Het maakt nogal verschil of je vooral introvert of extravert bent. Extraverten zijn gericht op de buitenwereld en krijgen energie door contact met mensen. Introverten laden zich juist op door in hun eentje te zijn (zie
dit artikel in Trouw).
Zelf scoor ik hoog op introverte eigenschappen. Daarom heb ik zelden grote eenzaamheid ervaren op lange solotochten, die ik vooral tussen mijn 20e en 35e maakte. Er was toen nog geen gsm en internet, zodat het niet moeilijk was om een tijdje onder de radar te blijven. Ik besefte toen nog amper dat ik die solotochten hard nodig had om even weg te zijn uit een maatschappij waarin – zoals Susan Cain mooi uitlegt in de video onderaan
deze site ‘
de belangrijkste instellingen vooral voor extraverte mensen zijn ingericht, voor hun behoeften aan veel prikkels; we hangen een geloof aan dat verkondigt dat alle creativiteit en productiviteit voorkomt uit een bizar kudde-achtige omgeving.’
Toch wilde ik geen kluizenaar zijn. Gezelschap van een paar mensen die niet dominant of opdringerig zijn, waar ik interesses mee kan delen en waar ik ook een tijdje niets tegen hoef te zeggen, vind ik leuk. Grote groepen, maar ook enkelingen met narcistische trekken, probeer ik echter te mijden. En op een camping zoek ik bij voorkeur een rustig plekje op. Juist op festivals, kermissen en braderieën kan ik me erg eenzaam voelen. Solofietser Bjorn Meijer beschrijft in
zijn blog hoe hij zelfs in coronatijd bezwijkt voor de verleiding van een bomvolle kroeg (‘
Lopend door de smalle stegen richting het hostel, hoor ik ineens van achter een stel gesloten deuren muziek bonken. Ik bedenk me geen moment, trek de deur open en zie een stampvolle kroeg zich voor me openen). Ik vermoed dat hij een stuk extraverter is dan ik. Zelf was ik hier ook zonder besmettingsgevaar lekker buiten gebleven. Voor mij is een half leeg terras met luide muziek en sigarettenrook al geen feest...
Op mijn 21e fietste ik 5 weken in mijn eentje over de Britse Eilanden (zie
dit draadje). Onderweg sprak ik vooral veel fietsenmakers
. Ook in jeugdherbergen had ik af en toe contact met mensen, maar dat waren toen al vaak gemotoriseerde reizigers waar ik weinig ervaringen mee kon delen.
Een jaar later maakte ik met een kleine groep (7 mensen) een voettocht in Noorwegen. De eerste week was best fijn, maar daarna werd het voor mij steeds meer een opgave om geen ruzie te krijgen met dominante personen die wel erg benadrukten dat ze betere spullen en meer buitensportervaring hadden dan ik.
Vervolgens heb ik een paar keer aangemonsterd bij fietsende demonstraties die wekenlang duurden: in 1981 met een stuk of 70 milieu-activisten in drie weken van John O’Groats naar land’s End en in 1982 met een stuk of 40 (vooral Britse) vredesactivisten van Zeebrugge naar een vredefestival in Wenen en aansluitend nog een paar weken met een vergelijkbaar clubje van Wenen naar Boekarest. Boeiend, maar voor mij ook erg vermoeiend door een overmaat aan prikkels – niet in het minst omdat ik op de laatste tocht verliefd werd op een leuke Engelse vrouw, waar ik me toen niet zo goed raad mee wist. In de jaren daarna heb ik nog vaak aan haar gedacht...
Later koos ik voor wekenlange solofietstochten naar een eindbestemming waar ik een tijdje kon blijven om vrijwilligerswerk te doen en mensen kon ontmoeten, waar ik soms nog jaren contact mee heb gehouden. Als oudere dertiger ging ik me te oud voelen voor projecten met studerende twintigers. Om toch nog - hopelijk interessante - mensen te ontmoeten, heb ik eenmaal een tocht bij Cycletours geboekt, als toetje na 2 pittige weken solofietsen.
Een jaar later leerde ik Corrie kennen, die dezelfde fietssmaak heeft als ik. Solotochten maak ik nu vooral nog als ik veldwerk voor een fietsgids verricht (zoals beschreven in
dit draadje). Daar ga ik dan zo volledig in op, dat ik beter geen gezelschap kan hebben. Dat zou gek worden van alle pauzes die ik nodig heb voor het maken van foto’s, waypoints en aantekeningen. Ook dan spreek ik wel eens mensen op een camping. Zoals in 2011, toen een paar Nederlanders met een camper naast mijn tent stonden.
'
Heb je trek in een kop koffie?', vraagt er een, terwijl hij een sigaret opsteekt.
'
Ja, graag. Ik sta op het punt om te vertrekken, maar voor koffie heb ik altijd tijd.'
'
Waar gaat je tocht heen?'
'
Ik ben een route aan het verkennen voor een nieuwe fietsgids.'
'
Fietsgids? Daar zijn er toch al meer dan genoeg van?'
Hier geeft ik maar geen antwoord op. De afstand tussen hun en mijn planeet lijkt me niet in een paar minuten te overbruggen.
'
Hoe oud ben je eigenlijk?"
'
53'
'
Vanaf je 55e ga je merken dat je oud wordt. Dan beginnen de kwalen waar je niet meer van afkomt.'
Weer geef ik geen antwoord, maar denk bij mezelf: '
Niet zo gek, als je de hele dag rookt en rond je camper blijft hangen.'
Ik heb ze vriendelijk bedankt voor de koffie en was opgelucht toen ik weer op mijn fiets zat.