Als er één woord is dat ik graag als eerste had gebruikt dan is het wel Fernweh. Het drukt een haast melancholische gemoedstoestand uit, een niet te onderdrukken verlangen naar nieuwe bestemmingen, naar het gewoon op pad gaan en wel zien, naar het doorbreken van de dagelijkse sleur en routine, reizen om te ontsnappen aan de betrekkelijk narrartieve armoede van alledag. Fernweh is eigenlijk heimwee naar een plaats waar je nog nooit bent geweest.
Helaas kende de bevoorrechte adel in de 19e eeuw dat gevoel ook al, en graaf Pückler-Muskau was mij voor: hij gebruikte het woord in zijn reisberichten vanaf 1835.
Eenmaal op pad – met fiets en tent – lijken kleine ongemakken van thuis op scheten in een badkuip: ze borrelen naar de oppervlakte, veroorzaken wat rimpelingen, stinken even, en verdwijnen dan weer. Lange afstanden fietsen is meditatie, een kans om je hoofd te legen van de alledaagse beslommeringen en met een open en onbevangen gemoed de wereld tegemoet te rijden (Einstein zei: “I thought of that while riding my bike”). Fietsen is bovenal eenvoud; gewoon blijven pedaleren en ademhalen.
En omdat we doodgaan zonder routines, bouwen we ook snel weer nieuwe op: fietsen, eten, slapen, eten, fietsen, eten, slapen, onderbroken door onverwachte malheur, materiaalpech, ziekte, verdwalingen, en een hele dag windkracht 6 op kop. Pas als reizen voelt als thuis wordt het tijd om huiswaarts te keren!
Het post-covidium laat nog even op zich wachten en dus is mijn Fernweh beperkt, maar binnen de perken zijn de mogelijkheden even onbeperkt als daarbuiten (Jules Deelder). Nederland is net zo groot als je het wil maken. Iedere dag, iedere kilometer is nieuw. Een reis bestaat niet uit het zoeken naar nieuwe landschappen, maar uit het kijken met nieuwe ogen. Dus stapte ik vanochtend op mijn fiets voor de Zuiderzeeroute. Met een nieuwe bril.
Wordt vervolgd.
Helaas kende de bevoorrechte adel in de 19e eeuw dat gevoel ook al, en graaf Pückler-Muskau was mij voor: hij gebruikte het woord in zijn reisberichten vanaf 1835.
Eenmaal op pad – met fiets en tent – lijken kleine ongemakken van thuis op scheten in een badkuip: ze borrelen naar de oppervlakte, veroorzaken wat rimpelingen, stinken even, en verdwijnen dan weer. Lange afstanden fietsen is meditatie, een kans om je hoofd te legen van de alledaagse beslommeringen en met een open en onbevangen gemoed de wereld tegemoet te rijden (Einstein zei: “I thought of that while riding my bike”). Fietsen is bovenal eenvoud; gewoon blijven pedaleren en ademhalen.
En omdat we doodgaan zonder routines, bouwen we ook snel weer nieuwe op: fietsen, eten, slapen, eten, fietsen, eten, slapen, onderbroken door onverwachte malheur, materiaalpech, ziekte, verdwalingen, en een hele dag windkracht 6 op kop. Pas als reizen voelt als thuis wordt het tijd om huiswaarts te keren!
Het post-covidium laat nog even op zich wachten en dus is mijn Fernweh beperkt, maar binnen de perken zijn de mogelijkheden even onbeperkt als daarbuiten (Jules Deelder). Nederland is net zo groot als je het wil maken. Iedere dag, iedere kilometer is nieuw. Een reis bestaat niet uit het zoeken naar nieuwe landschappen, maar uit het kijken met nieuwe ogen. Dus stapte ik vanochtend op mijn fiets voor de Zuiderzeeroute. Met een nieuwe bril.
Wordt vervolgd.