door
Witte » wo 21 mei, 2008 23:58
Wat we onder andere beleefde...
Ardennen, mei 2008
Met boven ons het drukke Luikse verkeer wringt de Maaskade zich onder een van de vele bruggen door. Toenemende verwarring door het ratjetoe aan bestrating. De banden vormen weer eens een buffer tussen kasseien en ons op het fietszadel. Menig niets vermoedende Luikenaar jagen we de stuipen op het lijf. Een fietstas drukt iemand aan de kant.
Aan de overkant van de Ourthe gaat een jaagpad verder. Om er te komen nippen we al aan de cocktail van Ardennen cols waarop Bert ons de komende dagen gaat trakteren. Maar liefst vijfendertig procent geeft het bordje aan. Bijna letterlijk moeten we de brug ‘Mery’ bestijgen. Zelfs Harm Jan, die op de pedalen best wel van wanten weet, lukt het niet. Enkele meters voor het bereiken van de brugreling stapt hij af, zoals de anderen onderaan al deden. We kijken nog eens naar beneden. De hilariteit tempert en maakt plaats voor gefluit van één van ons.
Het slingerende pad langs de Ourthe wordt omzoomd door lentegroene bomen en struiken. Ze werpen scherpe schaduwen over het gras in de berm en het gruis waarover we fietsen. Ze geven het uitmuntende weer extra reliëf. Pluizige bolletjes van de paardenbloemen in het gras zijn als sterren, die aan de hemel staan.
Filmaftiteling
Aan het eind van de middag krijgt de campingbeheerder meedogenloos met ons, Wereldfietsers, van doen. Diverse pogingen mislukken om zijn iets te enthousiast ingekochte barbecuevlees aan ons te slijten. Spijtig voor hem, de supermarkt is net iets te dichtbij. De dag mondt uit in de nacht. Precies waar de Amblève dat doet in de Ourthe, onder donderend geraas van passerende treinen over de spoorstaven, vastgeschroefd op de ijzeren brug.
Als een afsplitsing die een eigen koers wil varen, slaat het aarzelend tot stond gekomen groepje klimmers linksaf over het spoor. Annita verdient als enige de titel ‘klimgeit’. De lange beklimming naar Moerslag zit er op. Zo aanstonds fietsen we de fameuze Col de La Redoute op. Met onze bepakking dwingen we er respect af bij wielertoeristen die sneller gaan. Met vier tot vijf kilometer per uur op de teller kruipen we voort, sommigen over de volle breedte zwalkend. Gilbert, FvdB, Azanza, Museeuw. Als een filmaftiteling draaien de op het asfalt gekladde namen van profrenners onder ons door. Alleen de haag van publiek ontbreekt.
“Met wat gedraai op de fiets komen we er niet”, roept Lauran en stelt zijn GPS in. Uiteindelijk komen we terecht op een Lange Afstand Wandelroute. De rood-witte balkjes, met verf op een boom aangebracht, geven het spoor aan. Waarom die ook niet eens op de fiets geprobeerd. Inderdaad we vragen het ons af. De situatie in het bos inschattend hebben we eigenlijk geen idee wat een Wereldfietser nog tegenhoudt. De losliggende stenen, de groeven en richels, de kaalgetrapte wortels, de bomen en struiken die overhangen en de helling die het pad maakt, in ieder geval niet. Op of naast de fiets is het een geklauter van jewelste. Doorvallend zonlicht zet ons zo nu en dan in de spotlights. Tussenuit bomen en struikgewas bereiken we een uitgestrekte vlakte waar de zon door niets meer wordt gehinderd. Bij regen vormgegeven kleisporen van landbouwvoertuigen harden verder uit. We fietsen in de gootjes. Rechts glooiende dennenbossen waar we op neerkijken. “Jullie hadden aan dezelfde kant de La Redoute weer af gemoeten”, vertelt Bert, terwijl we onze pannetjes leeglepelen. Dat had ook gekund.
Obelix
Ooit aangelegd op de flank van de heuvels, dan had het treintje hooguit vals plat. Na de vele cols gaat ons dat makkelijk af. De knooppunten van 134 naar 122 aftellend fietsen we over de bedding ervan. Nog iets verder staan we voor de slagboom, waarachter NP De Hoge Venen ligt. Alle fietsen komen er op de een of andere manier wel voorbij. Een paar kilometer het gebied ingetrokken wisselt het asfalt zich voor gravel. Dan op zeshonderdveertig meter hoogte. Stukken bos zijn er geveld, er staat een keet, ertegenover wappert een vlag, als ware het een commandopost van een VN-vredesmacht. We stappen er van de fiets en wachten af of we Yvette uit een van de neerdwarrelende stofwolken herkennen. Het zijn voortdurend andere fietsers. Wij zijn er klaar mee en sturen een montainbiker het veld in met een opsporingsverzoek.
Het bijna droge riviertje vormt geen enkel spektakel meer en dalen verder af tot op de camping van de familie Doum, in Eupen. Zes euro, door een vergissing toch tien. Dat is om het even voor het krappe plekje tussen de bomen, met kromme haringen tot gevolg. We moeten het zoeken alsof het om wildkamperen gaat.
Veertien-Achttien, de gedenkmonumentjes zijn net zo talrijk als de motorclubs die op hun toertocht de dorpen aan doen. Het is een mooie Pinksterdag. Als twee druppels water, ontbreekt ook Obelix niet. Met zijn absurde postuur omklemt hij stevig het zadel van zijn Harley. Even stel ik me voor dat hij 's avonds met motor en al omvalt en zo zijn roes uit slaapt. Van de onderhand basale knooppunten wisselen we er één in voor een abdij en fietsen de poort binnen van het favoriete Val Dieu. Het is er nog niet druk. In de monumentale gebouwen is geen jaar voorbij gegaan zonder dat er bier gebrouwen werd, sinds de vestiging in de twaalfde eeuw. Welnu, als ze dat hier niet kunnen dan kunnen ze het nergens. Een donkere kelk op een van de tafeltjes doet ons stellig de indruk wekken dat het gedaan is met de cols.
Wim van Eeden, mei 2008