Ik ken mensen voor wie kamperen beelden oproept van een apocalyptische distopie. Waarom zou je een comfortabel springbox matras en een wc met verwarmde bril opgeven voor een luchtbed en een buurman met een toiletrol in zijn oksel. Gelukkig hoef ik hen niet te overtuigen van de intrinsieke waarde ervan. Kamperen – ik bedoel natuurlijk kamperen in het wild - is een existentiële wake-up call, dat we als mens een onderdeel zijn van de natuur en haar niet naar onze hand kunnen zetten. In die kleine ruimte, gescheiden van de rest van de wereld door flinterdun tentdoek, beoefenen we lessen in nederigheid.
Die lessen worden vannacht wreed verstoord door een repeterend sonoor geluid dat dwars door mijn oordopjes heen klinkt alsof er een roedel Canadese ganzen naast mijn tent is neergestreken om te fourageren. Met een slaperig hoofd verwijder ik één Oropax plug. Waarom hou ik van kamperen en is een camping af en toe een noodzakelijk kwaad? Vanwege die snurkende buurman, dus. O.k., het is het Paasweekeinde, waarin de meeste campings open gaan, maar deze drukte had ik niet verwacht. Misschien een apart veldje voor notoire Goose Honkers? Dit is snurken van de buitencategorie en klinkt als de laatste lokroep van een bronstig Wapiti hert een week vóór de castratie.
Wanneer ik even later opsta is alles nog in diepe rust. Ik zet de allesbrander nog wat dichter bij de tent van de buurman en luister met een sardonisch genoegen hoe het luide gepruttel van de vlam door de ochtendnevel wordt versterkt.
Die lessen worden vannacht wreed verstoord door een repeterend sonoor geluid dat dwars door mijn oordopjes heen klinkt alsof er een roedel Canadese ganzen naast mijn tent is neergestreken om te fourageren. Met een slaperig hoofd verwijder ik één Oropax plug. Waarom hou ik van kamperen en is een camping af en toe een noodzakelijk kwaad? Vanwege die snurkende buurman, dus. O.k., het is het Paasweekeinde, waarin de meeste campings open gaan, maar deze drukte had ik niet verwacht. Misschien een apart veldje voor notoire Goose Honkers? Dit is snurken van de buitencategorie en klinkt als de laatste lokroep van een bronstig Wapiti hert een week vóór de castratie.
Wanneer ik even later opsta is alles nog in diepe rust. Ik zet de allesbrander nog wat dichter bij de tent van de buurman en luister met een sardonisch genoegen hoe het luide gepruttel van de vlam door de ochtendnevel wordt versterkt.