Veen in brand > Ik lekke band
Geplaatst: za 01 jan, 2022 17:28
Vanmorgen ging ik vol goede moed mijn eerste goede voornemen van 2022 in de praktijk brengen: een lekker stukje fietsen op alweer de derde lentedag van het seizoen. Ik vind het prettig om daarbij een doel te hebben: bij iemand op bezoek gaan of, zoals vandaag, iets bekijken waar ik nog niet eerder ben geweest, zoals het centrum van Veen. Veen ligt aan de dijk in het Land van Altena (https://nl.wikipedia.org/wiki/Veen_(Altena)), voorheen onderdeel van de Hollandsche Waard en sinds 1815 opgenomen in de provincie Noord-Brabant. In de drie aan elkaar vergroeide kerkdorpen Veen, Spijk en Aalburg biedt men de christelijke gelovige veel keus (Nederlands-Hervormd, Hersteld-Hervormd, Gereformeerd, Vrij Oud-Gereformeerd, Evangelisch). Veen is berucht omdat er jaarlijks in december vele sloopauto’s in brand worden gestoken (https://www.trouw.nl/nieuws/niet-optred ... ~b4871c2b/). Dat is al sinds de jaren ’80 een traditie. De aanstichters zijn niet gediend van agenten en andere pottenkijkers (https://www.ad.nl/binnenland/zwijgen-is ... ~a393c31c/). Ook afgelopen week was Veen weer in het nieuws. Daarom besloot ik op Nieuwjaarsdag eens een kijkje te gaan nemen.
Na een aanloop via gemoedelijke dorpjes bezuiden de Maas, ging ik de Heusdense Brug over en sloeg ik voor de Kromme Nol linksaf, de Maasdijk op. Met de wind in de rug fietste ik op mijn net opgepompte Supremes 30 kilometer per uur naar Aalburg. Ik telde in dit Kerkdorp maar liefst vijf kerkgebouwen. De mensen waren vriendelijk en groetten de voor hen onbekende fietser. (Ook bij ons in de wijk in Den Bosch wordt nog veel gegroet, en dat lijkt me een teken van beschaving.) Ik fietste vervolgens via de Witboomstraat Veen in. De adrenaline liep inmiddels op: waar was het slagveld, en zouden grote groepen relschoppers pottenkijkers zoals ik wegjagen met zwaar vuurwerk? Nou, dat viel dus tegen. Er was geen aso te bekennen. Wel zag ik wat oudere mensen, en in het bijzonder een groepje op de kruising met de Van der Loostraat. Aha, daar was het slagveld, of wat ervan over was. Op de zwartgeblakerde straat stond nog het schuim van het blussen. Sensatiebelust als ik ben maakte ik een foto.
Toen maakte ik een fout. Ik fietste naar het groepje toe zonder acht te slaan op het vele glas op straat. Ik vroeg hen waar degenen waren die de boel in de fik hadden gestoken, want “immers: ’s avonds een vent, ’s morgens een vent”. Ze keken me meewarig aan en zeiden dat die nooit komen helpen. En inderdaad: ik zag ouden van dagen en kleine kinderen troep van de straat en stoep vegen. Ongelooflijk. Ik merkte dat ik niet zoveel aansluiting met de groep had. Dat kon ik mij wel voorstellen, want ik kwam daar als ramptoerist, terwijl zij elk jaar in december voor hun huizen geterroriseerd worden en niets lijkt te helpen. Ik verwachtte boosheid, maar ik zag gelatenheid. Misschien is coping de best haalbare strategie om er mee om te gaan. De man met wie ik sprak zei “Gelukkig zijn er geen gewonden gevallen”, en zo kun je er natuurlijk ook naar kijken. Terwijl ik het gesprekje voerde, zei de vriendelijke man “Ik geloof dat je een lekke band hebt”. En ja hoor, de band was al helemaal plat. Een lekke band heb ik pas een keer eerder gehad met mijn vakantiefiets uit 2006, en dat was in 2011, toen ik een dom stootlek had. Ik wenste de mensen een fijn weekend en vervolgde mijn weg.
Ik liep met de fiets aan de hand de straat uit, zette ‘m tegen het muurtje van de kerk van de Hervormde Gemeente, en ging de binnenband wisselen. Er zat en groot stuk glas in de buitenband, maar de antileklaag had vrij goed gewerkt, want in de binnenband zat maar een klein gaatje. En het stuk glas dat ik in de voorband aantrof was gelukkig niet tot de binnenband doorgedrongen. Terwijl ik bezig was kwam een oudere man op de parkeerplaats van de kerk langs om glas en ander afval op te ruimen. Hij vertelde dat er dit jaar “veel vreemden” waren geweest. Ik vroeg: vreemden uit de hele regio? Nee zei hij, met vreemden bedoelde hij mensen uit de omringende dorpen. Hij vond zelf het meest vervelende dat men zoveel bierflesjes op de grond had gesmeten. Hij vertelde ook nog dat ze in het dorp van alles hadden geprobeerd om hen weg te houden uit de straat. Ze hadden voorheen zelfs een grasveld geprepareerd met veel zand, maar dat bleek tevergeefs. Auto’s in de fik steken en met bierflessen gooien hoort op de straat en stoep bij de mensen thuis. Dat is traditie.
Thuisgekomen heb ik de binnenband geplakt. Anders dan de fietsreparatietraditie voorschrijft, bleek er nog vloeibare solutie in de tube te zitten, en dat terwijl ik die al meer dan een jaar gelden had geopend. Een godswonder. Minder blij keek ik terug op de situatie in Veen. Ik blijf met vragen zitten. Waarom doen de jongeren dit midden in hun eigen dorp? Hoe kan deze traditie van generatie op generatie overgaan? En is er een verband tussen zulke ongeregeldheden en het ervaren sociale klimaat in kerkdorpen? Wat die laatste vraag betreft mag ik natuurlijk niet gaan generaliseren. Maar ja, ik las vanmorgen ook over oudejaarsagressie in Moordrecht en Genemuiden, en we kennen de verhalen over Urk. Daar kan je dan weer tegenin brengen dat de coronarellen naast op Urk ook o.a. in Den Bosch, Rotterdam en Limburgse gemeenten plaatsvonden. Hoe het ook zij, ik wil proberen te begrijpen hoe zo'n social systeem werkt.
Tot slot wil ik mijn complimenten geven aan de bewoners die op Nieuwjaarsdag een vreemde fietser vriendelijk groeten, terwijl ze zojuist de jaarlijkse hel hebben moeten doorstaan.
Reacties op mijn vragen zijn welkom. Een anekdote over een lekke band mag natuurlijk ook.
Na een aanloop via gemoedelijke dorpjes bezuiden de Maas, ging ik de Heusdense Brug over en sloeg ik voor de Kromme Nol linksaf, de Maasdijk op. Met de wind in de rug fietste ik op mijn net opgepompte Supremes 30 kilometer per uur naar Aalburg. Ik telde in dit Kerkdorp maar liefst vijf kerkgebouwen. De mensen waren vriendelijk en groetten de voor hen onbekende fietser. (Ook bij ons in de wijk in Den Bosch wordt nog veel gegroet, en dat lijkt me een teken van beschaving.) Ik fietste vervolgens via de Witboomstraat Veen in. De adrenaline liep inmiddels op: waar was het slagveld, en zouden grote groepen relschoppers pottenkijkers zoals ik wegjagen met zwaar vuurwerk? Nou, dat viel dus tegen. Er was geen aso te bekennen. Wel zag ik wat oudere mensen, en in het bijzonder een groepje op de kruising met de Van der Loostraat. Aha, daar was het slagveld, of wat ervan over was. Op de zwartgeblakerde straat stond nog het schuim van het blussen. Sensatiebelust als ik ben maakte ik een foto.
Toen maakte ik een fout. Ik fietste naar het groepje toe zonder acht te slaan op het vele glas op straat. Ik vroeg hen waar degenen waren die de boel in de fik hadden gestoken, want “immers: ’s avonds een vent, ’s morgens een vent”. Ze keken me meewarig aan en zeiden dat die nooit komen helpen. En inderdaad: ik zag ouden van dagen en kleine kinderen troep van de straat en stoep vegen. Ongelooflijk. Ik merkte dat ik niet zoveel aansluiting met de groep had. Dat kon ik mij wel voorstellen, want ik kwam daar als ramptoerist, terwijl zij elk jaar in december voor hun huizen geterroriseerd worden en niets lijkt te helpen. Ik verwachtte boosheid, maar ik zag gelatenheid. Misschien is coping de best haalbare strategie om er mee om te gaan. De man met wie ik sprak zei “Gelukkig zijn er geen gewonden gevallen”, en zo kun je er natuurlijk ook naar kijken. Terwijl ik het gesprekje voerde, zei de vriendelijke man “Ik geloof dat je een lekke band hebt”. En ja hoor, de band was al helemaal plat. Een lekke band heb ik pas een keer eerder gehad met mijn vakantiefiets uit 2006, en dat was in 2011, toen ik een dom stootlek had. Ik wenste de mensen een fijn weekend en vervolgde mijn weg.
Ik liep met de fiets aan de hand de straat uit, zette ‘m tegen het muurtje van de kerk van de Hervormde Gemeente, en ging de binnenband wisselen. Er zat en groot stuk glas in de buitenband, maar de antileklaag had vrij goed gewerkt, want in de binnenband zat maar een klein gaatje. En het stuk glas dat ik in de voorband aantrof was gelukkig niet tot de binnenband doorgedrongen. Terwijl ik bezig was kwam een oudere man op de parkeerplaats van de kerk langs om glas en ander afval op te ruimen. Hij vertelde dat er dit jaar “veel vreemden” waren geweest. Ik vroeg: vreemden uit de hele regio? Nee zei hij, met vreemden bedoelde hij mensen uit de omringende dorpen. Hij vond zelf het meest vervelende dat men zoveel bierflesjes op de grond had gesmeten. Hij vertelde ook nog dat ze in het dorp van alles hadden geprobeerd om hen weg te houden uit de straat. Ze hadden voorheen zelfs een grasveld geprepareerd met veel zand, maar dat bleek tevergeefs. Auto’s in de fik steken en met bierflessen gooien hoort op de straat en stoep bij de mensen thuis. Dat is traditie.
Thuisgekomen heb ik de binnenband geplakt. Anders dan de fietsreparatietraditie voorschrijft, bleek er nog vloeibare solutie in de tube te zitten, en dat terwijl ik die al meer dan een jaar gelden had geopend. Een godswonder. Minder blij keek ik terug op de situatie in Veen. Ik blijf met vragen zitten. Waarom doen de jongeren dit midden in hun eigen dorp? Hoe kan deze traditie van generatie op generatie overgaan? En is er een verband tussen zulke ongeregeldheden en het ervaren sociale klimaat in kerkdorpen? Wat die laatste vraag betreft mag ik natuurlijk niet gaan generaliseren. Maar ja, ik las vanmorgen ook over oudejaarsagressie in Moordrecht en Genemuiden, en we kennen de verhalen over Urk. Daar kan je dan weer tegenin brengen dat de coronarellen naast op Urk ook o.a. in Den Bosch, Rotterdam en Limburgse gemeenten plaatsvonden. Hoe het ook zij, ik wil proberen te begrijpen hoe zo'n social systeem werkt.
Tot slot wil ik mijn complimenten geven aan de bewoners die op Nieuwjaarsdag een vreemde fietser vriendelijk groeten, terwijl ze zojuist de jaarlijkse hel hebben moeten doorstaan.
Reacties op mijn vragen zijn welkom. Een anekdote over een lekke band mag natuurlijk ook.