Gisteren precies op de dag af is het 50 jaar geleden (12 juli 1970), dat ik mijn eerste buitenlandse treinreis mét fiets mee maakte: op de fiets van Blaricum naar 's-Hertogenbosch. Houten was toen nog een landelijk gelegen dorpje, nu kapot verstedelijkt. In 's-Hertogenbosch (met een fraai station, nu helaas gesloopt) de trein naar Liège genomen. Het oude station van Guillemins was toen nog een spuuglelijk gebouw, nu is er iets fraais voor in de plaats gekomen. Ik denk nog vaak aan die dag.
Het was de eerste keer dat ik in België aan het fietsen ben, hoe opwindend! Ik kwam de Franse taal overal tegen, op verkeersborden, winkels en reclameborden. Ik snapte er amper van. Ik heb Liège alleen eerder gezien tijdens een schoolreis onderweg naar Luxemburg in mei 1966. Stralend zonnig weer.
Ik volgde de noordoever van de Maas (la Meuse) naar Huy, een stadje aan deze rivier. Wat een smerige industriegebieden lagen er aan de westkant van Liège. Er was veel staalindustrie. Vanuit de kademuren staken er grote buizen uit, die vloeistoffen in vieze kleuren uitbraakten, zó de rivier in! Maar er was ook luchtvervuiling, walmend uit de vele schoorsteenpijpen. Het was een vrij rommelige weg zonder fietspad, soms laag gelegen met een keermuur aan de linkerkant langs de Maas of hoog over een dijk langs de rivier. Aan de rechterkant stonden wat onordelijk rondgestrooid huizen, café’s, winkels en bedrijfspanden, waarachter soms een kerktoren uitstak. De rommelige omgeving werd langzaam aan groener, naarmate ik Huy (Hoei in het Vlaams) naderde. Boven de Maas verrees een grote grijze kerk, die tegen het warme zonlicht wazig afstak tegen de hoge groen begroeide rots, waarop een grote citadel, die als militaire vesting de plaats sterk domineerde.
Aankomst op de auberge de jeunesse “Maison Godin” om 16.55 uur na 32 kilometer van Liège. Deze jeugdherberg had mijn moeder van harte aanbevolen, want zij heeft met mijn in 1963 overleden vader nog hier in 1951 overnacht. Dat was 19 jaar geleden…. Nog geen jaar na deze fietstocht overleed ook mijn moeder.
Het was een deftig herenhuis in eclectische stijl, groot 66 bedden, met pal erachter een mooi zwembad. Mijn éérste buitenlandse jeugdherberg!
Ik kreeg een nogal kale slaapkamer op zolder aan de achterzijde toegewezen, die ik met enkele Nederlanders heb gedeeld. Aan dat prachtige huis denk ik nog vaak. Later ben ik hier nog twee keer geweest.
Om 19.00 uur gingen wij eten. Er waren 24 trekkers, mezelf inbegrepen. Eerst soep, waarvan ik de naam niet meer wist, daarna patat met sla en als nagerecht drie spritskoekjes.... Nadat mijn maag goed gevuld werd, ging ik wat rondfietsen in de oude stad Huy. Dan kwam ik terug op de AJ. om op de binnenplaats aan de achterkant wat gymnastiek te doen door een oude railstaaf van twee meter op en neer te tillen.
Later was de bedtijd aangebroken. De kussens waren met hooi opgevulde zakken….! Wel een bijzondere dag, want ik was voor het eerst met m’n fiets in België....
Bonne nuit!
Maandag 13 juli 1970
Wij hadden een eenvoudig ontbijt: een kom koffie, géén kopje! De vrij grove stukjes suiker waren van te voren in stukjes gebroken voor gebruik in de koffie. Ook geen koffiemelk of –room, maar gewone melk (lait). Het smaakte niet bepaald lekker. Op het bord drie grote bolle broodjes met harde korst, boter en jam. Dat was alles. Heel anders dan de gezellige ontbijten met meer soorten beleg in Nederlandse jeugdherbergen.
Een tochtje gemaakt met de Téléphérique des Vallées, de kabelbaan die op 150 meter hoogte over de stad Huy naar de heuvels aan de zuidkant zweefde. Het kostte 40 B.fr. De kabelbaan was drie kilometer lang. Best eng, wat als de kabel nou knapte en de boel stort omlaag…. (dat gebeurde helaas ook op 6 april 2012). Vanaf de grote hoogte zagen de mensen op straat er zo klein uit. Ik nam er enkele foto’s van. Net een luchtfoto. De gondel schudde hevig bij het passeren van een toren met kabelgeleiders, die bovenop de citadel stond en daar werd ook een tussenstop gemaakt voor een bezoek aan de vesting. Bij aankomst op de 170 meter hoge heuvel zag ik Huy diep beneden voor me liggen. De omgeving was met veel bomen en bloemen prachtig. Zelfs subtropische planten kwamen hier voor. In de buurt steile wegen en zagen er gevaarlijk uit om te rijden. Later bekend als de Muur van Hoei bij de Waalse Pijl. Ik maakte een wandeling door het mooie heuvelachtige landschap. De lucht strakblauw. Later ging ik met de kabelbaan terug, want mijn fiets stond nog bij het kabelbaanstation.
Vervolgens maakte ik een korte fietstocht ten zuiden van Huy. Bij een kruispunt linksaf richting Dinant klom ik vier kilometer lang op een helling van zeker 12%. Mijn donkergroene Locomotief-fiets was niet eens met versnellingen uitgerust. Hier keerde ik om daarna lekker los naar beneden te suizen. Ik haalde wel 55 km/u. maar wel goed remmen in de bochten, anders zou ik in de brandnetels langs de bochten belanden.
Zodra ik weer in het centrum van Huy was, at ik in een ijssalon bij de ‘Collégiale’ een Dame Blanche: romige vanilleijs met slagroom en chocoladesaus. ’s Middags ging ik zwemmen in het zwembad achter de AJ. Dit zwemgelegenheid grensde pal tegen het achterterrein van de jeugdherberg, maar het was een piscine communale, openbaar zwembad dus. Het stond ook zo op het bord boven de entree pal links van de AJ. Het water was nogal koud, maar goed om me op te frissen. Vanuit het water kon ik dus de achtergevel van mijn onderkomen gemakkelijk zien. Nog eens erachter het zwembad stroomde de Maas. Daarna op een grasveldje in de warme zon luieren.
Om kwart voor vijf verliet ik het zwembad om wat souvenirs te kopen, zoals ansichtkaarten, postzegels en een theelepel met het wapen van Huy.
Totale kosten B.fr. 110,–.
’s Avonds gingen we eten: hetzelfde als gisteren, maar met koude aardappelsalade in plaats van patat. Als nagerecht hadden wij vanillevla, die echter bevroren was! Het resulteerde in een reeks van gefriemel met de lepels in de kommetjes….
Daarna ging ik mijn spullen inpakken, omdat ik morgen per fiets naar Vaals ging, in gezelschap van twee jongens, die ook naar Vaals mee gingen. Iets later in de avond fietste ik samen met een jongen uit het Groninger dorp Scheemda kris-kras door Huy. Toen werd de tijd aangebroken om onze bedden op te zoeken.
Bonne nuit!
Op dinsdag 14 juli 1970 vertrok ik na het ontbijt richting Liège. Ik was in gezelschap van twee jongens, die eveneens dezelfde kant op gingen fietsen. Het bijzondere is dat een van de twee jongens gehandicapt was; hij miste zijn rechterhand. Desondanks gebruikte hij geen aangepaste fiets. Enkel een stomp van zijn pols rustte op het rechter handvat van het stuur. Toch heeft hij de tocht over de Ardennen goed doorstaan, hoe bestaat het!
Het weer was bewolkt maar droog. Ik vond Huy een mooie stad, jammer dat wij vandaag België gingen verlaten. Wij fietsten langs de zuidoever van de Maas naar Liège, in tegenstelling tot de noordoever van eergisteren. Al gauw verdwaalden we in dit grote huizenzee van Liège. Aan een voorbijganger gevraagd waar de weg naar Aken (Aachen) is. Over de Rue de Herve (de N3) ging het vijf kilometer lang zeer steil omhoog. Soms moesten we lopen met onze fietsen aan de hand. Het begon te regenen, toen we eindelijk boven aangekomen waren. Wij trokken onze regenkleding aan. Het was nog 45 kilometer vaar Vaals. Om ons heen prachtige vergezichten over het groene heuvelachtige landschap en we daalden op sommige plaatsen vals plat omlaag. De regen was nu minder erg. In de buurt van Moresnet reden wij van de N3 linksaf over de Bambusch, zo heette deze weg. Daar fietsten wij onder een lange ijzeren spoorviaduct door. Nog 12 km naar Vaals. Bij Gemmenich, een dorpje kort voor het bekende Drielandenpunt, was het landschap betoverend mooi. Om half een stonden wij bij een douanepost op de Belgisch-Nederlandse grens, maar er was niemand te zien. Dit was met 276 meter de hoogste grensovergang van Nederland, de zogenaamde Pas van Wolfhaag. Nog een kleine half uur later arriveerden wij op jeugdherberg " 't Heemet" in Vaals.
(Hierna fietste ik door naar Aachen, Köln, Bonn en Köningswinter om daarna terug via Limburg en Nijmegen naar huis te fietsen – de vakantie duurde twee weken). Ik had twee fototoestellen: een voor 6x6 zwart-wit rolfilms en een voor 6x6 kleurendia's).
Niet mijn eerste fietstocht naar het buitenland: dat gebeurde op 24 juli 1969, per fiets van Nijmegen naar Kleef en terug. In 1970 sliep ik voor het eerst in buitenlandse jeugdherbergen.
Het was de eerste keer dat ik in België aan het fietsen ben, hoe opwindend! Ik kwam de Franse taal overal tegen, op verkeersborden, winkels en reclameborden. Ik snapte er amper van. Ik heb Liège alleen eerder gezien tijdens een schoolreis onderweg naar Luxemburg in mei 1966. Stralend zonnig weer.
Ik volgde de noordoever van de Maas (la Meuse) naar Huy, een stadje aan deze rivier. Wat een smerige industriegebieden lagen er aan de westkant van Liège. Er was veel staalindustrie. Vanuit de kademuren staken er grote buizen uit, die vloeistoffen in vieze kleuren uitbraakten, zó de rivier in! Maar er was ook luchtvervuiling, walmend uit de vele schoorsteenpijpen. Het was een vrij rommelige weg zonder fietspad, soms laag gelegen met een keermuur aan de linkerkant langs de Maas of hoog over een dijk langs de rivier. Aan de rechterkant stonden wat onordelijk rondgestrooid huizen, café’s, winkels en bedrijfspanden, waarachter soms een kerktoren uitstak. De rommelige omgeving werd langzaam aan groener, naarmate ik Huy (Hoei in het Vlaams) naderde. Boven de Maas verrees een grote grijze kerk, die tegen het warme zonlicht wazig afstak tegen de hoge groen begroeide rots, waarop een grote citadel, die als militaire vesting de plaats sterk domineerde.
Aankomst op de auberge de jeunesse “Maison Godin” om 16.55 uur na 32 kilometer van Liège. Deze jeugdherberg had mijn moeder van harte aanbevolen, want zij heeft met mijn in 1963 overleden vader nog hier in 1951 overnacht. Dat was 19 jaar geleden…. Nog geen jaar na deze fietstocht overleed ook mijn moeder.
Het was een deftig herenhuis in eclectische stijl, groot 66 bedden, met pal erachter een mooi zwembad. Mijn éérste buitenlandse jeugdherberg!
Ik kreeg een nogal kale slaapkamer op zolder aan de achterzijde toegewezen, die ik met enkele Nederlanders heb gedeeld. Aan dat prachtige huis denk ik nog vaak. Later ben ik hier nog twee keer geweest.
Om 19.00 uur gingen wij eten. Er waren 24 trekkers, mezelf inbegrepen. Eerst soep, waarvan ik de naam niet meer wist, daarna patat met sla en als nagerecht drie spritskoekjes.... Nadat mijn maag goed gevuld werd, ging ik wat rondfietsen in de oude stad Huy. Dan kwam ik terug op de AJ. om op de binnenplaats aan de achterkant wat gymnastiek te doen door een oude railstaaf van twee meter op en neer te tillen.
Later was de bedtijd aangebroken. De kussens waren met hooi opgevulde zakken….! Wel een bijzondere dag, want ik was voor het eerst met m’n fiets in België....
Bonne nuit!
Maandag 13 juli 1970
Wij hadden een eenvoudig ontbijt: een kom koffie, géén kopje! De vrij grove stukjes suiker waren van te voren in stukjes gebroken voor gebruik in de koffie. Ook geen koffiemelk of –room, maar gewone melk (lait). Het smaakte niet bepaald lekker. Op het bord drie grote bolle broodjes met harde korst, boter en jam. Dat was alles. Heel anders dan de gezellige ontbijten met meer soorten beleg in Nederlandse jeugdherbergen.
Een tochtje gemaakt met de Téléphérique des Vallées, de kabelbaan die op 150 meter hoogte over de stad Huy naar de heuvels aan de zuidkant zweefde. Het kostte 40 B.fr. De kabelbaan was drie kilometer lang. Best eng, wat als de kabel nou knapte en de boel stort omlaag…. (dat gebeurde helaas ook op 6 april 2012). Vanaf de grote hoogte zagen de mensen op straat er zo klein uit. Ik nam er enkele foto’s van. Net een luchtfoto. De gondel schudde hevig bij het passeren van een toren met kabelgeleiders, die bovenop de citadel stond en daar werd ook een tussenstop gemaakt voor een bezoek aan de vesting. Bij aankomst op de 170 meter hoge heuvel zag ik Huy diep beneden voor me liggen. De omgeving was met veel bomen en bloemen prachtig. Zelfs subtropische planten kwamen hier voor. In de buurt steile wegen en zagen er gevaarlijk uit om te rijden. Later bekend als de Muur van Hoei bij de Waalse Pijl. Ik maakte een wandeling door het mooie heuvelachtige landschap. De lucht strakblauw. Later ging ik met de kabelbaan terug, want mijn fiets stond nog bij het kabelbaanstation.
Vervolgens maakte ik een korte fietstocht ten zuiden van Huy. Bij een kruispunt linksaf richting Dinant klom ik vier kilometer lang op een helling van zeker 12%. Mijn donkergroene Locomotief-fiets was niet eens met versnellingen uitgerust. Hier keerde ik om daarna lekker los naar beneden te suizen. Ik haalde wel 55 km/u. maar wel goed remmen in de bochten, anders zou ik in de brandnetels langs de bochten belanden.
Zodra ik weer in het centrum van Huy was, at ik in een ijssalon bij de ‘Collégiale’ een Dame Blanche: romige vanilleijs met slagroom en chocoladesaus. ’s Middags ging ik zwemmen in het zwembad achter de AJ. Dit zwemgelegenheid grensde pal tegen het achterterrein van de jeugdherberg, maar het was een piscine communale, openbaar zwembad dus. Het stond ook zo op het bord boven de entree pal links van de AJ. Het water was nogal koud, maar goed om me op te frissen. Vanuit het water kon ik dus de achtergevel van mijn onderkomen gemakkelijk zien. Nog eens erachter het zwembad stroomde de Maas. Daarna op een grasveldje in de warme zon luieren.
Om kwart voor vijf verliet ik het zwembad om wat souvenirs te kopen, zoals ansichtkaarten, postzegels en een theelepel met het wapen van Huy.
Totale kosten B.fr. 110,–.
’s Avonds gingen we eten: hetzelfde als gisteren, maar met koude aardappelsalade in plaats van patat. Als nagerecht hadden wij vanillevla, die echter bevroren was! Het resulteerde in een reeks van gefriemel met de lepels in de kommetjes….
Daarna ging ik mijn spullen inpakken, omdat ik morgen per fiets naar Vaals ging, in gezelschap van twee jongens, die ook naar Vaals mee gingen. Iets later in de avond fietste ik samen met een jongen uit het Groninger dorp Scheemda kris-kras door Huy. Toen werd de tijd aangebroken om onze bedden op te zoeken.
Bonne nuit!
Op dinsdag 14 juli 1970 vertrok ik na het ontbijt richting Liège. Ik was in gezelschap van twee jongens, die eveneens dezelfde kant op gingen fietsen. Het bijzondere is dat een van de twee jongens gehandicapt was; hij miste zijn rechterhand. Desondanks gebruikte hij geen aangepaste fiets. Enkel een stomp van zijn pols rustte op het rechter handvat van het stuur. Toch heeft hij de tocht over de Ardennen goed doorstaan, hoe bestaat het!
Het weer was bewolkt maar droog. Ik vond Huy een mooie stad, jammer dat wij vandaag België gingen verlaten. Wij fietsten langs de zuidoever van de Maas naar Liège, in tegenstelling tot de noordoever van eergisteren. Al gauw verdwaalden we in dit grote huizenzee van Liège. Aan een voorbijganger gevraagd waar de weg naar Aken (Aachen) is. Over de Rue de Herve (de N3) ging het vijf kilometer lang zeer steil omhoog. Soms moesten we lopen met onze fietsen aan de hand. Het begon te regenen, toen we eindelijk boven aangekomen waren. Wij trokken onze regenkleding aan. Het was nog 45 kilometer vaar Vaals. Om ons heen prachtige vergezichten over het groene heuvelachtige landschap en we daalden op sommige plaatsen vals plat omlaag. De regen was nu minder erg. In de buurt van Moresnet reden wij van de N3 linksaf over de Bambusch, zo heette deze weg. Daar fietsten wij onder een lange ijzeren spoorviaduct door. Nog 12 km naar Vaals. Bij Gemmenich, een dorpje kort voor het bekende Drielandenpunt, was het landschap betoverend mooi. Om half een stonden wij bij een douanepost op de Belgisch-Nederlandse grens, maar er was niemand te zien. Dit was met 276 meter de hoogste grensovergang van Nederland, de zogenaamde Pas van Wolfhaag. Nog een kleine half uur later arriveerden wij op jeugdherberg " 't Heemet" in Vaals.
(Hierna fietste ik door naar Aachen, Köln, Bonn en Köningswinter om daarna terug via Limburg en Nijmegen naar huis te fietsen – de vakantie duurde twee weken). Ik had twee fototoestellen: een voor 6x6 zwart-wit rolfilms en een voor 6x6 kleurendia's).