tegenkomen, kijken wat bezorgd naar onze bepakking en vragen of we gewend zijn om op slechte wegen te rijden.
"No problem", zeg ik. Zo zwaar als een paar jaar terug op de Mahlknechtjoch zal het hier wel niet zijn.
De fietsers vertellen ons dat de rit naar het Meer van Blidinje wel de mooiste tocht is die je hier kunt maken en dat er dicht bij het meer een motel is. Dat is goed om te weten, want we hebben hier weer geen internet. Corrie heeft weliswaar een Bosnische telefoonkaart aangeschaft, maar die lijkt niet te werken.
Om half twee hebben we 800 m geklommen. In de zon komt de temperatuur nu ruim boven de 35 graden. Dat vind ik op een vlak traject al veel te heet, maar hier is het niet te doen. Een mengsel van zweet, zout en zonnebrandcrème gutst van mijn voorhoofd en bijt in mijn ogen. Ik droog mijn gezicht met een sjaaltje, dat ik vervolgens om mijn lekkende hoofd knoop. Ik hoop dat de zon snel zal verdwijnen achter de stapelwolken die ik in de verte zie groeien.
"Niet normaal, deze hitte", mopper ik.
Corrie, die sneller kan klimmen en goed tegen hitte kan, ziet dat ik aan een pauze toe ben en stopt bij een rots met wat schaduw. Dan lengt ze lauw bidonwater aan met limonadesiroop en schenkt het in onze mokken. Vervolgens pakt ze haar camera om mijn gemoedstoestand vast te leggen.
Boven de 1100 m wordt het minder benauwd. Asfalt wordt grind, waar nog goed op te fietsen is.
Een stukje verder verandert het fietsbare pad in een grindbak, waar zelfs lopen moeilijk wordt. Op steile stukken duwen we met z'n tweeën eerst de ene fiets een stuk omhoog. Dan lopen we terug om met de andere fiets hetzelfde te doen. Even denk ik aan de mogelijkheid van een lift, wanneer een oude roetspuwende vrachtwagen ons voorbijrijdt. Maar die komt ook zonder ons al met moeite vooruit. Waar het steiler wordt, zien we twee mannen uit de cabine stappen en achter op de laadklep plaatsnemen, zodat de achterwielen door het extra gewicht wat meer grip op de weg krijgen. Het doet me denken aan een 'bakkie', waarmee ik lang geleden een onvergetelijke lift kreeg op een vergelijkbare weg in Lesotho (zie dit verhaal).
Tegen de avond zijn we op 1400 m, is het een stuk koeler en begint de weg te dalen.
Maar we zijn er nog lang niet. Er ligt nog 9 km Bosnisch grindpad voor ons. Omhoog en omlaag, variërend van net befietsbaar tot meedogenloze grindbak.
Een gedenksteen tegen een rots herinnert aan twee mannen die hier zijn omgekomen. Het jaar 1993, een kruis en latijns schrift doen vermoeden dat het Kroaten zijn, strijders of slachtoffers in de Bosnische oorlog.
's Avonds om zeven uur ligt er nog 2,5 km grindpad voor ons. Ik voel me nu fitter dan vanmiddag, maar voor Corrie, die meer moeite heeft met slechte wegen, is de rek er uit.
We moeten wat eten en pauzeren met uitzicht op de kale bergtoppen. Achter die bergen moet het Meer van Blidinje liggen.
Om half acht bereiken we de asfaltweg, die weer steil omhoog gaat. Ik klim nu een stuk sneller dan Corrie, wat betekent dat zij echt kapot is. De pashoogte ligt op 1400 m. Dan volgt een heerlijke afdaling naar 1200 m. In de verte zien we het Meer van Blidinje liggen, maar niets dat op een motel lijkt. Om kwart over acht stoppen we aan de oever van het meer bij een vakantiehuis waar we mensen zien. Zij vertellen ons dat het motel nog 5 km verder is.
We doen onze lichten en gele hesjes aan en fietsen dan nog 5 km in de avondschemering. We hebben nu vals plat met tegenwind, maar zien de lichtjes van het motel steeds dichterbij komen. Nog even, en het leed is geleden. Het vooruitzicht van een warme maaltijd, een hete douche en een comfortabel bed geeft ons kortstondig nieuwe energie.
Het parkeerterrein voor het motel staat vol met auto's.
"Misschien is alles wel volgeboekt" zeg ik half voor de grap en half bezorgd wanneer Corrie naar de receptie loopt. Ze keert terug met goed nieuws en slecht nieuws.
"Er zijn geen lege kamers meer."
"Je maakt een grapje."
"Nee, echt waar. Maar we kunnen hier wel eten en we mogen in de tuin kamperen."
"We kunnen toch ook wel douchen?"
"Nee, helaas niet. Er zijn alleen maar douches in de kamers."
We zetten snel de tent op en genieten van een uitstekende maaltijd in het restaurant. Voor we gaan slapen, warmen we een paar liter water op voor een snelle maar heerlijke bidondouche op het donkerste plekje in de tuin van het motel. Na bijna acht uur fietsen (dus exclusief pauzes) en 1700 m klimmen vallen we als een blok in slaap.
wordt vervolgd
Terwijl we door de stad fietsen, passeren we een prachtig gerenoveerd gebouw in een neomoorse stijl, dat hier 120 jaar geleden - in de Oostenrijks-Hongaarse periode - is gebouwd. Vanaf het begin was dit een gymnasium, tegenwoordig zit er ook een internationale school in. Uniek voor Mostar is dat leerlingen van alle 'zuilen' er welkom zijn.
We verlaten het dal van de Neretva, waar je niet veel verder over rustige wegen kunt fietsen, en klimmen de Dinarische Alpen in. Vandaag willen we het Meer van Blidinje bereiken. Na 20 km zien we zelfs een fietsroutebordje naar dit meer wijzen. Het lijkt niet ver meer, maar we moeten nog wel een bergpas over. Mountainbikers die we tegenkomen, kijken wat bezorgd naar onze bepakking en vragen of we gewend zijn om op slechte wegen te rijden.
"No problem", zeg ik. Zo zwaar als een paar jaar terug op de Mahlknechtjoch zal het hier wel niet zijn.
De fietsers vertellen ons dat de rit naar het Meer van Blidinje wel de mooiste tocht is die je hier kunt maken en dat er dicht bij het meer een motel is. Dat is goed om te weten, want we hebben hier weer geen internet. Corrie heeft weliswaar een Bosnische telefoonkaart aangeschaft, maar die lijkt niet te werken.
Om half twee hebben we 800 m geklommen. In de zon komt de temperatuur nu ruim boven de 35 graden. Dat vind ik op een vlak traject al veel te heet, maar hier is het niet te doen. Een mengsel van zweet, zout en zonnebrandcrème gutst van mijn voorhoofd en bijt in mijn ogen. Ik droog mijn gezicht met een sjaaltje, dat ik vervolgens om mijn lekkende hoofd knoop. Ik hoop dat de zon snel zal verdwijnen achter de stapelwolken die ik in de verte zie groeien.
"Niet normaal, deze hitte", mopper ik.
Corrie, die sneller kan klimmen en goed tegen hitte kan, ziet dat ik aan een pauze toe ben en stopt bij een rots met wat schaduw. Dan lengt ze lauw bidonwater aan met limonadesiroop en schenkt het in onze mokken. Vervolgens pakt ze haar camera om mijn gemoedstoestand vast te leggen.
Boven de 1100 m wordt het minder benauwd. Asfalt wordt grind, waar nog goed op te fietsen is.
Een stukje verder verandert het fietsbare pad in een grindbak, waar zelfs lopen moeilijk wordt. Op steile stukken duwen we met z'n tweeën eerst de ene fiets een stuk omhoog. Dan lopen we terug om met de andere fiets hetzelfde te doen. Even denk ik aan de mogelijkheid van een lift, wanneer een oude roetspuwende vrachtwagen ons voorbijrijdt. Maar die komt ook zonder ons al met moeite vooruit. Waar het steiler wordt, zien we twee mannen uit de cabine stappen en achter op de laadklep plaatsnemen, zodat de achterwielen door het extra gewicht wat meer grip op de weg krijgen. Het doet me denken aan een 'bakkie', waarmee ik lang geleden een onvergetelijke lift kreeg op een vergelijkbare weg in Lesotho (zie dit verhaal).
Tegen de avond zijn we op 1400 m, is het een stuk koeler en begint de weg te dalen.
Maar we zijn er nog lang niet. Er ligt nog 9 km Bosnisch grindpad voor ons. Omhoog en omlaag, variërend van net befietsbaar tot meedogenloze grindbak.
Een gedenksteen tegen een rots herinnert aan twee mannen die hier zijn omgekomen. Het jaar 1993, een kruis en latijns schrift doen vermoeden dat het Kroaten zijn, strijders of slachtoffers in de Bosnische oorlog.
's Avonds om zeven uur ligt er nog 2,5 km grindpad voor ons. Ik voel me nu fitter dan vanmiddag, maar voor Corrie, die meer moeite heeft met slechte wegen, is de rek er uit.
We moeten wat eten en pauzeren met uitzicht op de kale bergtoppen. Achter die bergen moet het Meer van Blidinje liggen.
Om half acht bereiken we de asfaltweg, die weer steil omhoog gaat. Ik klim nu een stuk sneller dan Corrie, wat betekent dat zij echt kapot is. De pashoogte ligt op 1400 m. Dan volgt een heerlijke afdaling naar 1200 m. In de verte zien we het Meer van Blidinje liggen, maar niets dat op een motel lijkt. Om kwart over acht stoppen we aan de oever van het meer bij een vakantiehuis waar we mensen zien. Zij vertellen ons dat het motel nog 5 km verder is.
We doen onze lichten en gele hesjes aan en fietsen dan nog 5 km in de avondschemering. We hebben nu vals plat met tegenwind, maar zien de lichtjes van het motel steeds dichterbij komen. Nog even, en het leed is geleden. Het vooruitzicht van een warme maaltijd, een hete douche en een comfortabel bed geeft ons kortstondig nieuwe energie.
Het parkeerterrein voor het motel staat vol met auto's.
"Misschien is alles wel volgeboekt" zeg ik half voor de grap en half bezorgd wanneer Corrie naar de receptie loopt. Ze keert terug met goed nieuws en slecht nieuws.
"Er zijn geen lege kamers meer."
"Je maakt een grapje."
"Nee, echt waar. Maar we kunnen hier wel eten en we mogen in de tuin kamperen."
"We kunnen toch ook wel douchen?"
"Nee, helaas niet. Er zijn alleen maar douches in de kamers."
We zetten snel de tent op en genieten van een uitstekende maaltijd in het restaurant. Voor we gaan slapen, warmen we een paar liter water op voor een snelle maar heerlijke bidondouche op het donkerste plekje in de tuin van het motel. Na bijna acht uur fietsen (dus exclusief pauzes) en 1700 m klimmen vallen we als een blok in slaap.
wordt vervolgd