Ik denk dat Audrey gelijk heeft.
Uiteraard zullen er talloze factoren meespelen in de uiteindelijke overleving. Stel dat de psychologische weerbaarheid van onze proefkonijnen gelijk is en dat er geen kannibalisme optreedt, en dat ze allemaal dezelfde kleren dragen, dan kunnen we ons gewoon op de fysiologie storten.
[doceermodus] Mensen zijn endotherme dieren; ze onderhouden een constante lichaamstemperatuur van ongeveer 37°C. In een koud gebied zitten mensen (een soort tropische naakte aap die enkel bij gratie van klederdracht weet te overleven in koudere gebieden) vér buiten hun thermoneutrale zone. Dit wil zeggen dat hun metabolisme sterk moet opgereguleerd worden om de noodzakelijke 37°C te handhaven (als de kedij niet voldoende isoleert). Om dat te doen is er brandstof nodig en gezien die niet uitwendig voorhanden is moet de interne reserve worden aangesproken. Als de interne brandstof op is gaat de kaars uit. Bij wie eerst?
Daarvoor moeten we op zijn minst met twee zaken rekening houden:
1) het basaal metabolisme van het proefkonijn (de snelheid waarmee de kaars brandt, de dikte van de wiek zeg maar)
2) de snelheid waarmee warmte verloren gaat.
Wat betreft punt 1 zullen de mannen in het nadeel zijn, die hebben meestal een grotere absolute massa aan mager vlees (lean mass) dat veel meer energie verbruikt dan vetweefsel. De kaars van de mannen brandt sneller. De dikke man heeft dankzij zijn hoger absoluut vetgehalte wel een langere kaars (mijn metafoor begint hier wel eigenaardige vormen aan te nemen).
Volgens punt 2 is ook de snelheid van het warmteverlies cruciaal. Dat zal niet zoveel verschillen indien alle proefkonijnen dezelfde kleren dragen en indien ze hetzelfde gedrag vertonen (foetushouding zou niet slecht zijn in ultieme overlevingssituaties). Als je de puntjes op de i wil zetten moet je ook nog rekening houden met het feit dat warmte verloren gaat aan oppervlak terwijl het geproduceerd wordt in weefselvolume. De oppervlakte/volume verhouding van grote individuen is klein (ze hebben veel volume en een relatief klein oppervlak; ze maken dus veel warmte en verliezen er relatief weinig). Hier zijn de mannen mogelijk in het voordeel (vooral de ronde; hoe bolvormiger hoe meer volume per oppervlak). Deze parameter zal echter te weinig verschillen tussen mannen en vrouwen om relevant te zijn. In de natuur is hij wel relevant (daarom zie je in de poolgebieden en in mariene biotopen, waar er veel warmtverlies kan optreden, bijna geen kleine endothermen - voornamelijk grote walvissen, zeeleeuwen, ijsberen, grote pinguins....een zeer goed geïsoleerde lemming, sneeuwkip en poolvos niet te na gesproken).[/doceermodus]
Om een lang verhaal kort te maken: de volslanke schoonheid wint!
Cheers,
Aniphys (Animal Physiology)
