Additionally, paste this code immediately after the opening tag: Brits- en Iers logboek, oftewel Opa vertelt - Pagina 3 - Forum Wereldfietser

Brits- en Iers logboek, oftewel Opa vertelt

Dag 19, 29 juli 1979

De volgende ochtend ben ik eerst weer eens met mijn fiets bezig geweest. De derailleurhendels zakten namelijk steeds verder naar beneden. De oplossing voor dit euvel was het verplaatsen van de hendels naar de balhoofdbuis, waar ze niet af kunnen glijden omdat ze daar tegen de schuine buis rusten. Daarvoor had ik wel langere kabels nodig. Omdat ook mijn reservekabel te kort bleek te zijn, knoopte ik deze vast aan een deel van de linkerkabel, terwijl ik de oude rechterkabel als linkerkabel ging gebruiken (die hoeft namelijk minder lang te zijn, omdat de voorderailleur die hiermee bediend wordt, veel dichter bij de hendels zit dan de achterderailleur).

Afbeelding

Connemara is zelfs voor Ierse begrippen uitzonderlijk woest. Dreigende bergen worden omsingeld door eindeloze veenmoerassen met duizenden meren. Er staat ook een elektriciteitscentrale die helemaal met turf gestookt wordt. De voertaal is hier Iers, zelfs de wegwijzers zijn alleen in het Iers, terwijl op mijn kaart alleen Engelse namen staan, wat natuurlijk problemen geeft. Op een kruispunt waar verschillende mensen de weg zochten, was een bejaard stel druk bezig om uit te leggen welke kant ze op moesten. Opvallend is ook dat de afstanden op deze borden in kilometers aangegeven worden in plaats van in mijlen.
Op deze kruising kwam ik een paar Duitsers tegen, met wie ik 20 km meegefietst heb. Ze zeiden dat ze fietsen gehuurd hadden. Thuis hadden ze helemaal geen fietsen, want er was daar zoveel autoverkeer dat er toch geen lol aan was om te fietsen. Ik legde hen uit dat het autorijden in Nederland en vooral in Amsterdam erg omstreden is en dat de fietsers zich steeds meer gaan verzetten tegen de autoterreur. In Duitsland lijkt men op dat gebied nog erg achter te lopen, wat ik vorig jaar ook wel heb gemerkt tijdens de Waddenfietstocht.


Deze Waddenfietstocht was een door de Waddenvereniging georganiseerde demonstratieve fietstocht die drie weken duurde. De tocht ging van Den Helder naar Esbjerg langs de Nederlandse, Duitse en Deense Waddenkust. Er waren circa honderd deelnemers die de tocht - of een deel ervan - hebben gefietst. Onderweg waren er protestacties, ontmoetingen met natuurbeschermers en toespraken van burgemeesters.

Later heeft Duitsland een flinke inhaalslag gemaakt. Het wemelt er nu van de fietspaden en fietsroutes. Terwijl er in Ierland sindsdien vooral meer auto's bij zijn gekomen...

Intussen deed mijn voorderailleur het niet meer. De linkerkabel leek niet goed meer te zijn, dus reed ik na ettelijke pogingen om er toch nog iets aan te doen, maar verder met de ketting om het kleinste voortandwiel. Bij toeval ontdekte ik ook dat er een bobbel in de buitenband van het achterwiel zat. Het ijzerdraad dat de band in vorm moest houden, bleek gebroken te zijn!

Afbeelding

Laat in de avond bereikte ik Killary Harbour, een soort fjord die 15 km landinwaarts loopt. Ik zag bij een beek een stukje gras, waar ik mijn tent opzette. Hij stond amper overeind toen ik een lichte jeuk voelde die me akelig bekend voorkwam. En ja hoor, het was weer zover: mugjes! Al was het half tien en al flink aan het schemeren, toch brak ik razendsnel de boel weer af en ijlde verder naar Leenaun, waar ik de tent op een stukje kwelder aan de fjord neerzette. Ook al was die bezaaid met schapestront, er waren tenminste geen muggen.

wordt vervolgd
Dag 20, 30 juli 1979

Toen ik wakker werd, was het licht gaan regenen. En toen ik net aan het fietsen was, kwam het water met bakken tegelijk uit de lucht. Na een uurtje brak de zon door terwijl het evengoed bleef regenen. De wind en de warmte van de zon deden alles echter sneller drogen dan dat het nat werd.
In Westport deed ik inkopen en ging ik weer aan mijn fiets prutsen. Wel onder een afdakje, want het goot inmiddels weer. Eerst een nieuwe derailleurkabel bevestigen en daarna de buitenbanden verwisselen. De band met de bobbel zat nu om het voorwiel, waardoor die minder snel sleet en tijdens het fietsen zichtbaar was.


Afbeelding

Tussen Newport en Castlebar plensde het onafgebroken, maar door de stormachtige zuidwestenwind was het niet eens echt vervelend. Na Castlebar bleef het lange tijd tijd droog en reed ik nog enkele uren verder tot ik de jeugdherberg van Corballa bereikte. Dit was een kleine herberg zonder waterleiding. Regenwater werd van het dak opgevangen en voor dinkwater stonden er jerrycans. De herbergier was een jonge Canadees met een grote zwarte baard, die ergens een Roel-van-Duijn-achtige indruk maakte, maar de daarvoor toch onmisbare bril ontbrak. De beheerder van de vorige jeugdherberg, in Doorus bij Kinvarra, was ook een sympathiek type: een man van een jaar of 60 met een grijze baard, zonder een spoor van neiging tot autoritairiteit. Toen hij het te lastig vond om bij het betalen van de overnachting 95 pence terug te geven van 2 pond, had hij gewoon mijn leeftijdsaanduiding veranderd van 'senior' naar 'junior'; ik werd nu weer 20 in plaats van 21, zodat ik maar 80 pence hoefde te betalen en hij maar 20 pence hoefde terug te geven van een pond.

Met inflatiecorrectie en omgerekend in euro's kostte een 'senior' overnachting in deze jeugdherberg slechts 5,67 euro. Omdat ik ook vaak wildkampeerde, kon ik me dat van mijn dagelijkse budget (maximaal 10 gulden, dat zou nu neerkomen op 10,36 euro) veroorloven. Volgens de boekingssite van de Ierse jeugdherbergcentrale kost zo'n overnachting nu minstens driemaal zoveel.
Als ik nu net zo'n 'arme' student zou zijn als in 1979, zouden jeugdherbergen nu te duur voor mij worden wanneer ik net zo'n lange tocht zou gaan maken als toen. Er zijn er ook veel minder dan vroeger. De jeugdherbergen die nu nog bestaan, zullen inmiddels wel waterleiding en warme douches hebben.

wordt vervolgd
Martin, kom d'r maar in: het gaat over jeugdherbergen :wink:
Kees, wat maakte je ook toen al mooie foto's. De hele tocht doet me sterk denken aan mijn eigen tocht door Schotland in, ik geloof, 1979. Drie weken met veel regen en een katoenen tent (een Carl Denig Pluto Plus) waren wel een uitdaging. Maar wat een prachtige vergezichten. Helaas heb ik daar geen dagboek van bijgehouden.
Jouw dagboek maakt ook duidelijk dat het materiaal destijds toch duidelijk minder was dan nu.
Voor wat betreft het weer lijkt het wel erg op onze ervaringen afgelopen "zomer", al had jij nog zicht in Connemara waar wij niet verder konden kijken dan de turfhopen naast de weg. Ga door Kees, dit is echt smullen geblazen: elke dag een nieuw snoepje.
Leuk dat je ons zo meeneemt op je reizen terug in de tijd!
Travelmaster schreef:Martin, kom d'r maar in: het gaat over jeugdherbergen :wink:
Komt nog wel, zal ik over nadenken maar nu heb ik geen tijd voor. Klussen in de tuin en ook voorbereidingen treffen voor m'n fietstocht in Wallonië a.s. zaterdag (per trein naar Heerlen en dan verder door naar de zuiderburen). Helaas wat regen op zaterdag....
Dag 21, 31 juli 1979

De volgende dag fiets ik verder noordwaarts met levendig weer: af en toe een flinke bui tussen de zonnige perioden.

Afbeelding

In Sligo, de noordelijkste stad in de Ierse Republiek waar je met de trein kunt komen, ging ik op zoek naar een fietsenzaak om een nieuwe band te kopen.
"Een band van 28 inch? Die kun je misschien in Dublin krijgen, maar nergens anders in Ierland", werd me verteld. Ik heb een stuk van een oude buitenband tussen de binnenband en de buitenband gestopt, op de plaats waar de bobbel zat. Het hobbelde nog wel wat onder het rijden, maar toch veel minder dan toen die bobbel geen houvast had.
Ook vond ik in Sligo een kampeerartikelenzaak waar ze een dopje voor mijn tentstok hadden. Het oude dopje was namelijk gebroken.
Nu alles weer in orde was, voorlopig althans, reed ik verder, nieuwsgierig naar noordelijker streken. Op een steile rotswand was 'Brits Out' te lezen. Ook op wegen en muren zie je af en toe teksten waaruit je kunt afleiden dat de Noordierse kwestie de mensen hier behoorlijk hoog zit. En dat de Britten, wat veel Ieren betreft, beter vandaag dan morgen uit Ierland kunnen vertrekken, steken ze niet onder stoelen of banken. Ze hebben al zo veel gedonder met hun buren gehad. Je ziet ook niet erg veel Engelsen in Ierland. Toch wordt Engels geld overal aangenomen, al is het wel voor dezelfde koers als Iers geld, dat minder waard is. Tussen het wisselgeld zitten hier ook vaak Engelse munten.
Dichtbij Grange is een soort haf met een smalle duinenrij waar ik mijn tent heb neergezet. Het was rustig en af en toe zonnig weer, maar o wee, deze nacht zal me nog lang heugen!


Afbeelding

wordt vervolgd
Dag 22, 1 augustus 1979

's Nachts werd ik tussen 1 en 2 uur wakker. Het stormde en regende en ik voelde nattigheid. Een deel van mijn slaapzak lag in een plas water. Door de storm werd de buitentent tegen de binnentent aangedrukt, waardoor regenwater naar binnen sijpelde. In deze barre toestand ging ik naar buiten, waar het gelukkig even bijna droog was, om de buitentent veel strakker aan te spannen. Binnen haalde ik zo goed en zo kwaad als het ging met een pannetje en een washandje het water weg, schoof ik de slaapzak naar de droge en de bagage naar de vochtige kant van de tent. Ik ging toen maar weer slapen, maar korte tijd later was ik weer wakker met een gevoel van misselijkheid.
's Ochtends was ik behoorlijk ziek. Ik had enkele keren overgegeven en verder last van hoofd- en keelpijn. Tot een uur of elf bleef ik in de tent liggen en ik bleef me beroerd voelen. Het blijft natuurlijk gissen, maar er zijn toch wel enkele oorzaken van deze griepaanval te bedenken. De laatste dagen had het fietsen me aardig uitgeput, de avond voor de stormnacht had ik een nogal zware en vette bonensoep gegeten en bovendien water gedronken uit een beekje dat door de weilanden stroomde, waarvan maar de vraag was hoe schoon het was.
Ik had in de tent kunnen blijven liggen tot ik weer wat opgeknapt was, maar vanwege het instabiele weer en de behoefte om in een bed te slapen besloot ik om toch maar naar de dichtsbijzijnde jeugdherberg te gaan.
Buiten was het het weer opgeklaard. Na veel trager dan gewoonlijk ingepakt te hebben, begon ik aan de beroerdste fietstocht van deze vakantie naar de jeugdherberg van Donegal, toch nog altijd 60 km verder. Onderweg wist ik nog een halve liter karnemelk en een sinaasappel naar binnen te werken, maar toen ik daar 's middags weer wat van genomen had, moest ik weer overgeven. Met een lege maag ben ik toen maar verder gereden.
Om half zeven bereikte ik de jeugdherberg. Ik voelde me meteen al wat beter, maar dat zal wel psychisch zijn geweest. Toch wist ik nu zonder problemen een beker warme melk op te drinken. Om zeven uur kroop ik in bed om er niet voor negen uur 's ochtends meer uit te komen.


Hier vertoonde ik alle symptomen van een midvakantiedepressie. Na drie weken onafgebroken fietsen-sleutelen-eten-slapen-fietsen, en nog twee weken voor de boeg, zat ik in een fikse dip. Niet alleen fysiek maar ook tussen de oren. Later zou ik nog vaker 5 à 6 weken en tot drie keer toe 4 à 5 maanden op reis zijn, maar dan zou ik het egotrippen af en toe onderbreken voor vrijwilligerswerk op een van tevoren gekozen plek. Ik bivakkeerde daar dan enkele weken met een internationale groep vrijwilligers, meestal studenten of 'ratrace refugees'. Via een Nederlandse organisatie schreef ik me dan in voor een vrijwilligersproject in Ierland, Polen, Tsjechoslowakije (voor oostbloklanden kreeg ik dan gelijk een visum voor een hele maand, zonder dure valutawisselplicht) of Lesotho. Dat was een leuke manier om andere mensen iets minder oppervlakkig te leren kennen en wat van een cultuur op te snuiven. Daarna had ik dan weer veel zin om nog een flink stuk te fietsen. Solo, want anderen reisden liftend, per trein of vliegtuig. Zoals veel wereldfietsers, was ik vaak gedoemd een priemgetal te zijn.

Dag 23, 2 augustus 1979

Toen was ik weer aardig op verhaal gekomen, hoewel ik nog wat moeite met het ontbijt had. Terwijl ik aan het inpakken was, merkte ik dat een paar Duitsers de klos waren: ze moesten de keuken schoonmaken onder leiding van de zeer kostschooldirectrice-achtige vrouw van de herbergier. Meestal is het uitvoeren van een klusje geen punt, maar als het er zo schools toegaat, is de lol er gauw vanaf. Toen de herbergbeheerder vroeg of ik al een karweitje had gedaan, zei ik maar dat ik in de keuken meegeholpen had (ik had alleen mijn eigen vaat gewassen) en ging ik er snel vandoor.
Eerst reed ik even terug naar Donegal voor boodschappen en een nieuwe crankspie, daarna ging ik verder noordwaarts naar Glenties. Ook langs deze route was er het vertrouwde beeld van bergen, weiden, hoogveen en overal schapen. Nog veel verlatener wordt het ten oosten van Glenties. Het was nu echter zulk somber weer, dat het landschap een haast troosteloze sfeer ademde.

Afbeelding

In de buurt van Fintown wilde ik in het veen kamperen, maar daar stond zoveel water dat het een enorm moeras was. Je kon er nauwelijks lopen, laat staan een tent opzetten. Dus reed ik nog maar wat verder tot ik een heuveltje in een weiland vond waar de bodem droog was en nog niet te hard voor de tentharingen.

wordt vervolgd
Dag 24, 3 augustus 1979

Op 3 augustus werd het al veel zonniger dan de vorige dag. Ik reed verder door Letterkenny naar het oosten. Daar kwam ik een meisje tegen dat ik ook al in de jeugdherberg van Corballa had gezien. Ze was nu liftend onderweg naar de jeugdherberg van Learmount Castle, waar ik ook heenging. En inderdaad, toen ik daar 's avonds arriveerde, was zij er ook.
Maar eerst had ik nog een flink stuk te fietsen. Dat viel best nog tegen: door vermoeidheid en diarree, die de hele week nog aan zou houden, werd het fietsen een dagelijkse sleur, vooral als wind en hellingen tegenwerkten, maar ook door de lange reeks van pech die deze week zou kenmerken.
Londonderry is een naargeestige stad. De westoever van de Foyle is sterk verkrot. Veel huizen staan leeg, sommige zijn ingestort, gesloopt of afgebrand. De laatste tijd is men begonnen met nieuwbouw, maar voordat deze stad er weer een beetje normaal uit gaat zien, moet er nog heel wat gebeuren. In alle grote winkelstraten staan gewapende militairen, die de stemming er niet prettiger op maken. De oostoever is ruim gebouwd, ziet er welvarend uit en heeft veel meer groen dan de westoever. Hier wonen blijkbaar de protestanten, die in Noord Ierland de dienst uitmaken.
Verder zie je overal verkiezingsaffiches, waarvan veel met het portret van de aartskonservatieve militante dominee Paisley, die met zijn aanhang van een groepje fanatieke protestanten letterlijk met alle geweld de bestaande machtsverhoudingen in Noord Ierland wil handhaven. Vaak probeert men de Noord-Ierse kwestie af te schilderen als een soort godsdienstoorlog, maar het heeft allemaal weinig te maken met godsdienst en des te meer met maatschappelijke (wan)verhoudingen. Ook zie je leuzen op de muren met reklame voor de IRA, die vaak de schuld van alles in de schoenen geschoven krijgt, hoewel terreurakties mij ook niet bevorderlijk lijken om Noord-Ierland weer leefbaar te maken.


Afbeelding

Die avond kwam ik, zoals ik al schreef, in de jeugdherberg van Learmount Castle. Behalve het liftende meisje waren er nog een Deense jongen en wat Ierse meisjes. Zelf bleek ik de eerste Nederlander sinds maanden te zijn: het effekt van het negatieve nieuws over Noord-Ierland. Trouwens, een paar weken later had ik deze reis niet eens kunnen maken, omdat toen na een aanslag op een blijkbaar nogal belangrijke figuur uit het Britse leger de Noord-Ierse grenzen waren gesloten.

Die 'blijkbaar belangrijke figuur' was admiraal Louis Mountbatten, die al een dozijn onderscheidingen aan zijn uniform had hangen. Hij was o.a. Ridder Grootkruis in de Orde van het Bad ;-).

De Deen bleek geïnteresseerd te zijn in politiek, wat mij natuurlijk wel aansprak. Hij legde een paar Ierse meisjes uit wat er in een Deens krantje stond. Het bleek over een anarchistische groep van lesbische vrouwen te gaan. De meisjes wekten de indruk nog nooit van anarchisme en homoseksualiteit gehoord te hebben.

Ik mocht er dan wel van gehoord hebben, daar was ook alles mee gezegd. In 1979 wist ik alleen van enkele bekende Nederlanders dat ze openlijk homoseksueel waren. In mijn kennissenkring zaten die toen nog allemaal in de kast.
En anarchisme was toen ook maar een modieuze kreet, die veel door studenten (met name in Amsterdam en Nijmegen) gebruikt werd. Zelf had ik niet zoveel op met hoogdravende politieke theorieën, maar deelde ik met de verkondigers ervan wel een gevoel van afkeer tegen kleinburgerlijkheid. Dat dacht ik tenminste. Velen zouden later radicaal van standpunt veranderen, zoals Pim Fortuyn, die destijds flirtte met het marxisme en Rita Verdonk, die als student nog lid was van de PSP.

wordt vervolgd
Wim schreef:Kees, wat maakte je ook toen al mooie foto's.
Dank je Wim. Al zien we hier nu vooral wat er met een goede filmscanner en Photoshop nog uit slecht belichte, verkleurde en beduimelde dia's te halen valt. Mijn camera was een simpele Agfa Optima met een 40 mm lensje en twee belichtingstijden: zonnetje en wolkje.
Wim schreef:De hele tocht doet me sterk denken aan mijn eigen tocht door Schotland in, ik geloof, 1979. Drie weken met veel regen en een katoenen tent (een Carl Denig Pluto Plus) waren wel een uitdaging. Maar wat een prachtige vergezichten. Helaas heb ik daar geen dagboek van bijgehouden.
Jouw dagboek maakt ook duidelijk dat het materiaal destijds toch duidelijk minder was dan nu.
Die katoenen Carl Denig Pluto Plus van jou was niet bepaald lichtgewicht, maar wel een stormvaste villa vergeleken met het noktentje dat ik voor 100 gulden bij de NBBS had gekocht.
Mijn Gazelle Tour de France heeft er net zo uitgezien als dit exemplaar, maar dan met spatborden. Qua onderdelen was deze fiets een drama, maar het frame heeft het 50.000 km volgehouden, al kon het met bagage flink zwabberen. Elk voorjaar was het op de eerste meerdaagse tocht even schrikken met volle kampeerbepakking, maar binnen een half uur was ik er dan weer aan gewend. Deze fiets had ik in 1978 voor 500 gulden (dat zou nu 541 euro zijn) nieuw gekocht. Ook vandaag de dag kun je voor dat bedrag geen nieuwe vakantiewaardige fiets aanschaffen.
Op wat voor fiets heb jij destijds in Schotland gereden?
Dag 25, 4 augustus 1979

De volgende dag fietste ik via Feeny, Dungiven en Coleraine naar de Giant's Causeway. Omdat ik bijna geen Brits geld meer had, zocht ik een postkantoor. Op zaterdag zijn deze echter alleen in de ochtenduren open en in de plaatsen die ik 's ochtends nog had kunnen bereiken, waren geen postkantoren waar buitenlanders geld konden opnemen. In het eerste stadje waren ook de banken al dicht, dus moest ik van zaterdagmiddag tot maandagochtend rond zien te komen van ongeveer vier gulden. Het was tenminste redelijk weer, dus zou ik 's avonds wel ergens mijn tent opzetten.

Ik herinner me dat ik toen een weekend heb overleefd op Ryvita crackers en een stuk cheddarkaas. Ik zal ook wel koekjes of misschien een reep chocola hebben gehad. Ik was sowieso gewend om simpel te eten. Ik woonde toen pas vijf maanden niet meer bij mijn ouders en had nog weinig kookervaring.
Kort na deze tocht zou ik ontdekken wat muesli was. In Amsterdam zou ik rond 1980 mijn allereerste pizza eten (in IJmuiden bestond in de jaren 70 nog geen pizzeria, alleen een Chinees). Van alle pastasoorten kende ik toen alleen macaroni. En ik zal zeker geen broccoli met gorganzolasaus op mijn bord hebben gehad, want ook dat kende ik niet (en zal in Ierland toen ook niet verkrijgbaar zijn geweest). Er zullen ook dagen zijn geweest dat ik alleen water, brood en kaas consumeerde; of pindakaas, waarvan ik me herinner dat je die in twee smaken had, smooth en chrunchy.

Afbeelding

Die avond bereikte ik Giant's Causeway, een klifkust met duizenden bazaltzuilen die uit de oceaan oprijzen. Ik maakte er een wandeling over een smal paadje dat vlak langs de afgrond liep. Beneden bij de zee zag ik een grasveldje en een wc met leidingwater. Ik besloot hier te overnachten en liep terug naar mijn fiets. Toen ik naar beneden wilde rijden, maakte het achterwiel abnormale slingers en liep overal aan. Het bleek dat de achteras gebroken was!
Heel langzaam reed ik toen maar naar beneden, waar ik de tent opzette. In de ruimte naast de wc's was een groepje Fransen bezig slaapzakken neer te leggen. Ze hadden geen tenten en sliepen in slaapzakken, waar ze plastic overheen trokken, in de open lucht.


Afbeelding

wordt vervolgd
Oeoeoeoe cliffhanger....! Gebroken achteras...!

Serieus leuk leesvoer, dit :D
Dag 26, 5 augustus 1979

Zondagochtend goot het uit de lucht. De Fransen waren met hun slaapzakken zover mogelijk het toiletgebouw ingekropen. Ik wachtte tot het in de loop van de middag droog werd, want met die kapotte achteras kon ik toch niet ver komen.

Afbeelding

Heel voorzichtig fietste ik naar Ballycastle, 20 km verder. Daar zocht ik een jeugdherberg op. Ik wist te regelen dat ik de volgende ochtend zou betalen, nadat ik geld opgenomen had.
's Avonds werd het noodweer: zuidwester storm en onafgebroken regen. Wee degenen die nu kampeerden...


Dag 27, 6 augustus 1979

Nadat ik geld had gehaald en de jeugdherberg kon verlaten, ging ik naar de enige fietsenmaker die het stadje rijk was. Om de een of andere reden was hij niet thuis, maar zijn vrouw en zoontje waren er wel. Zoonlief zette er een nieuwe achteras in. Alles leek in orde toen ik mijn fiets weer ophaalde, al had ik wel de indruk dat de remmen aanliepen.
In het centrum van het plaatsje kwam ik een Fransman tegen die uit Schotland kwam en wist te vertellen dat het ook daar hondeweer was. Toen ik weer verder wilde rijden, leek er van alles aan het achterwiel te mankeren. Na een grondige inspektie bleek dat de kogeltjes die bij het breken van de as eruit gerold waren, niet waren vervangen en dat de ruimte tussen de as en het freewheel niet opgevuld was. Ik ging weer terug naar de fietsenmaker, legde zenuwachtig hakkelend - tot hilariteit van een paar meisjes die de winkel binnen waren gekomen - uit wat er mis was en zei dat ik het zelf wel zou repareren. Na een uurtje sleutelen had ik het wiel weer in orde gemaakt.


Engels sprak ik toen nog verre van vloeiend en ik kende sowieso niet de juiste termen voor fietsonderdelen. Gelukkig mocht ik gebruik maken van de werkplaats en het gereedschap dat daar lag. Ik had nooit eerder een achteras vervangen, maar deed al sinds mijn veertiende met wisselend succes het complete onderhoud aan de fiets die ik toen had gekregen (een Gazelle Impala met terugtraprem, zonder versnellingen), omdat ik - i.p.v. kleedgeld dat 'normale' tieners zouden krijgen - extra zakgeld had gekregen waarvan ik alle fietsreparaties, en op termijn ook een nieuwe fiets, moest kunnen betalen. (Nieuwe fietsen met versnellingen heb ik uiteindelijk dankzij vakantiebaantjes aan kunnen schaffen, want ik fietste veel meer dan mijn ouders voor mogelijk hadden gehouden en het 'fietsengeld' had ik als tiener ook nodig gehad om landkaarten en fotorolletjes te kopen.) Anders dan de bedoeling was geweest, liet ik reparaties vanaf mijn veertiende dus niet meer door de fietsenmaker uitvoeren, maar begon ik zelf aan mijn fiets te sleutelen met een bahco, een paar simpele schroevendraaiers en een goedkope tiengaatssleutel. Daarin was ik volledig autodidact en leerde ik van mijn eigen fouten. (Van mijn vader had ik destijds alleen geleerd hoe een band geplakt moest worden; hij hield meer van tuinieren en had van fietstechniek geen kaas gegeten.) Ook speling in naven had ik al eens verholpen, dus ik wist wel zo'n beetje hoe die naven in elkaar zaten.
Daardoor had ik nu veel sneller door hoe een gebroken achteras vervangen moest worden dan de zoon van de fietsenmaker in Ballycastle. Die zal later wel wat anders zijn gaan doen dan zijn vader. In de wijde omtrek van Ballycastle is vandaag de dag geen fietsenzaak meer te vinden.
Die achteras uit Ballycastle was in ieder geval beter dan het originele exemplaar van Gazelle. Ik heb er nog 5 jaar zonder problemen op gefietst (in totaal bijna 20.000 km), tot het hoog tijd werd voor een compleet nieuw achterwiel met aluminium velgen.

Ik had geen zin om weer in hetzelfde stadje te overnachten en reed daarom nog een paar uur in de regen door de bergen naar Cushendal, waar ik weer een jeugdherberg opzocht. De herbergier had zo uit een stripverhaal kunnen komen. Het was een bonkige en baardige man met een geamputeerde hand die was vervangen door een haak. Toen ik later in de keuken bezig was, kwam hij langslopen en zei "This is a clean kitchen and I want to keep it clean". Alsof ik er een puinhoop van zou maken! Om 11 uur kwam hij ook nog eens inspekteren of iedereen wel naar bed ging (terwijl er op de mannenafdeling welgeteld twee gasten waren!), wat ik wel als erg bevoogdend heb ervaren.

wordt vervolgd
Dag 28, 7 augustus 1979

Maar goed, de volgende ochtend was het mooi zonnig weer en reed ik over de schitterende kustweg langs de Ierse Zee naar Larne, waar de boot naar het Schotse Stranraer zou vertrekken.

Afbeelding

Terwijl ik daar in de haven wachtte, bleken een paar mensen belangstelling voor mijn fiets te hebben. Een van hen had een ENWB-tas bij zich. Het kon natuurlijk niet missen, het waren de eerste Nederlanders die ik in Noord-Ierland tegenkwam.

Nadat ik afscheid van Ierland had genomen, fietste ik 's avonds door het zuiden van Schotland naar de jeugdherberg van Minnigaff.


Dag 29, 8 augustus 1979

De volgende ochtend ben ik weer aan de derailleur gaan prutsen omdat die het weer niet in alle verzetten deed. Ik vermoedde dat de kabel niet goed meer was op de plek waar die aan de derailleur vastzat: hij was daar, ook door het gepruts eraan, wat gaan rafelen waardoor hij niet meer soepel door de buitenkabel gleed. Toen ik de buitenkabel wou verwijderen om te kijken of daar iets mis mee was, trok ik er wat te ruw aan, waardoor deze helemaal uit elkaar werd getrokken. Ik besloot toen maar naar een fietsenmaker in Newton Stewart te gaan. Toen ik een Schot vroeg of er een fietsenmaker in de stad was, antwoordde hij dat deze op vakantie was. De man was benieuwd waar ik zo al had gefietst en we raakten in een gesprek verwikkeld. Hij bleek vroeger wel eens in Nederland te zijn geweest. Al pratend liepen we verder tot we langs een hengelsportzaak kwamen waarvan hij de eigenaar kende, die een verwoed fietser moest zijn; misschien had hij wel een kabel. Dit bleek echter niet het geval en iemand anders die er misschien wel een zou kunnen hebben, was die dag naar een begrafenis.
De dichtsbijzijnde fietsenmaker bleek 30 km verder te wonen, op een schiereiland dat niet op mijn route lag. Ook was er eentje in Castle Douglas, 50 km verder, waar ik wel langs zou kunnen fietsen. Als ik nu de achterderailleur vastgeschroefd had op het grootste tandwiel, dan had ik met de voorderailleur nog in de twee lichtste verzetten kunnen rijden, waarmee ik door de bergen zou kunnen fietsen en zonder trappen omlaag had kunnen rijden, zodat ik binnen vier uur wel in Castle Douglas had kunnen zijn.
Maar natuurlijk was ik eigenwijs. In een vlaag van onverantwoord perfektionisme ging ik aan de derailleur prutsen totdat het mogelijk werd om zonder buitenkabel te schakelen. Dat dit nooit en te nimmer goed blijft gaan, bleek 10 km verder: door de afwijkende derailleurstand die ik kunstmatig had veroorzaakt, was het hele mechanisme langzaam maar zeker naar het wiel toegetrokken en kwam het, omdat de derailleur in gestrekte stand langer is dan de straal van de spaakbeschermer, tussen de spaken. De derailleur was nu volledig naar de knoppen en fietsen was niet meer mogelijk, omdat de ketting nu zo slap hing, dat ie van de kransjes afgleed.
Ik was al een stukje aan het lopen toen een man, die zijn auto langs de weg geparkeerd had om even te pauzeren, vroeg of er iets aan de fiets mankeerde. Toen ik alles enigszins versimpeld had uitgelegd (ik zei maar dat ik een wat ongelukkige val had gemaakt - het staat zo stom als je zegt dat je zelf je fiets hebt zitten te slopen), kwam hij met gereedschap aanzetten en gingen we tegen beter weten in samen sleutelen met de bedoeling het wiel wat naar achteren te zetten, zodat de ketting strakker zou komen te staan. Het mocht niet baten. Na veel gemor was er nog niet mee te rijden. Na enkele voorzichtige suggesties van mijn kant dat het misschien beter was om de boel maar te laten voor wat het was, raakte de man daar ook van overtuigd en gaven we het gepruts op, ook omdat het steeds harder ging regenen.
Toch is het typerend dat de mensen hier snel ergens mee helpen, ook als je er helemaal niet om vraagt. In Ierland vroegen langsrijdende mensen ook vaak of alles in orde was, wanneer ik aan de kant van de weg aan mijn fiets zat te prutsen. Wanneer je in Nederland wilt dat iemand je met iets helpt, moet je midden op de weg gaan liggen om iemand tegen te houden, en dan heb je nog kans om overreden te worden door iemand met zo'n 'Blij dat ik Rij' sticker op zijn achterruit.


Eerder kwam het hier al ter sprake: "Blij dat ik Rij" versus "Fijn dat ik Fiets" met de stickers die erbij hoorden. In 1981 maakte ik de foto hieronder tijdens een manifestatie van de Fietsersbond in Haarlem, waar je met tomaten naar een Blij-dat-ik-Rij poster kon gooien.

Afbeelding

In de stromende regen liep ik verder door het weidse Schotland richting Castle Douglas, niet wetend wanneer ik daar ooit terecht zou komen. Maar nu had ik toch een keer geluk. Langs deze haast niet door vrachtverkeer gebruikte weg kwam een bestelwagen. De bestuurder wilde me best met mijn fiets een stuk meenemen. Ik moet zeggen dat ik ditmaal inderdaad blij was dat ik reed! De man bracht me, terwijl ik alles uitlegde, naar een sportveld in zijn woonplaats (70 km verder!), waar ik die nacht kampeerde.

Het staat niet in mijn logboek, maar ik herinner het me nog goed. Terwijl ik in de tent nieuwsgierig mijn allereerste pak granola opende, kreeg ik opeens bezoek van twee meisjes. Ze bleven voor mijn tent staan. Een van hen was nieuwsgierig en uitdagend. Ze droeg een strak hemd dat maar weinig verhulde van haar fraaie boobies, die blijkbaar gewend waren aan de koele Schotse zomer. (In mijn jonge ogen was zo'n outfit toen best wel gewaagd. Ik was nog niet zoveel gewend; in Amsterdam zag je toen nog heel wat vrouwen in een paarse tuinbroek lopen, maar ook steeds meer imitaties van Nina Hagen.)
Verwonderd, verlegen en gefascineerd moet ik haar aangekeken hebben. Ze probeerde me letterlijk en figuurlijk uit de tent te lokken met simpele vragen in haar moeilijk verstaanbare Engels met een mooi Schots accent.
"Where do you cycle on?"
Ik bleef haar zwijgend aankijken, maar daar nam ze geen genoegen mee. (Zo'n situatie waarin Jan Peter Balkenende zou zeggen: "Je kijkt zo lief").
"On roads, I suppose?", beantwoordde ze haar eigen vraag, terwijl ze me met een spottende blik aankeek.
Small talk met verleidelijke vrouwen, ik was daar niet erg handig in. Martin van Doornik zou dit vast anders hebben aangepakt; hij zou in ieder geval een foto van deze dames gemaakt hebben. Na een uitputtende pechdag was ik natuurlijk ook moe en wilde ik het liefst in mijn slaapzak kruipen. Toch bewijst het feit dat ik me deze jonge vrouw na 38 jaar nog goed kan herinneren, dat ze best wel indruk op me gemaakt moet hebben. Het had ook tragisch af kunnen lopen. Misschien ben ik die avond wel ontsnapt aan de dodelijke charmes van een baobhan sith oftewel bavanshee, een Keltische fee-vampier, die de vorm aanneemt van een beeldschone vrouw om mannen te verleiden en hun bloed te drinken...

wordt vervolgd
Ik had in het voorjaar van 1977 toen ik in Engeland werkte een Viscount Aerospace Pro gekocht (voor 126 pond, toen rond de 500 gulden): https://www.facebook.com/viscount.aerospacepro Dat was een voor die tijd heel moderne fiets, met een lugloos frame van tamelijk dunwandige buis, een aluminium vork, eigen merk naven met industrielagers etc. De hype was wat overdreven, maar het was een lichte vlotte fiets (ik heb hem nog steeds). Hij was echter niet echt geschikt als vakantiefiets, want eigenlijk echt te licht en dus te slap en nerveus. Maar als snelle fiets is hij nog steeds erg leuk. Omdat ik hem in Engeland kocht had de fietsenmaker er voor mij wel een flink lichter verzet op gemonteerd: 52/36 voor en 14-28 achter, met een Shimano Crane derailleur met lange poot. Dat heette toen een bergverzet. Verder was dit de beruchte fiets met alu vork waarvan een vroege serie nare ongelukken heeft gehad. Ik heb die vork dus vervangen, maar inmiddels weet ik dat mijn vork de betreffende ontwerpfout niet meer had. Eigenlijk is alles heel gebleven aan deze fiets, op het achterwiel na. Ik heb in de beginjaren heel wat gebroken spaken gehad, totdat ik er eindelijk een steviger wiel voor heb laten bouwen. Eind jaren negentig heb ik er nog een fietsvakantie met de kinderen mee gedaan, met heel veel bagage op een kar.
Dag 30, 9 augustus 1979

De volgende ochtend om 8 uur kon ik met dezelfde man weer meerijden naar Dumfries, de grootste stad van de streek. Daar liet ik mijn fiets repareren door een fietsenmaakster. (Jawel, het was en vrouw. Gek eigenlijk, dat dit zo zeldzaam is: een binnenkomende klant dacht zelfs even dat ik fietsenmaker was en zij een klant.)
In korte tijd was er een nieuwe derailleur opgezet en sindsdien heb ik daar geen gehannes meer mee gehad. Eigenlijk had ik de oude derailleur veel eerder in puin moeten rijden, dan had ik heel wat minder uurtjes van de vakantie aan mijn fiets zitten te rommelen. Een derailleur is trouwens niet eens zo duur in Schotland: voor 25 à 30 gulden heb je er al een, voor een paar nieuwe banden ben je meer kwijt.
Diezelfde dag snelde ik verder naar Greenhead in Noord Engeland, vlakbij de 'Roman Wall', een muur die door de Romeinen is aangelegd en waarvan nog flinke stukken overeind staan.


Ook deze derailleur heeft nog vijf jaar zonder problemen dienst gedaan. Bij de grote verbouwing in 1984 kreeg mijn fiets een pignon van 14 tot 32 tanden, waarvoor een derailleur met een langere arm nodig was.
Met een nieuwe derailleur, een nieuwe achteras, nieuwe kabels en een nog lang niet versleten ketting kon ik nu weer lekker doorfietsen, zolang banden en spaken het uithielden. Ik had nog zes dagen over om thuis te komen.

Afbeelding

wordt vervolgd
Dag 31, 10 augustus 1979

Afbeelding

Weer een dag later reed ik door het eenzame, uitgestrekte en door de zwaarbewolkte lucht ook sombere Penninisch Gebergte naar het zuiden tot het dorpje Ollerton, waar ik een braakliggend stukje land achter een paar huizen vond om de tent op te zetten. De boel stond net overeind, toen er uit een van de huizen een jongen tevoorschijn kwam die eens kwam kijken wat ik aan het uitspoken was. De landeigenaar (ik dacht eerst dat ik de tent op een ongebruikt stukje gemeentegrond gezet had) bleek ook in een van de huizen te wonen, en voor ik had kunnen bedenken wat me nu weer boven het hoofd zou hangen, stond deze voor mijn tent. Ik begon het een en ander uit te leggen en de man leek het allemaal wel interessant te vinden. Toen hij hoorde waar ik vandaan kwam, zei hij dat hij tien dagen terug ook in Nederland was geweest. Tot mijn verbazing kwam hij 's avonds thee brengen en de volgende ochtend weer thee met wat brood erbij. In dit soort situaties ga ik me echt wel wat verlegen voelen, omdat ik er toch vanuit ga dat het niet op prijs gesteld wordt dat je zomaar je tent op iemands terrein neerzet.

Ik zat nog in het proces van uitvinden waar je beter wel en niet kunt wildkamperen. In latere jaren werd ik wel eens bij mensen thuis uitgenodigd wanneer ik mijn tent op wilde zetten. Dan kon ik gelijk lekker douchen, maar moest ik natuurlijk ook gezellig zijn. Daar had ik na een dag fietsen niet altijd zin in, bij mensen die ik niet kende en die ik later toch nooit meer tegen zou komen. Dus zocht ik meestal een wildkampeerplekje op 'neutraal' terrein, liefst ongezien, zodat ik 's avonds in mijn tentje de maalstroom van mijn gedachten rustig weg kon laten ebben.

wordt vervolgd
Dat laatste begrijp ik wel, ik zoek meestal een plekje in het bos waar niemand me ziet en waar ik lekker mezelf kan zijn. Beetje eten maken, beetje dommelen en slapen.
Leuk verhaal hoor Opa ik volg je en snap het het helemaal.
Dag 32, 11 augustus 1979

De dag die nu aanbrak, bracht goed weer en ik vorderde dan ook een aardig eind zuidwaarts. 's Avonds kampeerde ik op een sportveld, waar die dag toevallig ook een cirkustent stond waarin gefeest werd, zodat ik pas vrij laat in slaap viel.

Afbeelding

Dag 33, 12 augustus 1979

De volgende dag stond weer in het teken van de pech: deze keer de banden. Een binnenband liep steeds leeg en een van de buitenbanden had een grote scheur in de zijkant gekregen, die ik met naald en draad heb dichtgenaaid. De andere buitenband was die met de bobbel, waar inmiddels een diep gat ontstaan was. Deze was op de plek waar het stukje oude buitenband onder zat, zo ruim geworden dat hij niet goed meer om de velg klemde, zodat het een heel karwei werd om hem er goed om te leggen. Ver kwam ik deze dag ook niet. In het stadje Wetherby kampeerde ik op een grasveld van een school.

Als er toen al tie-wraps hadden bestaan, had ik vast geprobeerd om de buitenband met de bobbel daarmee om de velg te sjorren. Sindsdien heb ik altijd een reserveband meegenomen en ook diverse malen nodig gehad. De slechtste banden ooit waren een paar Cordo Flevo's, die ik in 1996 binnen 500 km kaduuk reed (wel waren deze als beste koop uit een test van de Consumentenbond gekomen ;-))
In 1981 dacht ik slim te zijn door twee buitenbanden om één wiel te doen: eerst een binnenband, daarover een 28-622 band met de draad naar binnengevouwen en daaromheen nog een 32-622 band. Voordeel: geen losse reserveband achterop en een robuuste antileklaag tussen de binnenband en de buitenband. Met deze combi ben ik lekloos van Zeebrugge naar Zuid-Duitsland gereden, waar de binnenband luid sissend aan zijn einde kwam. Niet door iets scherps van buiten, maar door wrijving van de 'antileklaag' zelf: de binnenste buitenband had de binnenband simpelweg opgegeten. Ook de buitenste buitenband was al flink vervormd. Het wiel met de twee voorbanden zal vast niet lekker gerold hebben, maar dat had ik toen nog niet zo in de gaten. Vergeleken met mijn stadsbarrel was mijn Gazelle immers een snelle fiets.

Dag 34, 13 augustus 1979

Ik werd gewekt door iemand van de plansoenendienst met de lakonieke mededeling: "Ten pas six, time for breaking up!"
Een uur later had ik mijn boeltje weer ingepakt en reed ik met vrij zonnig maar broeierig weer een lange etappe door het grauwe industriegebied van de Midlands, met wonder boven wonder maar één keer een lekke band. Die avond werd de laatste keer van deze tocht dat ik in Engeland zou overnachten. In de stromende regen zette ik in de luwte van een paar bomen op een niet onder water gelopen stukje van een militair oefenterrein de tent op. Binnen maakte ik het behaaglijk warm door pannekoeken te bakken.


Dag 35, 14 augustus 1979

's Ochtends klaarde het weer op en legde ik met straffe tegenwind de laatste fietskilometers af naar Newark on Trent, waarvandaan ik per trein verder ging naar Harwich. Na een korte nacht op de boot kwam al gauw Hoek van Holland in zicht, waar ik de trein naar Amsterdam nam. Tegen elf uur was ik in Diemen. Toen ik eindelijk weer eens onder de douche stond, kon ik me er alleen nog over verwonderen dat het nog geen zes weken terug was, dat ik hier voor het laatst stond.

En hier eindigt de monstertocht die ik in 1979 maakte. De afgelopen weken heb ik met veel plezier het vergeelde schrift met het reisverslag herlezen, uitgetypt en van commentaar voorzien voor dit forum. Toen ik het schreef, had ik niet kunnen vermoeden dat ik er ooit nog geïnteresseerde lezers voor zou vinden. Ik wil iedereen bedanken voor het meelezen en reageren!

Mijn Gazelle Tour de France heeft hierna nog elf jaar dienst gedaan. In 1981 tijdens de Great British Bike Ride (zie hier het verslag van een tochtgenoot, die denkt dat het in 1982 was), georganiseerd door de Britse tak van Friends of the Earth. In 1982 weer zoiets met een grote groep Britten, maar dan van Zeebrugge naar Wenen, georganiseerd door European Nuclear Disarmament. Aan het eind van die tocht was ik zo stapelgek geworden op Ann, een avontuurlijke vrouw uit Leeds, dat ik met haar nog een paar weken doorfietste met de Biking Vikings, een wat kleinere groep die vanuit Oslo via Wenen naar Boekarest reed. Daarna fietste ik nog een week met Ann en een tochtgenoot uit Brighton een stuk terug van Boekarest naar Belgrado, waar we op de trein zijn gestapt. Bij elkaar 3000 km in 6 weken.
Van deze groepsreizen heb ik geen dagboek bijgehouden (er gebeurde teveel en ik miste de rust om te schrijven, ook toen ik weer thuis was). Een jaar later ben ik weer naar Engeland gefietst. (Ik werd toen verteerd door heimwee naar de zomer daarvoor. Ann heb ik daar ook nog even gezien. Zij bracht die zomer door in een vrouwenvredeskamp bij de luchtmachtbasis van Greenham Common, waar ze ontdekte dat ze meer op vrouwen viel dan op mannen.)
In 1984 kreeg mijn Gazelle nieuwe onderdelen. In april fietste ik toen heen en terug naar het Lake District en in de zomer reed ik naar Gdansk, waarvan al enkele jaren een mooi reisverslag op mijn website staat.

In 1985 verkeerde ik in wat je een existentiële crisis kunt noemen en reisde ik zonder fiets naar India. Een jaar later kwam het weer goed. Ik fietste toen naar het Ierse Cashel, waar ik enkele weken vrijwilligerwerk ging doen. In 1987 deed ik ook zoiets, maar dan in het Slowaakse Tatragebergte, goed voor 2750 fietskilometers.
In 1988 studeerde ik, na soms jarenlange onderbrekingen, zowaar af. Na vier maanden werken in een koelhuis kon ik opwarmen in Afrika. Begin december vloog ik naar Harare. Daar sprong ik weer op mijn Gazelle en drie weken later was ik in Lesotho, waar ik enkele weken meehielp bij het bouwen van een dak op een dorpsschooltje. Niet dat ik daar veel verstand van had, maar ik was er welkom en had er een geweldige tijd met de lokale bevolking en drie leuke meiden uit Duitsland, België en Frankrijk. Ook heb ik daar nog 3000 km gefietst, veel dia's geschoten en een dagboek bijgehouden. Maar dat is iets voor een andere keer.
In 1990 was het na 50.000 km hoog tijd voor een nieuw frame. Ik vraag me wel eens af hoe lang Frank van Rijn over zijn Gazelles deed...