Verslag Ton Baars
April – mei 2001
Met Alison naar de Vallei der Urnen, en weer terug.
Terwijl ik klom, daalde de zon. En al spoedig bleek de zon het van mij te gaan winnen. Vlak onder de top maakte lichtval plaats voor de schemering. In wat later de laatste bocht van de beklimming bleek te zijn verliet de lucht mijn achterband. Ik stond nu op 600 meter hoogte. Of 800, of 1000 ergens in het Noorden van Laos. Links en rechts van mij bevond zich het oerwoud. Links ging het steil naar beneden en rechts steil omhoog. Zonder licht zag ik me geen band plakken.
Ik diende hier de nacht door te brengen. En ik begreep direct waarom: vlak naast de weg gelegen was het enige stukje grasveld in misschien wel heel Noord-Laos. Slechts zes vierkante meter en dus precies genoeg voor Alison (mijn fiets) en mij. Gelukkig bevond mijn tent zich met gebroken tentstokken in Thailand. Nu hoefde ik slechts mijn grondzeil uit te rollen en mezelf ten ruste te leggen. Mijn noodvoorraad bananen en biscuitjes die ik toevallig nu eens wel had gekocht deed wonderen als diner.
Een half uur lang luisterde ik naar alle geluiden om me heen en meende voetstappen en gigantische wilde beesten te horen. In werkelijkheid waren het vooral insecten en beesten die zich ver van de weg bevonden. Na een half uur nam de slaap het over en droomde ik van iets veel mooiers. Bij het ontwaken de volgende ochtend voelde ik me als herboren. Ik was uitgerust en voelde me geweldig bevoorrecht op deze plek de nacht te hebben doorgebracht. Fluitend plakte ik de band. Fluitend fietste ik de laatste 200 meter omhoog. Fluitend hoorde ik de band weer leeglopen.
Van de bijna drie weken die ik in Laos zou doorbrengen had ik er nu bijna twee opzitten. In die twee weken had Laos mijn hart gestolen. De geweldige natuur, de enorme ruimte, de openhartige mensen. Alles wat ik van te voren over Laos had gedacht bleek in werkelijkheid anders te zijn. En bijna altijd bleek het beter, leuker, aardiger.
Toen ik vijf jaar geleden aan mijn fietstocht begon, stond Laos niet op het programma. Dat programma was ooit in vijf minuten besloten en ik geloof dat tot aan India de landen min of meer vast stonden. Vanaf Indonesië was het ook weer duidelijk, maar daar tussenin zouden we wel zien. Net als de tijdsduur bleek ook de route veelvuldig te veranderen. En ook de groepssamenstelling. Het duo dat in april 1996 vanuit Utrecht vertrok is al lange tijd gehalveerd. Ook het aantal fietsdagen is behoorlijk geslonken. Eind februari 2000 besloot ik mijn fietstocht hernieuwd leven in te blazen en ik verliet al fietsend Bangkok.
Stop in Mae Sot
Een maand later zette ik de fiets weer tijdelijk aan de kant. Ik was in het Thais-Burmese grensgebied en onderweg naar Laos. In Mae Sot trokken de problemen in en rond Birma me dusdanig aan dat ik besloot om gedurende één jaar les te geven in een vluchtelingenkamp. Laos zou er een jaar later ook wel zijn. Het lesgeven beviel me zo goed dat ik beloofde een tweede jaar te blijven. Hierdoor creëerde ik wel een twee maanden durende zomerschoolvakantie. Een prima gelegenheid om Noord Laos te bezoeken.
Ik kon me weken lang voorbereiden en deed dus.....niets. Zelfs op de dag van mijn vertrek besloot ik mijn rijrichting te veranderen. In plaats van noordwaarts te gaan om via Mae Hong Song naar Chiang Khong te fietsen ging ik westwaarts naar Tak en Nong Khai. Bedoeling was om in Kong Kaen een visum voor Laos te regelen. Ik bereikte Kong Kaen pas zeven weken later, bij terugkeer uit Laos. Mijn route veranderde telkens van richting en een onwillige knie hield me een paar dagen op
één plek.
De laatste dagen in Thailand volgde ik de grens met Laos. Vanaf Utradit fietste ik oostwaarts. Rond Na Haeo was het erg zwaar, maar bijzonder mooi. Na een aantal zware beklimmingen kwam ik in een langgerekt dal terrecht waar de rijstvelden klaar waren om beplant te worden. De dorpjes die aan de weg waren geplakt zagen er stuk voor stuk welverzorgd uit en de mensen reageerden enthousiast. Een aantal jeu-de-boul plaatsen gaven aan dat de Fransen hier ooi niet ver vandaan waren.
Later bereikte ik de oever van de Mekong en kon ik in Laos kijken. Laos is daar nauwelijks bewoond en de bebossing valt erg op. Aan de Thaise zijde ontmoette ik veelvuldig Laotianen die al dan niet legaal in Thailand aan het werk waren. In Chiang Khan bleef ik een paar dagen naar Laos kijken. Ik zag Laotiaans Teak hout de rivier oversteken om voor de deur van het Immigratie kantoor op vrachtwagens geladen worden.
Dat Immigratie kantoor is handig voor een visum verlenging. De grens oversteken kan hier niet. Tenzij je het zwemmend doet of over een Thaise of Laotiaanse nationaliteit geniet. De Mekong is een erg zanderige rivier en regelmatig kun je op tijdelijke eilandjes in de rivier van het leven langs en op het water genieten.
De mensen van de Immigratie alhier zijn bijzonder vriendelijk. Om hun gebrek aan het Engels op te vangen hebben ze een Engelstalige folder gemaakt. Een Amerikaan kwam ermee aan in het Guest House en liet me de passage lezen waar stond dat voor 500 baht aan steekgeld er best wel een verlenging geregeld kon worden. Later ontdekten we dat ze de hele tekst uit de Lonely Planet hadden gekopieerd. Eerlijke jongens daar.
Na lang in Laos te hebben getuurd wilde ik er toch wel in en ik vervolgde de weg naar Nong Khai. In Tha Bo lette ik niet goed op en ik fietste daardoor het laatste stuk niet langs de Mekong. Vreemd genoeg is de weg langs de Mekong korter dan de door mijn genomen weg. Zo maakte ik niet alleen meer kilometers in de bloedhete zon, ik mistte ook het mooiste stukje langs de Mekong. Heb ik een reden om terug te gaan.
Laos, 11 april 2001- 2 mei 2001
Uiteindelijk bereikte ik Nong Khai. Doordat ik veel langer over de weg naar de grensovergang had gedaan dan gepland, diende ik mijn plannen voor Laos bij te stellen. Het visum dat ik aan de grens kon krijgen hielp daarbij. Voor hetzelfde bedrag dat je betaald voor een maand in de ambassade, mocht ik nu twee weken blijven. Ik wilde in vier dagen naar Luang Prabang fietsen om dan rustig terug te zakken. Ook dat plan werd veranderd.
Nadat ik mijn visum had gekregen passeerde ik de dame van customs. Daarna fietste ik naar de Friendship Bridge. Ik werd nu luid nageroepen en vermoedde waarom. Twee bewakers aan het begin van de brug riepen ook al iets dat erop duidde dat ik niet over de brug mocht fietsten. Ik deed het toch en werd aan de andere kant niet opgewacht door bewapende soldaten, iets dat ik min of meer verwachtte.
De formaliteiten verliepen soepeltjes en al spoedig bevond ik mij in Laos. Vanaf dat moment begon de betovering. De weg naar Vientiane is niet bijster mooi. Veel bedrijfsterreinen, oude auto's, bouwvallige woningen en veel vuil. Maar daar tussen in wonen prachtige mensen. Ze hebben winkeltjes of restaurantjes en deze bevinden zich stuk voor stuk in bouwsels die bij ons verboden zijn.
Fietsend door Vientiane kon ik er geen goed oordeel over krijgen. Ik vond Vientiane niet bijzonder, net zoals ik Phnom Penh niet bijzonder vond. En toch zou ik veel liever een maand in deze plaatsen doorbrengen als een week in Bangkok. De straten zijn breed, het verkeer nog net binnen de perken en de rivier is nog baas in de stad. Vientiane en Phnom Phen liggen aan de Mekong. De rivier wordt vereerd als brenger van leven. Tempels liggen vlakbij en kijken uit over de rivier. In Bangkok is dat ook ooit geweest, maar op veel plekken is de rivier verstopt achter beton of golfplaten muren.
Tussen rijst en Bamboe
Ik bleef een dag in Vientiane want het Laotiaanse nieuwjaar kwam er aan. En net als in Thailand betekend dat veel water over je heen. Ik hoopte die dagen in Vang Vieng door te brengen. Zodoende bracht de eerste echte fietsdag in Laos me ruim 160 kilometer verder.
Lange tijd fietste ik tussen de uitlopers van Vientiane. Maar hoe verder ik kwam, hoe rustiger het werd. Toch bleef één ding hetzelfde, overal klonk het 'Sa Bai Die'. Uitgesproken door kinderen, kleuters, ouders en grootouders. En beantwoord door mij. Bijna geen moment had ik twee handen aan het stuur. Gelijk de vorstin zwaaide ik links en rechts naar eenieder die mij iets toeriep. En dit zou drie weken lang het geval blijven.
Na een lange vlakke aanloop moest er die eerste dag ook geklommen worden. Ik had me echter in vorm gefietst en het enthousiasme en landschap gaf me onvermoede krachten als ik ze nodig had. In het vlakke gedeelte was het vooral rijst, dat hier geplant werd. Toen de weg omhoog ging werd het bosrijker, zonder van een oerwoud te spreken.
Ik fietste een tijdlang langs de oevers van een meer dat was ontstaan na de constructie van een dam. Kleine dorpjes bevonden zich hier op of aan het water. Ik was blij hier niet een dag later te fietsen. Die dag bevond ik mij in Vang Vieng. Dit dorpje heeft een reputatie als Backpacker paradijs. Helaas is dit waar. Na vier weken lang bijna geen andere toerist of reiziger te zijn tegen gekomen (uiteraard zag ik er veel in Vientiane maar in zo'n grote stad valt dat minder op en lijkt het 'normaal') leek het hier alsof ik een verkeerde afslag had genomen en dat ik weer in Khao San Road was aanbeland.
Vang Vieng heeft zijn reputatie aan twee zaken te danken. Ten eerste aan de prachtige ligging. Terwijl een rustig stromend riviertje door het dorpje kabbelt, kun je op de achtergrond een geweldig mooi gebergte zien. Karst gesteente heb ik me laten vertellen. De tweede reden is de gemakkelijk en ruime verkrijgbaarheid van Hasj en Opium. Vooral die tweede reden bepaald de categorie bezoekers van Vang Vieng.
De helft van de mensen die ik op straat tegen kwam leek in een soort roes te lopen. Ik voelde me in eerste instantie niet thuis in Vang Vieng. Dat kwam omdat ik het riviertje nog niet en al die dopeheads al wel gezien had. Een maaltijd in het 'Cafe at the end of the World' was echter voldoende om te besluiten het nieuwjaarsgeweld hier uit te zingen. Het werd nog mooier want tijdens het watergooien lag ik in een autoband te dobberen op de traag stromende rivier onderwijl nagenietend van de fietstocht kijkend naar het karstgebergte.
Een dag later bleek dat de hoeveelheid water in Laos een heel stuk minder is als in Thailand en dat de gooiers meer respect hebben voor de ontvangers. Reden voor mij om na twee dagen door te fietsten met het risico van een nat pak hier en daar.
Ik trok twee dagen uit om van Vang Vieng naar Luang Prabang te fietsen. Halverwege ligt het plaatsje Phou Khoun en daar wilde ik overnachten. De eerste dag was zwaar, maar wederom werd het afzien meer dan goedgemaakt door het landschap en de mensen. Het ‘Sa Bai Di’ werd nu afgewisseld met bakken water, maar gezien de hitte was dat niet zo’n probleem. En met mijn bidon had ik ook een wapen in handen. Menig Laotiaans kind keek verrast op nadat hij of zij werd getroffen door een kleine maar welgemikte straal water, nog voordat hij of zij het voor mij bedoelde projectiel kon afvuren. Bij elke geslaagde poging van mijn kant steeg ik in de waardering die de mensen toch al voor mij bleken te hebben.
Vlak voor Phou Khoun had ik mijn eerste ontmoeting met het leger van Laos. Hij was 15 jaar, 3 maten te klein voor zijn uniform en 6 maten te groot voor zijn aftandse geweer. Hij gebaarde mij te stoppen. Zijn geweer lag op de grond dus het kon niet serieus zijn. Het enige dat hij wilde was een sigaret. Helaas moest ik hem teleurstellen. Na een paar minuten ging ik weer op weg.
Elke kilometer kwam ik een of twee collega’s van hem tegen. Meestal deelden twee soldaatjes een wapen en bleken hun uniformen niet zo uni-form. Meestal gerafeld en nooit op maat gemaakt. Als dit het reguliere leger was dan wil ik de rebellen wel eens zien.
April – mei 2001
Met Alison naar de Vallei der Urnen, en weer terug.
Terwijl ik klom, daalde de zon. En al spoedig bleek de zon het van mij te gaan winnen. Vlak onder de top maakte lichtval plaats voor de schemering. In wat later de laatste bocht van de beklimming bleek te zijn verliet de lucht mijn achterband. Ik stond nu op 600 meter hoogte. Of 800, of 1000 ergens in het Noorden van Laos. Links en rechts van mij bevond zich het oerwoud. Links ging het steil naar beneden en rechts steil omhoog. Zonder licht zag ik me geen band plakken.
Ik diende hier de nacht door te brengen. En ik begreep direct waarom: vlak naast de weg gelegen was het enige stukje grasveld in misschien wel heel Noord-Laos. Slechts zes vierkante meter en dus precies genoeg voor Alison (mijn fiets) en mij. Gelukkig bevond mijn tent zich met gebroken tentstokken in Thailand. Nu hoefde ik slechts mijn grondzeil uit te rollen en mezelf ten ruste te leggen. Mijn noodvoorraad bananen en biscuitjes die ik toevallig nu eens wel had gekocht deed wonderen als diner.
Een half uur lang luisterde ik naar alle geluiden om me heen en meende voetstappen en gigantische wilde beesten te horen. In werkelijkheid waren het vooral insecten en beesten die zich ver van de weg bevonden. Na een half uur nam de slaap het over en droomde ik van iets veel mooiers. Bij het ontwaken de volgende ochtend voelde ik me als herboren. Ik was uitgerust en voelde me geweldig bevoorrecht op deze plek de nacht te hebben doorgebracht. Fluitend plakte ik de band. Fluitend fietste ik de laatste 200 meter omhoog. Fluitend hoorde ik de band weer leeglopen.
Van de bijna drie weken die ik in Laos zou doorbrengen had ik er nu bijna twee opzitten. In die twee weken had Laos mijn hart gestolen. De geweldige natuur, de enorme ruimte, de openhartige mensen. Alles wat ik van te voren over Laos had gedacht bleek in werkelijkheid anders te zijn. En bijna altijd bleek het beter, leuker, aardiger.
Toen ik vijf jaar geleden aan mijn fietstocht begon, stond Laos niet op het programma. Dat programma was ooit in vijf minuten besloten en ik geloof dat tot aan India de landen min of meer vast stonden. Vanaf Indonesië was het ook weer duidelijk, maar daar tussenin zouden we wel zien. Net als de tijdsduur bleek ook de route veelvuldig te veranderen. En ook de groepssamenstelling. Het duo dat in april 1996 vanuit Utrecht vertrok is al lange tijd gehalveerd. Ook het aantal fietsdagen is behoorlijk geslonken. Eind februari 2000 besloot ik mijn fietstocht hernieuwd leven in te blazen en ik verliet al fietsend Bangkok.
Stop in Mae Sot
Een maand later zette ik de fiets weer tijdelijk aan de kant. Ik was in het Thais-Burmese grensgebied en onderweg naar Laos. In Mae Sot trokken de problemen in en rond Birma me dusdanig aan dat ik besloot om gedurende één jaar les te geven in een vluchtelingenkamp. Laos zou er een jaar later ook wel zijn. Het lesgeven beviel me zo goed dat ik beloofde een tweede jaar te blijven. Hierdoor creëerde ik wel een twee maanden durende zomerschoolvakantie. Een prima gelegenheid om Noord Laos te bezoeken.
Ik kon me weken lang voorbereiden en deed dus.....niets. Zelfs op de dag van mijn vertrek besloot ik mijn rijrichting te veranderen. In plaats van noordwaarts te gaan om via Mae Hong Song naar Chiang Khong te fietsen ging ik westwaarts naar Tak en Nong Khai. Bedoeling was om in Kong Kaen een visum voor Laos te regelen. Ik bereikte Kong Kaen pas zeven weken later, bij terugkeer uit Laos. Mijn route veranderde telkens van richting en een onwillige knie hield me een paar dagen op
één plek.
De laatste dagen in Thailand volgde ik de grens met Laos. Vanaf Utradit fietste ik oostwaarts. Rond Na Haeo was het erg zwaar, maar bijzonder mooi. Na een aantal zware beklimmingen kwam ik in een langgerekt dal terrecht waar de rijstvelden klaar waren om beplant te worden. De dorpjes die aan de weg waren geplakt zagen er stuk voor stuk welverzorgd uit en de mensen reageerden enthousiast. Een aantal jeu-de-boul plaatsen gaven aan dat de Fransen hier ooi niet ver vandaan waren.
Later bereikte ik de oever van de Mekong en kon ik in Laos kijken. Laos is daar nauwelijks bewoond en de bebossing valt erg op. Aan de Thaise zijde ontmoette ik veelvuldig Laotianen die al dan niet legaal in Thailand aan het werk waren. In Chiang Khan bleef ik een paar dagen naar Laos kijken. Ik zag Laotiaans Teak hout de rivier oversteken om voor de deur van het Immigratie kantoor op vrachtwagens geladen worden.
Dat Immigratie kantoor is handig voor een visum verlenging. De grens oversteken kan hier niet. Tenzij je het zwemmend doet of over een Thaise of Laotiaanse nationaliteit geniet. De Mekong is een erg zanderige rivier en regelmatig kun je op tijdelijke eilandjes in de rivier van het leven langs en op het water genieten.
De mensen van de Immigratie alhier zijn bijzonder vriendelijk. Om hun gebrek aan het Engels op te vangen hebben ze een Engelstalige folder gemaakt. Een Amerikaan kwam ermee aan in het Guest House en liet me de passage lezen waar stond dat voor 500 baht aan steekgeld er best wel een verlenging geregeld kon worden. Later ontdekten we dat ze de hele tekst uit de Lonely Planet hadden gekopieerd. Eerlijke jongens daar.
Na lang in Laos te hebben getuurd wilde ik er toch wel in en ik vervolgde de weg naar Nong Khai. In Tha Bo lette ik niet goed op en ik fietste daardoor het laatste stuk niet langs de Mekong. Vreemd genoeg is de weg langs de Mekong korter dan de door mijn genomen weg. Zo maakte ik niet alleen meer kilometers in de bloedhete zon, ik mistte ook het mooiste stukje langs de Mekong. Heb ik een reden om terug te gaan.
Laos, 11 april 2001- 2 mei 2001
Uiteindelijk bereikte ik Nong Khai. Doordat ik veel langer over de weg naar de grensovergang had gedaan dan gepland, diende ik mijn plannen voor Laos bij te stellen. Het visum dat ik aan de grens kon krijgen hielp daarbij. Voor hetzelfde bedrag dat je betaald voor een maand in de ambassade, mocht ik nu twee weken blijven. Ik wilde in vier dagen naar Luang Prabang fietsen om dan rustig terug te zakken. Ook dat plan werd veranderd.
Nadat ik mijn visum had gekregen passeerde ik de dame van customs. Daarna fietste ik naar de Friendship Bridge. Ik werd nu luid nageroepen en vermoedde waarom. Twee bewakers aan het begin van de brug riepen ook al iets dat erop duidde dat ik niet over de brug mocht fietsten. Ik deed het toch en werd aan de andere kant niet opgewacht door bewapende soldaten, iets dat ik min of meer verwachtte.
De formaliteiten verliepen soepeltjes en al spoedig bevond ik mij in Laos. Vanaf dat moment begon de betovering. De weg naar Vientiane is niet bijster mooi. Veel bedrijfsterreinen, oude auto's, bouwvallige woningen en veel vuil. Maar daar tussen in wonen prachtige mensen. Ze hebben winkeltjes of restaurantjes en deze bevinden zich stuk voor stuk in bouwsels die bij ons verboden zijn.
Fietsend door Vientiane kon ik er geen goed oordeel over krijgen. Ik vond Vientiane niet bijzonder, net zoals ik Phnom Penh niet bijzonder vond. En toch zou ik veel liever een maand in deze plaatsen doorbrengen als een week in Bangkok. De straten zijn breed, het verkeer nog net binnen de perken en de rivier is nog baas in de stad. Vientiane en Phnom Phen liggen aan de Mekong. De rivier wordt vereerd als brenger van leven. Tempels liggen vlakbij en kijken uit over de rivier. In Bangkok is dat ook ooit geweest, maar op veel plekken is de rivier verstopt achter beton of golfplaten muren.
Tussen rijst en Bamboe
Ik bleef een dag in Vientiane want het Laotiaanse nieuwjaar kwam er aan. En net als in Thailand betekend dat veel water over je heen. Ik hoopte die dagen in Vang Vieng door te brengen. Zodoende bracht de eerste echte fietsdag in Laos me ruim 160 kilometer verder.
Lange tijd fietste ik tussen de uitlopers van Vientiane. Maar hoe verder ik kwam, hoe rustiger het werd. Toch bleef één ding hetzelfde, overal klonk het 'Sa Bai Die'. Uitgesproken door kinderen, kleuters, ouders en grootouders. En beantwoord door mij. Bijna geen moment had ik twee handen aan het stuur. Gelijk de vorstin zwaaide ik links en rechts naar eenieder die mij iets toeriep. En dit zou drie weken lang het geval blijven.
Na een lange vlakke aanloop moest er die eerste dag ook geklommen worden. Ik had me echter in vorm gefietst en het enthousiasme en landschap gaf me onvermoede krachten als ik ze nodig had. In het vlakke gedeelte was het vooral rijst, dat hier geplant werd. Toen de weg omhoog ging werd het bosrijker, zonder van een oerwoud te spreken.
Ik fietste een tijdlang langs de oevers van een meer dat was ontstaan na de constructie van een dam. Kleine dorpjes bevonden zich hier op of aan het water. Ik was blij hier niet een dag later te fietsen. Die dag bevond ik mij in Vang Vieng. Dit dorpje heeft een reputatie als Backpacker paradijs. Helaas is dit waar. Na vier weken lang bijna geen andere toerist of reiziger te zijn tegen gekomen (uiteraard zag ik er veel in Vientiane maar in zo'n grote stad valt dat minder op en lijkt het 'normaal') leek het hier alsof ik een verkeerde afslag had genomen en dat ik weer in Khao San Road was aanbeland.
Vang Vieng heeft zijn reputatie aan twee zaken te danken. Ten eerste aan de prachtige ligging. Terwijl een rustig stromend riviertje door het dorpje kabbelt, kun je op de achtergrond een geweldig mooi gebergte zien. Karst gesteente heb ik me laten vertellen. De tweede reden is de gemakkelijk en ruime verkrijgbaarheid van Hasj en Opium. Vooral die tweede reden bepaald de categorie bezoekers van Vang Vieng.
De helft van de mensen die ik op straat tegen kwam leek in een soort roes te lopen. Ik voelde me in eerste instantie niet thuis in Vang Vieng. Dat kwam omdat ik het riviertje nog niet en al die dopeheads al wel gezien had. Een maaltijd in het 'Cafe at the end of the World' was echter voldoende om te besluiten het nieuwjaarsgeweld hier uit te zingen. Het werd nog mooier want tijdens het watergooien lag ik in een autoband te dobberen op de traag stromende rivier onderwijl nagenietend van de fietstocht kijkend naar het karstgebergte.
Een dag later bleek dat de hoeveelheid water in Laos een heel stuk minder is als in Thailand en dat de gooiers meer respect hebben voor de ontvangers. Reden voor mij om na twee dagen door te fietsten met het risico van een nat pak hier en daar.
Ik trok twee dagen uit om van Vang Vieng naar Luang Prabang te fietsen. Halverwege ligt het plaatsje Phou Khoun en daar wilde ik overnachten. De eerste dag was zwaar, maar wederom werd het afzien meer dan goedgemaakt door het landschap en de mensen. Het ‘Sa Bai Di’ werd nu afgewisseld met bakken water, maar gezien de hitte was dat niet zo’n probleem. En met mijn bidon had ik ook een wapen in handen. Menig Laotiaans kind keek verrast op nadat hij of zij werd getroffen door een kleine maar welgemikte straal water, nog voordat hij of zij het voor mij bedoelde projectiel kon afvuren. Bij elke geslaagde poging van mijn kant steeg ik in de waardering die de mensen toch al voor mij bleken te hebben.
Vlak voor Phou Khoun had ik mijn eerste ontmoeting met het leger van Laos. Hij was 15 jaar, 3 maten te klein voor zijn uniform en 6 maten te groot voor zijn aftandse geweer. Hij gebaarde mij te stoppen. Zijn geweer lag op de grond dus het kon niet serieus zijn. Het enige dat hij wilde was een sigaret. Helaas moest ik hem teleurstellen. Na een paar minuten ging ik weer op weg.
Elke kilometer kwam ik een of twee collega’s van hem tegen. Meestal deelden twee soldaatjes een wapen en bleken hun uniformen niet zo uni-form. Meestal gerafeld en nooit op maat gemaakt. Als dit het reguliere leger was dan wil ik de rebellen wel eens zien.