Verslag: Wim van Eeden, oktober 2007
Foto’s: Eric Selles en Blanche van der Meer
Huttentrektocht 2007
Door het land... van Maas en Waal, maar ook er omheen.
"We wachten nog op vier mensen", roept Jim, te midden van de geparkeerde fietsen. Het zijn niet de fietsen in de stationsstalling, maar die van Wereldfietsers op de stoep voor de koffieshop, die al dan niet over de spoorstaven zijn gearriveerd. Wanneer het aantal fietsers wel moet kloppen, licht hij wat gedetailleerder de plannen toe.
Wat we sowieso onthouden zijn de kilometers tussen de stops. Van die limiet uitgaand, zouden we net buiten Veenendaal al aan de koffie zitten. Die plaats blijkt opeens véél volwassener dan met de uitbreiding van De Klomp alleen. Veenendaal is nog altijd niet zoals men haar voor ogen heeft.
Het fietspad naast de provinciale weg wordt tijdelijk als zandopslag gebruikt. Ieder op zijn of haar voorganger vertrouwend, volgen we elkaar langs de gestorte dijk. Langzaam maar zeker wordt de door Rijkswaterstaat gecreëerde fuik nauwer en verdwijnt het fietspad onder het zand. Pas wanneer de verkenners van onze groep het met eigen ogen gezien hebben dat de dijk werkelijk ons pad afsluit gaan zij de rode lantaarn dragen. De Grebbelinie, om erover te fietsen, blijft buiten schot. Een nieuwe poging zetten we dan in om via de gevreesde nieuwbouwwijken, het Prattenburgse Bos in te komen. Razendsnel wordt het gebeuren van het laatste anderhalf uur dik overschaduwd door het herfstkleurenfestijn dat we er aantreffen.
Het heeft nog niet gestormd. Onder het nog in takt zijnde, solide dak van bladeren fietsen we menig bomengalerij af. De bochten in het pad en de stukken rechtuit langs een zandlaan wisselen elkaar af met een frequentie die gelijk is aan de steeds vernieuwde posities van een ieder in ons fietsgroepje. Nu weer eens is Anne mijn maatje. "Een verademing is het om met mensen te fietsen met de passie ervoor en je dat niet hoeft uit te leggen", vertelt ze. Niet eerder heeft ze het meegemaakt.
Zwarte-knopen-buis
Meer dan Jim's idee om te pauzeren op twintig kilometer afstand van de vorige, fietsen we nu al over de rug van de staal-betonconstructie die de beide Waaloevers met elkaar verbindt. Met een kleine afdaling rollen we het land binnen dat veilig tegen de verrommeling omarmd wordt door Waal en Maas. In Beneden-Leeuwen neemt de koffie een tweede plaats in, het stuk Apfelstrudel met een glaasje de eerste. Bij iedereen is met de afrekening het stuk weg én het glaasje leeg. Dat van mij is om raadselachtige reden nog vol. Met mijn tong spatel ik, zo snel het minuscule glaswerkje verdragen kan, de restjes vanillesaus er uit.
Honderden, oorverdovend snaterende ganzen in de lucht. Enkele tientallen maken zich er van los en zetten synchroon een op handen zijnde landing op het water in. Op één voet hoogte scheren ze over het stuk Maas naar de landingsplek. Die van ons is tegen de dijk. Wanneer we die volgen blijkt dat ze haar eigen weg gevonden heeft door de uiterwaarden, lieflijk en van kleine schaal. Alvast tot Ravenstein fietsen we die.
In dit vestingstadje besluiten we boodschappen te doen.
Geen mandje en ieder voor zich, maar een wagen, voor alle gesprokkelde waar die maar enigszins naar Mexicaans riekt. De EM-TÉ verbaast ons. Ook bewijst het transportmiddel zijn dienst naar de fietsen, buiten bij de glasbakken.
Als meeuwen rondom een viskotter die zijn netten boven water haalt, pakt ieder zijn deel uit de kar. Na enkele minuten is het spul eerlijk verdeeld over de fietstassen.
Trots met de bolle tassen, maar meer nog op de aard van de inhoud, fietsen we er de grindputten aan de Maas bij de A73 mee om. Hier heeft de productie van beton een rustiek merengebiedje opgeleverd en leidt tot fietsvriendelijkheid. Als een klein maar zéér onschuldig rebellenlegertje overrompelen we tot slot het landgoed de Barendonk - dat al in de 15de eeuw genoemd wordt - en bezetten er alle hutten.
De vier zijn niet voldoende, ook tentjes moeten onderdak gaan bieden. De paar uur oude duisternis broedt in iedere hut, een kok in zwarte-knopen-buis uit. Koert, Blanche, Eric, Hans, en James met zijn wonderlijke creatie van pintobonen gesmoord in chocolade, zij kunnen koken, zij mogen... moeten weer mee fietsen.
De Barendonkse recreatieruimte beleeft een uitbundige braspartij, opgepord met een Frans glaasje wijn en een Hollands blikje bier. Tot laat gaan we door met het vullen van de koude tortilla's, als die in de magnetron en koekenpan opgewarmde er doorheen zijn. Fokko's halve-liter toetje is dan al in stelling gebracht.
Queen Mary II
Jim's bagage is teruggegeten tot één fietstas, zijn gebruikelijke hoeveelheid als hij onderweg is. Alle tortilla's zijn op. "Hé Jim, Betty vertelt mij zojuist dat we ook via Plasmolen kunnen en fietsen dan via de Mookerplas en met een klimmetje over de Mookerheide". "Ook goed hoor, dan moet ze wel naast mij komen rijden". De verrassing is groot. Rechtsaf, door een tunnel van overhangende bomen gaat het slingerende weggetje plotseling omhoog. Zo steil, daar hebben we niet op gerekend. Fietskettingen zoeken krakend de meest voor de hand liggende tandwielen. Die van mij heeft die al gevonden, de keuze beperkt zich tot voor en achter elk één. Niet voor niets is de naam Sint Jansberg daar zo gekozen.
Bosschages lijken dan de weilandjes op de hellingen te zekeren. Links van ons, wat het loof betreft, het afstervende bos dat verderop als Boswachterij Groesbeek tegen Nijmegen schuurt. Op de scheiding van die twee fietsen we de afdaling tegemoet. Die is zoals ie zijn moet. Het heeft bijna nog niet geregend, handen vol dorre bladeren komen daardoor terecht in de wervelingen die we door onze snelheid veroorzaken.
De route maakt zowaar het rondje sluitend wanneer we middels de fonkelnieuwe fiets-treinbrug een andermaal de Waal oversteken, maar nu bij Nijmegen. Niet eenvoudig, een drie etages tellende trap moet beklommen worden naar het fietsdek van de brug. Schuin door het betonnen gootje duwt het merendeel zijn fiets de vijfenveertig procents helling van treden op. James wrijft de glans van de leuning nog eens extra op en zoeft naar beneden. Hij pakt daar weer een fiets beet voor wie deze stalen vesting echt te ver gaat. Betty blijft beneden, want zij is thuis. Staand achter de reling van de brug, alsof we zojuist aan boord zijn gegaan van de Queen Mary II zwaaien we haar gedag.
De Grift
Het laatste pontje vaart bij Wageningen de Nederrijn over. Niet alleen levert de Grebbeberg met zijn honderden eregraven het bewijs dat hier in mei 1940 hevig gevochten is, maar ook dat we ergens omhoog gefietst moeten zijn, want alleen de afdaling valt ons ten deel. We kunnen er prima mee leven.
Niet lang geleden was het niet meer dan een paadje in het gras, nu is het opgewaardeerd. Uitfietsend van de Grebbeberg is één Tom voldoende om op deze nieuwe strook asfalt uit te komen. Hij is bekend in deze streek. Met z'n drieën even de voorsten, naar De Klomp fietsend, kijk ik vergenoegd achterom. Als een prop die op een zuchtje wind tussen de plukken riet door, voortrolt over het pad parallel aan het valleikanaal de Grift, schetsen mijn fietsmaatjes de ideale chemie.
Verslag: Wim van Eeden, oktober 2007
Foto’s: Eric Selles en Blanche van der Meer