Reisverslag van Peter van de Beek
Lilongwe, Malawi, di. 15 juli 2003, totaal 7163 km.
Vrienden!
Vanuit een onbewolkt Malawi (28 graden) stuur ik hierbij het derde verslag van mijn fietsreis door Afrika, heimelijk hopend dat jullie me nog niet vergeten zijn. Ik zal proberen er een leuk & leesbaar verhaal van te maken. Garantie daarop kan ik helaas niet geven, want na een opwindende nacht is mijn geest niet helemaal helder. Maar ik doe m'n best.
Wat vooraf ging
---------------
Eind februari ben ik naar Johannesburg (Z-Afrika) gevlogen, met fiets, tent, muskietennet en genoeg reservemateriaal om 12 maanden te kunnen overleven in sub-Sahara-Afrika. Het plan is om in circa 7 maanden van Kaapstad naar Nairobi (Kenia) te fietsen, solo, maar in Malawi begeleid door een fietsvriendin. Verloopt dat allemaal zonder zware ziektes en bijtende beesten, dan fiets ik nog enkele maanden door via
Ethiopie, Sudan en Egypte. Op 3 mei heb ik bericht over het stuk Jo-burg/Kaapstad, gevolgd door een verslag op 8 juni van het traject Jo-burg/Francistown.
Nu een samenvatting van de derde etappe, van Francistown naar Lilongwe.
Francistown/Nata/Kasane
-----------------------
In een slechte stemming verlaat ik op 10 juni Francistown, Botswana. Het is al dagenlang koud en miezerig, met harde wind en af en toe een donderklap. Geen weer om vrolijk rond te fietsen. Maar 't meest
wordt mijn humeur bepaald door een onheilsmailtje van Caroline, de fietsvriendin die me in Malawi zou begeleiden. Eind mei is er een ziekte bij haar geconstateerd die weliswaar niet levensbedreigend is, maar zo ernstig dat ze direct is geopereerd. De komende maanden, schrijft ze in haar mail, is van werken of sporten geen sprake, laat staan van fietsen in een ontwikkelingsland. Voorlopig woont ze weer bij haar ouders, waar ze weinig anders doet dan rusten. In wat een van de duurste gesprekken uit de geschiedenis van Botswana Telecom moet zijn geweest, probeer ik haar beterschap te wensen. Maar zij, de schat, bekommert zich meer om de gevolgen van haar ziekte voor mij - en ik geef toe, het voelt ineens tamelijk
zinloos en vrijblijvend om solo en zonder doel door Afrika te fietsen. Ik had me erg verheugd op haar komst. Nu moet ik me gaan instellen op een andere tocht en een lange periode zonder reismaatje. Kan ik
die eenzaamheid aan? "Vast wel", zegt C. via de satelliet vanuit Nijmegen. "Ik weet zeker dat 't je gaat lukken."
Botswana is een relatief rijk en modern land, dat economisch drijft op veeteelt en mijnbouw (diamant, goud). Even on-Afrikaans (ik zou bijna zeggen saai) is het gegeven dat het land al 40 jaar een stabiel
democratisch systeem kent, met regelmatige verkiezingen, onafhankelijke rechtspraak en vrije oppositie en pers. Circa 90 procent van het land
bestaat uit woestijn of half-woestijn, een gebied zo uitgestrekt als Frankrijk, maar zeer dunbevolkt (nog geen miljoen inwomers). De andere 1 miljoen
Botswanezen wonen in een smalle strook langs de grens met Zuid-Afrika. Ga je naar een plek buiten die strook, dan dien je slim te plannen en op tijd
voorraden in te slaan, want de afstanden zijn groot.
Van Nata naar Kasane bijvoorbeeld, bij de grens met Zambia, is het zo'n 300 kilometer leegte, met alleen een bosbeheerderskamp na 105 km, en een dorp na 200 km.
In Nata koop ik daarom 2 broden, 5 blikjes vis, spaghetti, benzine voor de brander, fruit, vruchtensap en 7 liter water, genoeg om het twee dagen te redden. Bij cafe Crossroads (bij de kruising) informeer ik naar de route. "Het wemelt er van de wilde dieren", vertelt de eigenaar. "Olifanten, buffalo's, misschien ook leeuwen. Een erg gevaarlijk stuk." Als ik zeg dat
dat misschien reden voor me is om een lift aan een vrachtwagen te vragen, antwoordt hij: "Not maybe! You take that lift, young man! I have lived in Botswana for 67 years now, so I know what I'm talking about!"
Even sta ik op het punt om een truck aan te houden. Maar volgens de politiecommissaris van Nata heb ik weinig te vrezen - door de droogte concentreren de dieren zich langs de grote rivieren in het noorden.
Nou, vooruit dan maar. Slingerend van alle extra kilo's begeef ik me op weg naar Kasane, de leegte in. Uit mijn dagboek: "Slaapverwekkende route, vlak en kaal, nauwelijks schaduw, 1 of 2 auto's per kwartier, wind schuin van rechts, soms tegen, dan weer achter. Geen enkel dorp of kruising-met-winkel, zelfs geen boerderijen, een enkele keer een zanderig zijpad. Om de monotonie te doorbreken stel ik mezelf tussendoelen: eerste drinkpauze na 25 km, koffie met koekjes na 40 km, lunch tussen km 60 en km 70. Bij km 69 een veterinaire controlepost, d.w.z. een slagboom, een goot met ontsmettingsvloeistof tegen mond- en
klauwzeer, een tentenkamp, een radiomast en een grote tank met drinkwater. Vriendelijke controleurs, die me in de schaduw van hun tent uitnodigen om m'n lunch te eten (1 blikje vis). Prettig, want het is smoorheet, zeker 32 graden. Niettemin vinden sommige controleurs
het maar frisjes, twee vrouwen dragen zelfs wollen truien. Nee, dan 's zomers, dan wordt het hier met gemak 40 graden, soms zelfs 50." Twee dagen en zo'n 200 km later schrijf ik in mijn reisjournaal: "Vlak voor de koffiestop een giraffe aan de linkerkant van de weg, die traag wegdraaft als ik nader. Verder geen wilde dieren, behalve wat wilde zwijnen, impala's,
roofvogels en een groep van 40 bavianen die de weg over rent. Af en toe speur ik geconcentreerd het bos af naar grazende olifanten of doezelende leeuwen, maar meestal vergeet ik dat ik door een forest reserve
rijd." Na drie dagen bereik ik Kasane, nog immer zonder een ontmoeting met een gevaarlijk dier. Wel een beetje jammer, het had zo spannend kunnen zijn...
Kazangula/Victoria Falls
------------------------
Na een bezoek aan Chobe National Park, een schitterend wildreservaat langs de Chobe rivier, steek ik op dag 109 bij Kazangula de Zambezi over, de grensrivier met Zambia. De overgang van welvarend, geordend Botswana
naar arm, chaotisch Zambia is direct duidelijk. "De ferry over de Zambezi is een all-African experience", noteer ik. "Een tamelijk gammele schuit uit de jaren voor de onafhankelijkheid, met een dek van versplinterde planken en ijzeren platen die decimeters omhoog krullen, voorzover ze niet ontbreken. Onder dikke wolken dieselrook aanvaarden we de overtocht, een reis van 20 minuten. We, dat zijn 1 vrachtwagencombinatie, een dozijn voetgangers, 1 Landrover met Zuidafrikaanse zendelingen en 1 fietser. De wachttijden voor autoverkeer op de enige verbinding tussen Botswana en Zambia liggen in de orde van een halve of een hele dag, dat laat zich vlot uitrekenen.
Aan de overkant geen probleem met de Zambiaanse douane. 'Op weg!', galmt het door m'n hoofd. 'Dit is het echte Afrika!'"
Twee dagen later wandel ik in gezelschap van Hideki, een Japanse motorrijder op wereldreis, naar de Zambiaanse kant van de Victoria Falls, de watervallen in de Zambezi op de grens met Zimbabwe. Maar eerst
even wat cijfers & geschiedenis. De Victoria Falls zijn zo'n 1700 meter breed en 110 meter hoog, bijna 2 keer breder en hoger dan de Niagara Falls in de VS.
Aan het eind van het droge seizoen stroomt er circa 1 miljoen liter water PER SECONDE over de rand, bij hoog water het tienvoudige, het dubbele van het Niagara-volume. De enorme nevelwolken die daarmee gepaard gaan, zijn zichtbaar tot op 80 kilometer afstand. De locale naam voor de falls, voordat ze door de Schotse missionaris David Livingstone naar Queen
Victoria werden genoemd, luidde dan ook Mosi-oa-Tunya, "de rook die dondert". Ironisch genoeg was Livingstone hevig teleurgesteld toen hij in 1855 de watervallen ontdekte. Het enorme obstakel frustreerde immers zijn
streven om de Zambezi te gebruiken als transportroute voor bijbels en handelswaar naar het hart van Afrika. Pas nadat het nieuws van de ontdekking Londen had bereikt, en daar een sensatie veroorzaakte, overwon Livingstone zijn teleurstelling en schreef hij de befaamde zinnen "No-one can imagine the beauty of the view from anything witnessed in England. Scenes so lovely must have been gazed upon by angels in their
flight."
Terug naar juli 2003. De Vic Falls zijn nog steeds even lovely en beautiful als in 1855, een onvoorstelbaar mooi gezicht. Maar het meest indrukwekkend is het geluid - een grommend ruisen, een muur van gebulder, alsof er langzaam een oneindige vrachttrein door je hoofd dendert. Uit m'n reisjournaal: "Door de nevelwolken (het is hoog water)
is de voet van de waterval niet te zien, maar je hoort het kolkende water zich een uitweg door de Batoka Kloof persen. Aan beide kanten van de kloof liggen stukken regenwoud die gevoed worden door de nevel, een
wonderlijke tegenstelling met de kurkdroge omgeving boven de kloof. Hideki en ik huren poncho's om langs de falls te lopen, maar zelfs met zo'n oliejas aan is het nog moeilijk om droog de overkant van de
voetgangersbrug te halen - van boven worden we belaagd door stortbuien, en van onder door opgestuwde nevel. Het is grappig om met Hideki op pad te zijn, hij is kinderlijk blij met de mooie uitzichten. Met z'n digitale video legt hij alles vast, om op te sturen naar z'n verloofde, die thuis in Osaka op hem wacht. Ze moet wel veel van 'm houden. De reis door Siberie,
Europa en West-Afrika kostte al 14 maanden, en voor het vervolg door Oost-Afrika, Azie, Australie en Amerika rekent H. op nog een jaar of twee."
Lusaka/Chipata
--------------
Via Lusaka, de hoofdstad van Zambia, rijd ik in de weken rond 1 juli naar het oosten, richting Chipata en Malawi. Een vermoeiend stuk van 1200 km, want de weg telt veel kuilen en gaten, en vrijwel elke dag staat er een straffe zuidoostenwind, die me het liefst weer terugduwt naar Botswana. Desondanks ervaar ik dit traject niet als vervelend, integendeel. Het landschap is groen en afwisselend, de mensen zijn in het algemeen heel vrolijk en hartelijk, en ondanks de eenvoud en de armoede is er altijd voldoende goed voedsel te koop - wat wil een mens nog meer? Uit mijn
reisdagboek: "Dinsdag 1 juli, dag 123, Lusaka-Monkonka, 119 km. Na 15 km droogt het verkeer uit Lusaka op, waarna ik de Great East Road vrijwel
voor mezelf heb. Warme dag, echt een dag om liters vocht te verliezen. Interessant landschap: lange, rollende heuvels, bananenbomen, acacia's, cactussen en baobabs, en iets van de hoofdweg af een lint van rieten hutjes. Hoog pluimgras langs de kant, tot zo'n 2 meter hoogte, waardoor het soms net lijkt alsof je tussen Engelse heggen rijdt. Op de rand van het asfalt veel grote cylindervormige zakken houtskool, te koop voor 15-duizend kwacha (3 dollar). Families in de dorpjes langs de weg kappen het hout ergens in de omgeving, laten het drie dagen branden, en ziedaar, al
weer een zak houtskool. Dat is natuurlijk een recept voor ontbossing, maar wie kan die keuterboertjes ongelijk geven? Ze zijn arm, er zijn nog genoeg bomen, en het geld is goed. 's Avonds aangeklopt in Monkonka, een dorpje van tien hutten, ergens langs de Great East Road. Van de chief (dorpsoudste) mag ik mijn tent opzetten tussen wat bomen, dichtbij zijn huis en ook dichtbij het geitenhok. Snel gekookt bij het licht van
de zaklantaarn, macaroni met tonijn. Prachtige sterrenhemel, op een paar houtskoolvuurtjes na is er geen achtergrondlicht dat de hemel kan verbleken.
Volgens de chief wordt de langgerekte sterrennevel die we zien "de staart van de geit" genoemd. Als de staart da/a/r staat (hij wijst zo'n 90 graden met de klok mee), komen de regens. In die periode regent het soms
de hele dag. Maar als de staart daar staat (hij draait een stuk verder), wordt het weer maandenlang droog. 's Nachts veel gemekker van de reeel bestaande geitjes naast me. Jaja, dan denk je dat het rustig is op het
platteland, ver weg van alle stadse rumoer. Vergeet het maar. Een gemiddeld Afrikaans erf telt toch al gauw een kraaiende haan, een half dozijn kippen, wat geiten, een ezel of en koe, en soms een hond. Genoeg
voor een heel carnaval des animaux. Overigens laten de geiten ook harde winden, ze kennen geen enkele schaamte."
Lilongwe
--------
Op zondag 13 juli, dag 135, steek ik bij Chipata de grens met Malawi over, en rijd de volgende dag door naar Lilongwe. Nog net voor sluitingstijd ben ik bij het postkantoor. Als ik geluk heb, ligt daar een pakket voor me van Andre, mijn postmaster in Utrecht, met reisgidsen, kleding, een buitenband en wat onderdelen voor m'n haperende benzinebrander. En zowaar, het is er al 3 dagen! Tevreden rijd ik met de doos op het stuur naar de camping, zet m'n tent op, en deel de nacht met een Telegraaf en een paar
Volkskranten van 3 weken geleden. Nooit geweten dat oud nieuws zo opwindend kan zijn!
Tsala bwino,
Peter van de Beek
PS: dit verslag was natuurlijk weer veel te lang,
sorry; ik ben bang dat ik het nooit leer.
Lilongwe, Malawi, di. 15 juli 2003, totaal 7163 km.
Vrienden!
Vanuit een onbewolkt Malawi (28 graden) stuur ik hierbij het derde verslag van mijn fietsreis door Afrika, heimelijk hopend dat jullie me nog niet vergeten zijn. Ik zal proberen er een leuk & leesbaar verhaal van te maken. Garantie daarop kan ik helaas niet geven, want na een opwindende nacht is mijn geest niet helemaal helder. Maar ik doe m'n best.
Wat vooraf ging
---------------
Eind februari ben ik naar Johannesburg (Z-Afrika) gevlogen, met fiets, tent, muskietennet en genoeg reservemateriaal om 12 maanden te kunnen overleven in sub-Sahara-Afrika. Het plan is om in circa 7 maanden van Kaapstad naar Nairobi (Kenia) te fietsen, solo, maar in Malawi begeleid door een fietsvriendin. Verloopt dat allemaal zonder zware ziektes en bijtende beesten, dan fiets ik nog enkele maanden door via
Ethiopie, Sudan en Egypte. Op 3 mei heb ik bericht over het stuk Jo-burg/Kaapstad, gevolgd door een verslag op 8 juni van het traject Jo-burg/Francistown.
Nu een samenvatting van de derde etappe, van Francistown naar Lilongwe.
Francistown/Nata/Kasane
-----------------------
In een slechte stemming verlaat ik op 10 juni Francistown, Botswana. Het is al dagenlang koud en miezerig, met harde wind en af en toe een donderklap. Geen weer om vrolijk rond te fietsen. Maar 't meest
wordt mijn humeur bepaald door een onheilsmailtje van Caroline, de fietsvriendin die me in Malawi zou begeleiden. Eind mei is er een ziekte bij haar geconstateerd die weliswaar niet levensbedreigend is, maar zo ernstig dat ze direct is geopereerd. De komende maanden, schrijft ze in haar mail, is van werken of sporten geen sprake, laat staan van fietsen in een ontwikkelingsland. Voorlopig woont ze weer bij haar ouders, waar ze weinig anders doet dan rusten. In wat een van de duurste gesprekken uit de geschiedenis van Botswana Telecom moet zijn geweest, probeer ik haar beterschap te wensen. Maar zij, de schat, bekommert zich meer om de gevolgen van haar ziekte voor mij - en ik geef toe, het voelt ineens tamelijk
zinloos en vrijblijvend om solo en zonder doel door Afrika te fietsen. Ik had me erg verheugd op haar komst. Nu moet ik me gaan instellen op een andere tocht en een lange periode zonder reismaatje. Kan ik
die eenzaamheid aan? "Vast wel", zegt C. via de satelliet vanuit Nijmegen. "Ik weet zeker dat 't je gaat lukken."
Botswana is een relatief rijk en modern land, dat economisch drijft op veeteelt en mijnbouw (diamant, goud). Even on-Afrikaans (ik zou bijna zeggen saai) is het gegeven dat het land al 40 jaar een stabiel
democratisch systeem kent, met regelmatige verkiezingen, onafhankelijke rechtspraak en vrije oppositie en pers. Circa 90 procent van het land
bestaat uit woestijn of half-woestijn, een gebied zo uitgestrekt als Frankrijk, maar zeer dunbevolkt (nog geen miljoen inwomers). De andere 1 miljoen
Botswanezen wonen in een smalle strook langs de grens met Zuid-Afrika. Ga je naar een plek buiten die strook, dan dien je slim te plannen en op tijd
voorraden in te slaan, want de afstanden zijn groot.
Van Nata naar Kasane bijvoorbeeld, bij de grens met Zambia, is het zo'n 300 kilometer leegte, met alleen een bosbeheerderskamp na 105 km, en een dorp na 200 km.
In Nata koop ik daarom 2 broden, 5 blikjes vis, spaghetti, benzine voor de brander, fruit, vruchtensap en 7 liter water, genoeg om het twee dagen te redden. Bij cafe Crossroads (bij de kruising) informeer ik naar de route. "Het wemelt er van de wilde dieren", vertelt de eigenaar. "Olifanten, buffalo's, misschien ook leeuwen. Een erg gevaarlijk stuk." Als ik zeg dat
dat misschien reden voor me is om een lift aan een vrachtwagen te vragen, antwoordt hij: "Not maybe! You take that lift, young man! I have lived in Botswana for 67 years now, so I know what I'm talking about!"
Even sta ik op het punt om een truck aan te houden. Maar volgens de politiecommissaris van Nata heb ik weinig te vrezen - door de droogte concentreren de dieren zich langs de grote rivieren in het noorden.
Nou, vooruit dan maar. Slingerend van alle extra kilo's begeef ik me op weg naar Kasane, de leegte in. Uit mijn dagboek: "Slaapverwekkende route, vlak en kaal, nauwelijks schaduw, 1 of 2 auto's per kwartier, wind schuin van rechts, soms tegen, dan weer achter. Geen enkel dorp of kruising-met-winkel, zelfs geen boerderijen, een enkele keer een zanderig zijpad. Om de monotonie te doorbreken stel ik mezelf tussendoelen: eerste drinkpauze na 25 km, koffie met koekjes na 40 km, lunch tussen km 60 en km 70. Bij km 69 een veterinaire controlepost, d.w.z. een slagboom, een goot met ontsmettingsvloeistof tegen mond- en
klauwzeer, een tentenkamp, een radiomast en een grote tank met drinkwater. Vriendelijke controleurs, die me in de schaduw van hun tent uitnodigen om m'n lunch te eten (1 blikje vis). Prettig, want het is smoorheet, zeker 32 graden. Niettemin vinden sommige controleurs
het maar frisjes, twee vrouwen dragen zelfs wollen truien. Nee, dan 's zomers, dan wordt het hier met gemak 40 graden, soms zelfs 50." Twee dagen en zo'n 200 km later schrijf ik in mijn reisjournaal: "Vlak voor de koffiestop een giraffe aan de linkerkant van de weg, die traag wegdraaft als ik nader. Verder geen wilde dieren, behalve wat wilde zwijnen, impala's,
roofvogels en een groep van 40 bavianen die de weg over rent. Af en toe speur ik geconcentreerd het bos af naar grazende olifanten of doezelende leeuwen, maar meestal vergeet ik dat ik door een forest reserve
rijd." Na drie dagen bereik ik Kasane, nog immer zonder een ontmoeting met een gevaarlijk dier. Wel een beetje jammer, het had zo spannend kunnen zijn...
Kazangula/Victoria Falls
------------------------
Na een bezoek aan Chobe National Park, een schitterend wildreservaat langs de Chobe rivier, steek ik op dag 109 bij Kazangula de Zambezi over, de grensrivier met Zambia. De overgang van welvarend, geordend Botswana
naar arm, chaotisch Zambia is direct duidelijk. "De ferry over de Zambezi is een all-African experience", noteer ik. "Een tamelijk gammele schuit uit de jaren voor de onafhankelijkheid, met een dek van versplinterde planken en ijzeren platen die decimeters omhoog krullen, voorzover ze niet ontbreken. Onder dikke wolken dieselrook aanvaarden we de overtocht, een reis van 20 minuten. We, dat zijn 1 vrachtwagencombinatie, een dozijn voetgangers, 1 Landrover met Zuidafrikaanse zendelingen en 1 fietser. De wachttijden voor autoverkeer op de enige verbinding tussen Botswana en Zambia liggen in de orde van een halve of een hele dag, dat laat zich vlot uitrekenen.
Aan de overkant geen probleem met de Zambiaanse douane. 'Op weg!', galmt het door m'n hoofd. 'Dit is het echte Afrika!'"
Twee dagen later wandel ik in gezelschap van Hideki, een Japanse motorrijder op wereldreis, naar de Zambiaanse kant van de Victoria Falls, de watervallen in de Zambezi op de grens met Zimbabwe. Maar eerst
even wat cijfers & geschiedenis. De Victoria Falls zijn zo'n 1700 meter breed en 110 meter hoog, bijna 2 keer breder en hoger dan de Niagara Falls in de VS.
Aan het eind van het droge seizoen stroomt er circa 1 miljoen liter water PER SECONDE over de rand, bij hoog water het tienvoudige, het dubbele van het Niagara-volume. De enorme nevelwolken die daarmee gepaard gaan, zijn zichtbaar tot op 80 kilometer afstand. De locale naam voor de falls, voordat ze door de Schotse missionaris David Livingstone naar Queen
Victoria werden genoemd, luidde dan ook Mosi-oa-Tunya, "de rook die dondert". Ironisch genoeg was Livingstone hevig teleurgesteld toen hij in 1855 de watervallen ontdekte. Het enorme obstakel frustreerde immers zijn
streven om de Zambezi te gebruiken als transportroute voor bijbels en handelswaar naar het hart van Afrika. Pas nadat het nieuws van de ontdekking Londen had bereikt, en daar een sensatie veroorzaakte, overwon Livingstone zijn teleurstelling en schreef hij de befaamde zinnen "No-one can imagine the beauty of the view from anything witnessed in England. Scenes so lovely must have been gazed upon by angels in their
flight."
Terug naar juli 2003. De Vic Falls zijn nog steeds even lovely en beautiful als in 1855, een onvoorstelbaar mooi gezicht. Maar het meest indrukwekkend is het geluid - een grommend ruisen, een muur van gebulder, alsof er langzaam een oneindige vrachttrein door je hoofd dendert. Uit m'n reisjournaal: "Door de nevelwolken (het is hoog water)
is de voet van de waterval niet te zien, maar je hoort het kolkende water zich een uitweg door de Batoka Kloof persen. Aan beide kanten van de kloof liggen stukken regenwoud die gevoed worden door de nevel, een
wonderlijke tegenstelling met de kurkdroge omgeving boven de kloof. Hideki en ik huren poncho's om langs de falls te lopen, maar zelfs met zo'n oliejas aan is het nog moeilijk om droog de overkant van de
voetgangersbrug te halen - van boven worden we belaagd door stortbuien, en van onder door opgestuwde nevel. Het is grappig om met Hideki op pad te zijn, hij is kinderlijk blij met de mooie uitzichten. Met z'n digitale video legt hij alles vast, om op te sturen naar z'n verloofde, die thuis in Osaka op hem wacht. Ze moet wel veel van 'm houden. De reis door Siberie,
Europa en West-Afrika kostte al 14 maanden, en voor het vervolg door Oost-Afrika, Azie, Australie en Amerika rekent H. op nog een jaar of twee."
Lusaka/Chipata
--------------
Via Lusaka, de hoofdstad van Zambia, rijd ik in de weken rond 1 juli naar het oosten, richting Chipata en Malawi. Een vermoeiend stuk van 1200 km, want de weg telt veel kuilen en gaten, en vrijwel elke dag staat er een straffe zuidoostenwind, die me het liefst weer terugduwt naar Botswana. Desondanks ervaar ik dit traject niet als vervelend, integendeel. Het landschap is groen en afwisselend, de mensen zijn in het algemeen heel vrolijk en hartelijk, en ondanks de eenvoud en de armoede is er altijd voldoende goed voedsel te koop - wat wil een mens nog meer? Uit mijn
reisdagboek: "Dinsdag 1 juli, dag 123, Lusaka-Monkonka, 119 km. Na 15 km droogt het verkeer uit Lusaka op, waarna ik de Great East Road vrijwel
voor mezelf heb. Warme dag, echt een dag om liters vocht te verliezen. Interessant landschap: lange, rollende heuvels, bananenbomen, acacia's, cactussen en baobabs, en iets van de hoofdweg af een lint van rieten hutjes. Hoog pluimgras langs de kant, tot zo'n 2 meter hoogte, waardoor het soms net lijkt alsof je tussen Engelse heggen rijdt. Op de rand van het asfalt veel grote cylindervormige zakken houtskool, te koop voor 15-duizend kwacha (3 dollar). Families in de dorpjes langs de weg kappen het hout ergens in de omgeving, laten het drie dagen branden, en ziedaar, al
weer een zak houtskool. Dat is natuurlijk een recept voor ontbossing, maar wie kan die keuterboertjes ongelijk geven? Ze zijn arm, er zijn nog genoeg bomen, en het geld is goed. 's Avonds aangeklopt in Monkonka, een dorpje van tien hutten, ergens langs de Great East Road. Van de chief (dorpsoudste) mag ik mijn tent opzetten tussen wat bomen, dichtbij zijn huis en ook dichtbij het geitenhok. Snel gekookt bij het licht van
de zaklantaarn, macaroni met tonijn. Prachtige sterrenhemel, op een paar houtskoolvuurtjes na is er geen achtergrondlicht dat de hemel kan verbleken.
Volgens de chief wordt de langgerekte sterrennevel die we zien "de staart van de geit" genoemd. Als de staart da/a/r staat (hij wijst zo'n 90 graden met de klok mee), komen de regens. In die periode regent het soms
de hele dag. Maar als de staart daar staat (hij draait een stuk verder), wordt het weer maandenlang droog. 's Nachts veel gemekker van de reeel bestaande geitjes naast me. Jaja, dan denk je dat het rustig is op het
platteland, ver weg van alle stadse rumoer. Vergeet het maar. Een gemiddeld Afrikaans erf telt toch al gauw een kraaiende haan, een half dozijn kippen, wat geiten, een ezel of en koe, en soms een hond. Genoeg
voor een heel carnaval des animaux. Overigens laten de geiten ook harde winden, ze kennen geen enkele schaamte."
Lilongwe
--------
Op zondag 13 juli, dag 135, steek ik bij Chipata de grens met Malawi over, en rijd de volgende dag door naar Lilongwe. Nog net voor sluitingstijd ben ik bij het postkantoor. Als ik geluk heb, ligt daar een pakket voor me van Andre, mijn postmaster in Utrecht, met reisgidsen, kleding, een buitenband en wat onderdelen voor m'n haperende benzinebrander. En zowaar, het is er al 3 dagen! Tevreden rijd ik met de doos op het stuur naar de camping, zet m'n tent op, en deel de nacht met een Telegraaf en een paar
Volkskranten van 3 weken geleden. Nooit geweten dat oud nieuws zo opwindend kan zijn!
Tsala bwino,
Peter van de Beek
PS: dit verslag was natuurlijk weer veel te lang,
sorry; ik ben bang dat ik het nooit leer.