HANOI – SAIGON 1998
Verslag van Jaap Jansze en Alie van Loon
In november fietsten wij een maand in Vietnam. Het enige dat we hadden geregeld was het vliegticket, voor de rest zouden we wel zien. We hadden ervoor gekozen om van Noord naar Zuid te fietsen omdat vanaf oktober tot maart de wind uit het noordwesten komt dus zouden we de wind mee hebben.
Hanoi is een fantastische stad, je waant je er in de 60 en 70er jaren! Niet alleen om wat je er ziet maar ook vanwege de muziek in de kleine cafeetjes: CCR, de Rolling Stones, The Byrds, The Beatles enz. Als je in deze stad fietst kom je ogen te kort en val je van de ene verbazing in de andere. Fietsers zijn ze wel gewend, iedereen heeft een fiets of een brommer. Rijen dik persen ze zich door de smalle straatjes, het getoeter en geronk van de brommer is oorverdovend. “Gewoon” met de stroom meegaan want anders kom je nergens. Verkeersregels zijn er niet, het liefst rijdt men ook nog de tegengestelde richting op. Op rotondes en kruispunten is het helemaal een wirwar van mensen en je bent én blijft verbaasd dat het bijna altijd goed gaat. Wat opvalt is dat iedereen alles rustig op zich af laat komen, niemand schreeuwt, niemand maakt ruzie, ook al zit men bijna boven op elkaar. Dat zijn we in Turkije en Griekenland wel héél anders gewend.
Na twee dagen acclimatiseren hebben we een driedaagse excursie geboekt naar Halong Bay en Cap Da Island. De fietsen werden in de keuken van het boekingskantoor gestald en met bus (180 km in 6 uur) en boot maakten we een prachtige excursie. Op het eiland wandelen en relaxen én een duik in zee.
Daarna begon het fietsen pas echt. ’S Morgens om 5.30 uur vertrokken we vanuit Hanoi. In de omgeving van het meer waren velen Vietnamezen aan het joggen, airobiccen, rek- en strekoefeningen aan het doen of tai chi. Het vroege tijdstip hadden we uitgekozen omdat er dan nog nauwelijks verkeer was en de lucht nog niet zo vervuild. Highway nr. 1, dé doorgaande weg is een tweebaans weg. Meestal van asfalt maar vol met gaten. Als fietser kan je daar makkelijk om heen. In tegenstelling tot de bus die constant moest afremmen of daar te laat voor was en zo door de kuilen denderde zodat de passagiers alle kanten op vlogen. Bussen en vrachtwagens zijn het enige snelverkeer, luxe auto’s kom je amper tegen.
Fietsers en brommers vervoeren alles wat je je maar kan bedenken achterop. Het maximum aantal mensen op een brommer was 6, daarnaast gaat een koe of varken ook ‘gewoon’ achterop. Evenals kippen en eenden (met de poten aan het stuur gebonden) of een halve winkel van plastic huishoudartikelen.
Schoolkinderen, keurig in uniform, kwamen we doorlopend tegen. Vol belangstelling stelden ze ons vragen en wilden hun Engels oefenen maar waren beslist niet opdringerig. Kinderen vermaken zich hier nog steeds uitstekend met knikkeren, touwtje springen, elastieken en boter, kaas en eieren op de stoeptegels gekrijt.
De belangrijkste vraag onderweg (naast getrouwd? kinderen? werk?) was hoe duur onze fietsen waren. We zakken steeds meer met de prijs omdat het gênant was om de juiste prijs te noemen als je een inkomen hebt van slechts 30$ per maand.
Via Ninh Binh (Hoa Lu), langs talloze riviertjes met bergen en rotspartijen, kwamen we in Hué waar de verboden stad is met verschillende paleizen. In de oude stad verbleven we in een klein en knus koloniaal hotel, midden tussen de lokale bevolking. De 2e dag in Hué begon het te regenen en voorlopig zou het niet meer ophouden. Soms hadden we een droge dag mét zon maar gedurende zo’n tien dagen was het weer aardig van slag. Verschillende tyfoons kwamen over het land, rivieren stroomden over, straten en huizen kwamen onder water te staan. Hoe blijf je met zoiets positief?
Eigenlijk ging het vanzelf. In NL zie je met dit weer niemand op straat, hier gaat het leven gewoon door. Bijna iedereen rolt zijn broekspijpen op, trekt zijn felgekleurde cape aan en blijft lachen. Veel toeristen kwamen vast te zitten. Omdat er een belangrijke brug vernield was reden er geen treinen en bussen meer. Vliegvelden waren ook ondergelopen. In hotels konden alleen de bovenverdiepingen worden verhuurd.
Wij hadden ‘mazzel’. Wel veel wind en regen maar bij een gemiddelde temperatuur van 25 graden was het beslist niet koud. Af en toe tot de knieën door het water maar omdat we op tijd waren vertrokken waren wij de kapotte brug al voorbij. Iedere dag verwenden we onszelf met een goed hotel en uitgebreid eten. Zo konden we na een goede nachtrust er de volgende dag weer volop tegenaan. Omdat het laagseizoen was viel er over de prijs van een kamer goed te onderhandelen.
Via Danang (China Beach), Hoion, en Nha Trang gingen we de bergen in naar Dalat. Dit is een bijzonder slechte weg en we moesten ook nog eens 10 km klimmen. Onze relatie en ons uithoudingsvermogen werden op de proef gesteld maar we haalden het na 11 uur op de pedalen. Dalat is een stad aan een groot meer waar een zeer mild klimaat heerst. Opvallend was er de grote bloemenmarkt en de Franse chalets.
Ho Chin Minh stad, het vroegere Saigon, is een stad die al aardig verwesterd is. Business centra worden uit de grond gestampt, verder zie je er grote luxe hotels, winkels met luxe artikelen, internetcafé’s enz. Nog méér brommers en fietsen en een aantal ‘luxe’ auto’s uit de jaren 50, oude NZH-bussen en niet te vergeten de cyclo’s. We bezochten o.a. het Rex hotel en het presidentiele paleis. We onthielden ons van bezoeken aan oorlogsmusea, ondergrondse gangen enz.
De Vietnamezen kijken naar de toekomst, werken daar keihard voor en zijn ontzettend positief. De vele oorlogen hebben ze niet vergeten maar ze lijken ze wel te hebben vergeven.
We sloten de vakantie af met een driedaagse excursie in de Mekong delta. Verschillende boottochten op de rivier gaven een goede indruk van dit gebied. Het leven op en aan het water is pure armoe, maar ook hier is iedereen vrolijk en roept en zwaait naar ons. Mensen wassen zich in het water, gebruiken het om thee van te maken, doen de afwas erin, urineren erin, kortom het is multifunctioneel.
In totaal fietsten we 1500 km, hadden 2x een lekke band en moesten eenmaal nieuwe remblokjes kopen. In verhouding zijn we weinig buitenlandse fietsers tegen gekomen. De meest opvallende was een Japanse fietser met een opvallende tekst op zijn fiets: ‘Jesus is the Lord’. Het was in de tijd van de regen en hij had zichzelf en een groot deel (zelfs zijn stuur) in plastic verpakt. Daarnaast viel op dat hij zijn kleine fietstassen achterop had en de grote voorop. De verhoudingen leken wat zoek te zijn….We kwamen ook een Duitser tegen met een gammele fiets met slechts drie versnellingen en in plaats van fietstassen had hij enkel een rugzak! We waren jaloers op een Canadees. Hij gaf les in Japan gedurende een jaar en ging dan een jaar fietsen. Dit was inmiddels zijn derde reis.
De route was afwisselend, veelal vlak met kleine dorpen en rijstvelden. In het noorden was men aan het oogsten en lag alles op straat te drogen. Er werd met de hand gedorst en de hele familie werkte mee.
Vietnam behoort tot een van de 10 armste landen maar aan eten is geen gebrek. Het land is ontzettend vruchtbaar, bijna iedereen heeft wel een rijstveldje of een bananenboom bij zijn huis.
We zijn verliefd op het land en zijn bewoners geworden en het heeft weken geduurd om weer aan NL te wennen. We gaan zeker terug!
Verslag van Jaap Jansze en Alie van Loon
In november fietsten wij een maand in Vietnam. Het enige dat we hadden geregeld was het vliegticket, voor de rest zouden we wel zien. We hadden ervoor gekozen om van Noord naar Zuid te fietsen omdat vanaf oktober tot maart de wind uit het noordwesten komt dus zouden we de wind mee hebben.
Hanoi is een fantastische stad, je waant je er in de 60 en 70er jaren! Niet alleen om wat je er ziet maar ook vanwege de muziek in de kleine cafeetjes: CCR, de Rolling Stones, The Byrds, The Beatles enz. Als je in deze stad fietst kom je ogen te kort en val je van de ene verbazing in de andere. Fietsers zijn ze wel gewend, iedereen heeft een fiets of een brommer. Rijen dik persen ze zich door de smalle straatjes, het getoeter en geronk van de brommer is oorverdovend. “Gewoon” met de stroom meegaan want anders kom je nergens. Verkeersregels zijn er niet, het liefst rijdt men ook nog de tegengestelde richting op. Op rotondes en kruispunten is het helemaal een wirwar van mensen en je bent én blijft verbaasd dat het bijna altijd goed gaat. Wat opvalt is dat iedereen alles rustig op zich af laat komen, niemand schreeuwt, niemand maakt ruzie, ook al zit men bijna boven op elkaar. Dat zijn we in Turkije en Griekenland wel héél anders gewend.
Na twee dagen acclimatiseren hebben we een driedaagse excursie geboekt naar Halong Bay en Cap Da Island. De fietsen werden in de keuken van het boekingskantoor gestald en met bus (180 km in 6 uur) en boot maakten we een prachtige excursie. Op het eiland wandelen en relaxen én een duik in zee.
Daarna begon het fietsen pas echt. ’S Morgens om 5.30 uur vertrokken we vanuit Hanoi. In de omgeving van het meer waren velen Vietnamezen aan het joggen, airobiccen, rek- en strekoefeningen aan het doen of tai chi. Het vroege tijdstip hadden we uitgekozen omdat er dan nog nauwelijks verkeer was en de lucht nog niet zo vervuild. Highway nr. 1, dé doorgaande weg is een tweebaans weg. Meestal van asfalt maar vol met gaten. Als fietser kan je daar makkelijk om heen. In tegenstelling tot de bus die constant moest afremmen of daar te laat voor was en zo door de kuilen denderde zodat de passagiers alle kanten op vlogen. Bussen en vrachtwagens zijn het enige snelverkeer, luxe auto’s kom je amper tegen.
Fietsers en brommers vervoeren alles wat je je maar kan bedenken achterop. Het maximum aantal mensen op een brommer was 6, daarnaast gaat een koe of varken ook ‘gewoon’ achterop. Evenals kippen en eenden (met de poten aan het stuur gebonden) of een halve winkel van plastic huishoudartikelen.
Schoolkinderen, keurig in uniform, kwamen we doorlopend tegen. Vol belangstelling stelden ze ons vragen en wilden hun Engels oefenen maar waren beslist niet opdringerig. Kinderen vermaken zich hier nog steeds uitstekend met knikkeren, touwtje springen, elastieken en boter, kaas en eieren op de stoeptegels gekrijt.
De belangrijkste vraag onderweg (naast getrouwd? kinderen? werk?) was hoe duur onze fietsen waren. We zakken steeds meer met de prijs omdat het gênant was om de juiste prijs te noemen als je een inkomen hebt van slechts 30$ per maand.
Via Ninh Binh (Hoa Lu), langs talloze riviertjes met bergen en rotspartijen, kwamen we in Hué waar de verboden stad is met verschillende paleizen. In de oude stad verbleven we in een klein en knus koloniaal hotel, midden tussen de lokale bevolking. De 2e dag in Hué begon het te regenen en voorlopig zou het niet meer ophouden. Soms hadden we een droge dag mét zon maar gedurende zo’n tien dagen was het weer aardig van slag. Verschillende tyfoons kwamen over het land, rivieren stroomden over, straten en huizen kwamen onder water te staan. Hoe blijf je met zoiets positief?
Eigenlijk ging het vanzelf. In NL zie je met dit weer niemand op straat, hier gaat het leven gewoon door. Bijna iedereen rolt zijn broekspijpen op, trekt zijn felgekleurde cape aan en blijft lachen. Veel toeristen kwamen vast te zitten. Omdat er een belangrijke brug vernield was reden er geen treinen en bussen meer. Vliegvelden waren ook ondergelopen. In hotels konden alleen de bovenverdiepingen worden verhuurd.
Wij hadden ‘mazzel’. Wel veel wind en regen maar bij een gemiddelde temperatuur van 25 graden was het beslist niet koud. Af en toe tot de knieën door het water maar omdat we op tijd waren vertrokken waren wij de kapotte brug al voorbij. Iedere dag verwenden we onszelf met een goed hotel en uitgebreid eten. Zo konden we na een goede nachtrust er de volgende dag weer volop tegenaan. Omdat het laagseizoen was viel er over de prijs van een kamer goed te onderhandelen.
Via Danang (China Beach), Hoion, en Nha Trang gingen we de bergen in naar Dalat. Dit is een bijzonder slechte weg en we moesten ook nog eens 10 km klimmen. Onze relatie en ons uithoudingsvermogen werden op de proef gesteld maar we haalden het na 11 uur op de pedalen. Dalat is een stad aan een groot meer waar een zeer mild klimaat heerst. Opvallend was er de grote bloemenmarkt en de Franse chalets.
Ho Chin Minh stad, het vroegere Saigon, is een stad die al aardig verwesterd is. Business centra worden uit de grond gestampt, verder zie je er grote luxe hotels, winkels met luxe artikelen, internetcafé’s enz. Nog méér brommers en fietsen en een aantal ‘luxe’ auto’s uit de jaren 50, oude NZH-bussen en niet te vergeten de cyclo’s. We bezochten o.a. het Rex hotel en het presidentiele paleis. We onthielden ons van bezoeken aan oorlogsmusea, ondergrondse gangen enz.
De Vietnamezen kijken naar de toekomst, werken daar keihard voor en zijn ontzettend positief. De vele oorlogen hebben ze niet vergeten maar ze lijken ze wel te hebben vergeven.
We sloten de vakantie af met een driedaagse excursie in de Mekong delta. Verschillende boottochten op de rivier gaven een goede indruk van dit gebied. Het leven op en aan het water is pure armoe, maar ook hier is iedereen vrolijk en roept en zwaait naar ons. Mensen wassen zich in het water, gebruiken het om thee van te maken, doen de afwas erin, urineren erin, kortom het is multifunctioneel.
In totaal fietsten we 1500 km, hadden 2x een lekke band en moesten eenmaal nieuwe remblokjes kopen. In verhouding zijn we weinig buitenlandse fietsers tegen gekomen. De meest opvallende was een Japanse fietser met een opvallende tekst op zijn fiets: ‘Jesus is the Lord’. Het was in de tijd van de regen en hij had zichzelf en een groot deel (zelfs zijn stuur) in plastic verpakt. Daarnaast viel op dat hij zijn kleine fietstassen achterop had en de grote voorop. De verhoudingen leken wat zoek te zijn….We kwamen ook een Duitser tegen met een gammele fiets met slechts drie versnellingen en in plaats van fietstassen had hij enkel een rugzak! We waren jaloers op een Canadees. Hij gaf les in Japan gedurende een jaar en ging dan een jaar fietsen. Dit was inmiddels zijn derde reis.
De route was afwisselend, veelal vlak met kleine dorpen en rijstvelden. In het noorden was men aan het oogsten en lag alles op straat te drogen. Er werd met de hand gedorst en de hele familie werkte mee.
Vietnam behoort tot een van de 10 armste landen maar aan eten is geen gebrek. Het land is ontzettend vruchtbaar, bijna iedereen heeft wel een rijstveldje of een bananenboom bij zijn huis.
We zijn verliefd op het land en zijn bewoners geworden en het heeft weken geduurd om weer aan NL te wennen. We gaan zeker terug!