Het plan is om via de 2787 meter hoge Col du Marinet (kamp 1 bij meertje) en de Tete de Viraysse (kamp 2 bij fort) Jausiers te bereiken, een skidorp met supermarktje en wat andere winkeltjes. Onderweg is er geen mogelijkheid mijn etensvoorraden aan te vullen, het enige kruidenierswinkeltje op de route, in Acceglio, blijkt in september gesloten. Bij de herberg heb ik nog wat brood van een dag oud kunnen kopen, en samen met het broodbeleg, de koekjes en havermout die ik nog bij me heb, moet dat genoeg zijn om geen honger te krijgen.
Over een mountainbikeroute daal ik af naar Acceglio,, om daarna weer bergop te gaan. In een opwelling besluit ik het asfalt in te ruilen voor een aantrekkelijk uitziend onverhard weggetje langs de rivier, en later langs de dalwand, waarover ik verder door het dal omhoog klim. Op de overgang naar single track herschik ik mijn bepakking, en begin dan aan de lange hike-a-bike naar de top, die aanvankelijk over alpenweiden voert en redelijk goed te doen is, maar die hogerop steeds lastiger zou worden.
De omgeving is wederom adembenemend mooi. Ik stop om te kijken hoe het vee van de hogere bergalmen wordt afgedreven naar het dal. Een paar honden zorgt ervoor dat de lange sliert blonde koeien in beweging blijft; hun geblaf echoot door de verder stille bergwereld. Het laatste gedeelte van de klim is erg steil en rotsig, en kost veel kracht. Mijn fiets is slechts nog nutteloze ballast. Dood gewicht. Dat verandert gelukkig zodra ik weer omlaag mag; het eerste stuk van de afdaling is een waar feest, maar lang duurt dat niet. Als het pad de puinwaaiers kiest wordt ook de afdaling een gevecht. Soms hardgrondig vloekend til, duw, trek en sleep ik mijn fiets verder omlaag over de rotsblokken. Geregeld komen mijn schenen hard in aanraking met mijn van pinnetjes voorziene pedalen, of anders wel met een scherpe rots. Het bloed komt er in kleine stroompjes langs omlaag. Het Lac du Marinet lijkt onder handbereik, maar ik weel dat het nog wel even zal duren voor ik er mijn kamp kan opslaan. Pas tegen de avondschemering ben ik er. De zonsondergang zet de bergen in een oranje gloed, die zich spiegelt in het rimpelloze water van het meertje. Ik nuttig mijn avondmaal van oud brood met ik weet niet meer wat, in ieder geval iets lang houdbaars, drink met volle teugen van de natuurpracht die me omgeeft en duik dan intens moe mijn warme slaapzak in.
Over een mountainbikeroute daal ik af naar Acceglio,, om daarna weer bergop te gaan. In een opwelling besluit ik het asfalt in te ruilen voor een aantrekkelijk uitziend onverhard weggetje langs de rivier, en later langs de dalwand, waarover ik verder door het dal omhoog klim. Op de overgang naar single track herschik ik mijn bepakking, en begin dan aan de lange hike-a-bike naar de top, die aanvankelijk over alpenweiden voert en redelijk goed te doen is, maar die hogerop steeds lastiger zou worden.
De omgeving is wederom adembenemend mooi. Ik stop om te kijken hoe het vee van de hogere bergalmen wordt afgedreven naar het dal. Een paar honden zorgt ervoor dat de lange sliert blonde koeien in beweging blijft; hun geblaf echoot door de verder stille bergwereld. Het laatste gedeelte van de klim is erg steil en rotsig, en kost veel kracht. Mijn fiets is slechts nog nutteloze ballast. Dood gewicht. Dat verandert gelukkig zodra ik weer omlaag mag; het eerste stuk van de afdaling is een waar feest, maar lang duurt dat niet. Als het pad de puinwaaiers kiest wordt ook de afdaling een gevecht. Soms hardgrondig vloekend til, duw, trek en sleep ik mijn fiets verder omlaag over de rotsblokken. Geregeld komen mijn schenen hard in aanraking met mijn van pinnetjes voorziene pedalen, of anders wel met een scherpe rots. Het bloed komt er in kleine stroompjes langs omlaag. Het Lac du Marinet lijkt onder handbereik, maar ik weel dat het nog wel even zal duren voor ik er mijn kamp kan opslaan. Pas tegen de avondschemering ben ik er. De zonsondergang zet de bergen in een oranje gloed, die zich spiegelt in het rimpelloze water van het meertje. Ik nuttig mijn avondmaal van oud brood met ik weet niet meer wat, in ieder geval iets lang houdbaars, drink met volle teugen van de natuurpracht die me omgeeft en duik dan intens moe mijn warme slaapzak in.