Mijn eerste bericht op dit forum postte ik ruim vijf jaar geleden. Sindsdien is het me niet gelukt een passend onderschrift te bedenken bij de enkele berichten die ik heb geplaatst.
Ondertussen is er wel een boek van mijn hand verschenen. Een impressie van vijf fietsvakanties door de ogen van een Tukker. En wat me tijdens die tochten heeft beziggehouden. In dit korte filmpje introduceren mijn twee jongste kinderen het boek.
De tijd zal leren of het boek interessant is voor anderen. Maar zelfs als niemand erin is geïnteresseerd, bereik ik er toch nog iets mee. Na al die jaren beschik ik ook over een onderschrift.
Wil je een vijftal tochten met mee meereizen? Kijk dan voor meer informatie over het E-boek (of het gedrukte boek) op: https://www.boekenbestellen.nl/ePUB/all ... emel/52706. Of lift alvast een stukje mee door het eerste fragment van het boek te lezen.
Vloeibare chocoladepasta
Daar zit ik dan. In het Franse stadje Signy-l’Abbaye. Puffend op een bank naast het gebouw van La Poste. Met frisse tegenzin. Ik ben hier om te fietsen, niet om stil te zitten. Evenmin heb ik tijd voor een pauze, maar deze moet. Even bijkomen van alle inspanningen van vanochtend.
Naast me staan twee telefooncellen. Zo’n cel van waaruit mama vroeger naar haar zusje belde. Die mijn buurman dagelijks controleerde op vergeten dubbeltjes en kwartjes.
Bij ons verdween de telefooncel al jaren geleden uit de straat. Hier staan ze nog steeds en leveren overduidelijk het bewijs: in dit stadje staat de tijd stil. Gelukkig maar. Zo verlies ik met mijn noodzakelijke pauze geen kostbare tijd.
Toch zit ik niet echt lekker. Een penetrante geur dringt mijn neusgaten binnen. Onmiskenbaar de stank van sigarettenrook. Ik kijk op om te ontdekken wat de bron is.
“Il fait chaud aujourd’hui!”
Een grijsharige man van pensioengerechtigde leeftijd spreekt me aan. Dat kan ik gerust zeggen. In dit land gaan mensen makkelijk vijf jaar eerder met pensioen dan bij ons.
“Mes excuses, je ne parle pas français”, zeg ik terwijl ik de man wat beter in me opneem. Het pensioen lijkt de man weinig goeds te doen. Hij gaat onverzorgd gekleed, zijn haar staat alle kanten op, de blouse hangt half uit zijn broek.
Aan de andere kant, hij verpietert niet achter de geraniums. Dat pleit voor hem. Hij gaat naar buiten, knoopt een gesprekje aan. Hopelijk niet uitsluitend met niet-Franssprekende buitenlanders. Kon iedereen maar zo van z’n oude dag genieten…
“You… to where?”
Hoe maak ik deze man op een nette manier duidelijk dat hij weg moet gaan? Zijn dampende sigarettenrook ben ik liever kwijt dan rijk. In mijn jeugd zat ik al vaak genoeg bij mijn rokende ouders in de auto. Hoe heb ik dat ooit volgehouden? Hier in de buitenlucht stoor ik me er al aan.
“For one week, along the Belgian coast, through Northern France and Germany, back to the Netherlands”, vat ik mijn tocht samen.
“Are you sure?”
Nee, ik ben er niet zeker van. De bergen van de Franse Ardennen slopen me. Over een paar uur ben ik halverwege de beschikbare tijd voor deze zevendaagse tocht. Het is sterk de vraag of ik dan de helft van de afstand erop heb zitten. De zwaarste heuvels komen nog. Dat ga ik deze man allemaal niet aan zijn neus hangen. Veel te ingewikkeld. Communicatie met handen, voeten en een enkel verdwaald Frans of Engels woord.
Gisteren kwam ik rondom de Noord-Franse stad Avesnes-sur-Helpe door een pittoresk landschap. Lichtglooiende hellingen bedekt met onregelmatige landbouwpercelen. Netjes van elkaar gescheiden door houtwallen en stenen muurtjes. Prikkeldraad komt niet voor in het woordenboek van de bewoners uit die streek. Ik had geen idee dat ik zo’n landschap in Noord-Frankrijk tegen zou komen. In het coulisselandschap bekroop me het gevoel dat ik in Engeland rondfietste.
Dat romantische is er ondertussen wel vanaf. De lieflijke glooiingen van gisteren hebben plaatsgemaakt voor serieuze bergen. Flinke hellingen, de hele dag door. Morgen klim ik nog hoger om vervolgens in de Eifel het dak van deze rondrit te bereiken. Volgens planning, dan.
Ik ben op deze vierde dag om half acht vanochtend weggefietst vanaf de camping in Neuville aux Joutes. Net onder de Belgisch-Franse grens. Halverwege de ochtend ben ik nog geen veertig kilometer verder. Het valt me zwaar tegen. Niet alleen de steile bergen, vooral mezelf. Ik had me sterker ingeschat. Beter getraind.
Bij de bakker in Signy-l’Abbaye koop ik ovenvers brood. De warmte straalt er nog van af. Dat waardeer ik meer dan de warmte die de zon al afgeeft. Ik open mijn laatste potje broodbeleg. De chocoladepasta klotst tegen de rand. Door de oplopende temperatuur verruilt de substantie z’n vaste vorm voor een fluïde. De vloeibare pasta laat ik in mijn verse stokbrood lopen. Verrukkelijk. Met een slok halflauw water.
Mijn ‘gesprekspartner’ is inmiddels vertrokken. Met in z’n kielzog zijn sigaret. Nu ik alleen ben, voer ik maar een gesprek met mezelf.
“La vie en France, c’est très bon.”
Ondertussen is er wel een boek van mijn hand verschenen. Een impressie van vijf fietsvakanties door de ogen van een Tukker. En wat me tijdens die tochten heeft beziggehouden. In dit korte filmpje introduceren mijn twee jongste kinderen het boek.
De tijd zal leren of het boek interessant is voor anderen. Maar zelfs als niemand erin is geïnteresseerd, bereik ik er toch nog iets mee. Na al die jaren beschik ik ook over een onderschrift.
Wil je een vijftal tochten met mee meereizen? Kijk dan voor meer informatie over het E-boek (of het gedrukte boek) op: https://www.boekenbestellen.nl/ePUB/all ... emel/52706. Of lift alvast een stukje mee door het eerste fragment van het boek te lezen.
Vloeibare chocoladepasta
Daar zit ik dan. In het Franse stadje Signy-l’Abbaye. Puffend op een bank naast het gebouw van La Poste. Met frisse tegenzin. Ik ben hier om te fietsen, niet om stil te zitten. Evenmin heb ik tijd voor een pauze, maar deze moet. Even bijkomen van alle inspanningen van vanochtend.
Naast me staan twee telefooncellen. Zo’n cel van waaruit mama vroeger naar haar zusje belde. Die mijn buurman dagelijks controleerde op vergeten dubbeltjes en kwartjes.
Bij ons verdween de telefooncel al jaren geleden uit de straat. Hier staan ze nog steeds en leveren overduidelijk het bewijs: in dit stadje staat de tijd stil. Gelukkig maar. Zo verlies ik met mijn noodzakelijke pauze geen kostbare tijd.
Toch zit ik niet echt lekker. Een penetrante geur dringt mijn neusgaten binnen. Onmiskenbaar de stank van sigarettenrook. Ik kijk op om te ontdekken wat de bron is.
“Il fait chaud aujourd’hui!”
Een grijsharige man van pensioengerechtigde leeftijd spreekt me aan. Dat kan ik gerust zeggen. In dit land gaan mensen makkelijk vijf jaar eerder met pensioen dan bij ons.
“Mes excuses, je ne parle pas français”, zeg ik terwijl ik de man wat beter in me opneem. Het pensioen lijkt de man weinig goeds te doen. Hij gaat onverzorgd gekleed, zijn haar staat alle kanten op, de blouse hangt half uit zijn broek.
Aan de andere kant, hij verpietert niet achter de geraniums. Dat pleit voor hem. Hij gaat naar buiten, knoopt een gesprekje aan. Hopelijk niet uitsluitend met niet-Franssprekende buitenlanders. Kon iedereen maar zo van z’n oude dag genieten…
“You… to where?”
Hoe maak ik deze man op een nette manier duidelijk dat hij weg moet gaan? Zijn dampende sigarettenrook ben ik liever kwijt dan rijk. In mijn jeugd zat ik al vaak genoeg bij mijn rokende ouders in de auto. Hoe heb ik dat ooit volgehouden? Hier in de buitenlucht stoor ik me er al aan.
“For one week, along the Belgian coast, through Northern France and Germany, back to the Netherlands”, vat ik mijn tocht samen.
“Are you sure?”
Nee, ik ben er niet zeker van. De bergen van de Franse Ardennen slopen me. Over een paar uur ben ik halverwege de beschikbare tijd voor deze zevendaagse tocht. Het is sterk de vraag of ik dan de helft van de afstand erop heb zitten. De zwaarste heuvels komen nog. Dat ga ik deze man allemaal niet aan zijn neus hangen. Veel te ingewikkeld. Communicatie met handen, voeten en een enkel verdwaald Frans of Engels woord.
Gisteren kwam ik rondom de Noord-Franse stad Avesnes-sur-Helpe door een pittoresk landschap. Lichtglooiende hellingen bedekt met onregelmatige landbouwpercelen. Netjes van elkaar gescheiden door houtwallen en stenen muurtjes. Prikkeldraad komt niet voor in het woordenboek van de bewoners uit die streek. Ik had geen idee dat ik zo’n landschap in Noord-Frankrijk tegen zou komen. In het coulisselandschap bekroop me het gevoel dat ik in Engeland rondfietste.
Dat romantische is er ondertussen wel vanaf. De lieflijke glooiingen van gisteren hebben plaatsgemaakt voor serieuze bergen. Flinke hellingen, de hele dag door. Morgen klim ik nog hoger om vervolgens in de Eifel het dak van deze rondrit te bereiken. Volgens planning, dan.
Ik ben op deze vierde dag om half acht vanochtend weggefietst vanaf de camping in Neuville aux Joutes. Net onder de Belgisch-Franse grens. Halverwege de ochtend ben ik nog geen veertig kilometer verder. Het valt me zwaar tegen. Niet alleen de steile bergen, vooral mezelf. Ik had me sterker ingeschat. Beter getraind.
Bij de bakker in Signy-l’Abbaye koop ik ovenvers brood. De warmte straalt er nog van af. Dat waardeer ik meer dan de warmte die de zon al afgeeft. Ik open mijn laatste potje broodbeleg. De chocoladepasta klotst tegen de rand. Door de oplopende temperatuur verruilt de substantie z’n vaste vorm voor een fluïde. De vloeibare pasta laat ik in mijn verse stokbrood lopen. Verrukkelijk. Met een slok halflauw water.
Mijn ‘gesprekspartner’ is inmiddels vertrokken. Met in z’n kielzog zijn sigaret. Nu ik alleen ben, voer ik maar een gesprek met mezelf.
“La vie en France, c’est très bon.”