Dag 15, 8 mei 2017. Van Boiry-Notre-Dame naar Peronne, 86 km
In 2016 heb ik na Arras het Hindenburg alternatief gefietst: traject 13 op het kaartje hieronder. Dus blijf ik ditmaal de hoofdroute volgen: de trajecten 3 en 4.
Dat is nu geen probleem, want de wind komt uit het noordwesten, zodat ik geen tegenwind zal hebben. Het zou ook fris, droog en helder weer moeten worden. Fris is het zeker: mijn handschoenen trek ik vandaag niet uit. Maar helder en droog? Dat is het wellicht 100 m boven het maaiveld, maar dichter bij de grond bevindt zich een vochtige luchtlaag, tussen mist en motregen in, die van geen wijken weet. Ik hoop dat de zon hier later op de dag nog doorheen zal priemen.
Van eerdere tochten in het grensgebied van Artois en Picardie herinner ik mij de rust op de wegen en de vaak fotogenieke weidsheid van het glooiende landschap.
De wegen zijn hier nog altijd stil, maar het landschap is vandaag beperkt tot vijftig tinten grijs binnen een vierkante kilometer, want veel verder reikt het zicht niet. De grauwheid van het weer versterkt de sfeer van verval die ik in de dorpen aantref. Ook dat kan fotogeniek zijn.
's Middags blijft het onafgebroken miezeren. In de buurt van Hamel hoop ik een eetgelegenheid te vinden, maar dat valt tegen. In de wijde omtrek lijkt elke bedrijvigheid te zijn weggekwijnd. Zoals in Gare de Beaucourt aan de oude spoorweg van Lille naar Parijs, waar allang geen treinen meer stoppen en de luiken van de club-bar-disco al minstens tien jaar niet meer open zijn gegaan.
Al suggereren de opschriften op die luiken dat hierbinnen nog een feest aan de gang is.
Ook de plaatselijke pomphouder heeft het bijltje er bij neergelegd.
En de kinderen die nog op deze schommel hebben gezeten, zullen de vijftig inmiddels wel gepasseerd zijn.
Ook deze stacaravan vertoont wat achterstallig onderhoud, net als het asfalt van de D50. Maar de berm is kort geleden nog gemaaid!
Alleen de wegwijzer naar Ancre British Cemetery vertoont nog geen spoortje roest.
Gisteren waren hier presidentsverkiezingen. Wie de voorkeur van de kiezer uit Gare de Beaucourt had, laat zich raden. Zij komt zelf uit de Noord-Franse roestgordel. De winnaar komt overigens uit Amiens, ook niet ver hiervandaan.
Vlak voor Thiepval klimt de route uit het dal van de Ancre. Voor de meeste fietsers een aardig klimmetje, maar in de zomer van 1916 was dit de hel op aarde voor de onervaren Britse vrijwilligers die zich hadden laten ronselen om zich hier heuvelopwaarts naar de Duitse loopgraven te begeven. Sommigen haalden de plek waar nu de Ulster Tower staat: een opvallend on-Frans bouwsel waar ik zes jaar geleden op een prachtige nazomerdag even bij kon komen met thee en scones - of oploskoffie, als ik om cappuccino vroeg. Zoals de foto hieronder laat zien, had men er alles aan gedaan om van deze plek een keurig aangeharkte theetuin te maken, waar zichtbare herinneringen aan het ellendige offensief aan de Somme vakkundig zijn weggeschoffeld.
Ik verheug me er op om in deze witte folly even op te warmen met een hartige hap, ook al is het maar cup-a-soup. Helaas tref ik er ditmaal een dichte deur aan met een bordje 'closed on mondays'. Het enige dat hier wel open is, is het bezoekerscentrum bij het Thiepval Memorial: een glazen huis waar je voor 6 euro achter toeristen aan mag lopen in een steriele ruimte vol vitrines en panelen met hapklare brokjes informatie over het drama dat zich hier een eeuw geleden heeft voltrokken. Daar heb ik nu geen zin in.
Ik fiets verder naar het volgende dorp, Authuille. Ook daar is geen café, maar wel een bankje in een overdekte bushalte. Ik haal stokbrood en camembert uit de fietstas en tel mijn zegeningen. Lunchen in een bushalte omdat het koud en nat is; net als vroeger (zie
dit topic), toen café's niet in mijn budget pasten. Opeens schieten me twee uitspraken van bekende fietsenmakers binnen.
'Wie in Noord-Frankrijk gaat fietsen, moet een sterke geest hebben', zei een Groningse fietsenbouwer eens tegen mij. En een Amsterdamse fietsenverkoper heb ik de Frontlijnroute een keer horen omschrijven als
'die route voor depressieve fietsers'. Ik vermoed dat de Groninger uit eigen ervaring spreekt. Op een dag als vandaag begrijp ik meteen wat hij bedoelt. En die Amsterdammer flapt graag zijn onderbuikgevoel eruit. De introverte vakman uit Groningen versus de extraverte winkelier uit Amsterdam. Ze hebben allebei iets met fietsen, maar hun planeten liggen in verschillende zonnestelselsels.
Wie energie krijgt van drukte en aandacht, wordt misschien gelukkiger van een route met meer vertier. Zelf ervaar ik het fietsen hier elke keer weer anders. Van depressies heb ik op de Frontlijnroute nooit last gehad. Ik hou van rust, ruimte en landschappen die een verhaal vertellen. Daar horen ook gruwelverhalen bij. Een Romeins theater, een middeleeuws kasteel of een VOC-schip is ook om te gruwelen als je de geschiedenis ervan kent. Depressief word ik op drukke wegen, van tropische temperaturen en van plekken waar elke vorm van privacy is uitgebannen, of dat nu in Verweggistan is of tussen iets te gezellige Nederlanders. Zo'n
Corendonvakantie bijvoorbeeld, ik moet er niet aan denken. Dan ben ik liever een eenzaam priemgetal.
Ik fiets verder naar La Boiselle, waar ik tot mijn verrassing een tearoom vind, die waarempel open is. Twee vriendelijke Britse dames runnen de tent. Ik leg mijn klamme handschoenen op de verwarming en bestel een dampende mok cappuccino en een stuk tarte tatin. Dan pak ik de gids en zet in de routebeschrijving gelijk een koffiekopje achter La Boiselle. Deze dag kan niet meer stuk!
De grootste bezienswaardigheid van La Boiselle is 'la Grande Mine' of de 'Lochnagar Crater'. Hier werd op 1 juli 1916 door Britse troepen de aarde onder de Duitse linies opgeblazen met explosieven. Brokstukken vlogen meer dan een kilometer de lucht in. Wat resteerde, was een gat van 30 meter diep en 100 meter breed. Dit was het begin van de Slag aan de Somme, die drie maanden duurde. Franse troepen konden maar een geringe bijdrage aan dit offensief leveren, omdat zij die zomer verwikkeld waren in de al net zo gruwelijke Slag bij Verdun. De Britten hielden de Duitsers bezig bij de Somme om de Fransen in Verdun te ontlasten. Aan de Somme vielen meer dan een miljoen slachtoffers. Daarna trokken de Duitsers zich terug achter de nieuwe Hindenburglinie bij Saint Quentin, waardoor hun westfront korter en sterker werd.
Voor de krater liggen tientallen kransen van nepklaprozen. Voorlopig voor het laatst op deze route, want voorbij de Somme kwamen geen troepen uit de landen van het Britse Gemenebest. Daar moesten de Fransen het zelf zien te rooien met de Duitsers. En de Fransen herdenken niet met plastic klaprozen omdat
John McCrae een Engelstalige Canadees was. Als hij in Quebec was geboren en zijn klaprozengedicht in het Frans had geschreven, was dat misschien anders geweest.
wordt vervolgd